Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
2.De beoordeling
Afl. 20.000,- in dit geval op zijn plaats.
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De zaak betreft een incident dat plaatsvond in de nacht van 3 op 4 oktober 2015, waarbij [geïntimeerde] probeerde te helpen bij een bewusteloze vrouw, die de partner van [appellant] bleek te zijn. Tijdens dit incident ontstond een woordenwisseling tussen [appellant] en [geïntimeerde], waarbij [appellant] [geïntimeerde] met de vuist sloeg, wat resulteerde in een gebroken heup voor [geïntimeerde].
In eerste aanleg werd [appellant] bij verstek veroordeeld voor onrechtmatige daad en aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW. [geïntimeerde] vorderde schadevergoeding, die door het Gerecht volledig werd toegewezen. [appellant] ging in hoger beroep en voerde grieven aan tegen het vonnis, met de stelling dat hij niet onrechtmatig had gehandeld en dat de schade niet aan hem kon worden toegerekend.
Het Hof oordeelde dat [appellant] ontvankelijk was in zijn hoger beroep, maar verwierp zijn grieven. Het Hof bevestigde de bindende kracht van de eerdere vaststellingen en oordeelde dat [appellant] onrechtmatig had gehandeld. De schadevergoeding werd vastgesteld op Afl. 23.503,-, inclusief immateriële schadevergoeding van Afl. 20.000,-. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis werd uitgesproken op 16 april 2019.