ECLI:NL:OGHACMB:2019:56

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
21 maart 2019
Publicatiedatum
6 juni 2019
Zaaknummer
500.00341/17 H128/2018
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake valsheid in geschrifte en diefstal met vervalste waardekaarten

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 21 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De verdachte was eerder vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, maar de officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld. Het Hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het kennisnam van de vordering van de procureur-generaal, mr. M.L.A. Angela, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. R.S. Martis.

De verdachte werd beschuldigd van valsheid in geschrifte, diefstal en poging tot diefstal, waarbij hij in vereniging met anderen vervalste waardekaarten zou hebben gebruikt om geldbedragen te verkrijgen. Het Hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk vervalste waardekaarten voorhanden had, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze bestemd waren voor gebruik als ware deze echt en onvervalst. De verdachte werd vrijgesproken van de feiten 2 en 3, omdat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen.

Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De uitspraak benadrukt de ernst van het misdrijf van skimmen en de impact daarvan op financiële instellingen en hun klanten.

Uitspraak

Zaaknummer: H 128/2018
Parketnummer: 500.00341/17
Uitspraak: 21 maart 2019 Tegenspraak
Verkort vonnis
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) van 23 mei 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] [geboortejaar] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats].
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van 23 mei 2018 van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde vrijgesproken.
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. M.L.A. Angela, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman,
mr. R.S. Martis naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde tot een bewezenverklaring komt.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, na de toegestane wijziging tenlastelegging in eerste aanleg, ten laste gelegd
:

1.Valsheid in geschrifte

dat hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode van 29 juni 2017 tot en met 21 juli 2017, althans in de maand juli 2017, te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van één of meer betaalpas(sen) en/of waardekaart(en) en/of enig(e) andere voor het publiek beschikbare kaart(en) en/of voor het publiek beschikbare dragers van identiteitsgegevens, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst en/of opzettelijk zodanig(e) geschrift(en) heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij (telkens) wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die/dat geschrift(en) bestemd was/waren voor zodanig gebruik,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) telkens met die laatstgenoemde (valse of vervalste) betaalpas(sen) en/of waardekaart(en) en/of enig(e) andere voor het publiek beschikbare kaart(en) en/of voor het publiek beschikbare dragers van identiteitsgegevens, elektronische opnames en/of betalingen ten laste van de rechtmatige eigena(a)r(en) van die originele betaalpas(sen en/of waardekaart(en) en/of enig(e) andere voor het publiek beschikbare kaart(en) en/of voor het publiek beschikbare dragers van identiteitsgegevens hebben verricht,
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s), valselijk de oorspronkelijke (magneetstrip)gegevens van (een) originele betaalpas(sen) en/of waardekaart(en) en/of enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en en/of voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens van een of meer personen heeft/hebben gekopieerd/geladen naar/op (een) betaalpas(sen) en/of waardekaart(en) en/of enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en) en/of voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens, welke zijn voorzien van een magneetstrip;
(artikel 2:185, lid 1, onderdeel g jo lid 2 jo 2:184 lid 1 en 2 van het Wetboek van Strafrecht)

2.Diefstal

dat hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode van 29 juni 2017 tot en met 21 juli 2017, althans in de maand juli 2017, te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één of meer geldbedragen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan één of meer banken (onder meer de RBC Royal Bank),
althans één of meer andere personen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel(s), te weten één of meer valse en/of vervalste betaalpassen en/of de daarbij behorende pincodes;
en/of
dat hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode van 29 juni 2017 tot en met 21 juli 2017, althans in de maand juli 2017, te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
één of meer banken (onder meer de RBC Royal Bank), heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen , in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met voren omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als de rechthebbende(n) van een of meer bankrekeningen door middels gebruikmaking van een valse en/of vervalste betaalpas en/of de bijbehorende pincode geld op te nemen en/of betalingen te verrichten bij een of meer geldautomaten, waardoor een of meer banken (onder meer de RBC Royal Bank) werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
(artikel 2:305, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht)

3.Poging diefstal

dat hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode van 29 juni 2017 tot en met 21 juli 2017, althans in de maand juli 2017, te Curaçao, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen één of meer geldbedragen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan één of meer banken (onder meer de RBC Royal Bank)
althans aan één of meer andere personen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en zich daarbij de toegang tot de plaats des misdrijfs te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van (een) valse sleutel(s), te weten één of meer valse en/of vervalste betaalpassen en/of (de daarbij behorende) pincode(s),
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - middels gebruikmaking van een valse en/of vervalste betaalpas en/of de bijbehorende pincode geld opgenomen en/of betalingen verricht bij een of meer geldautomaten,
terwijl de uitvoering van dat door hem, verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 2:289 jo 2:288 jo 1:119 van het Wetboek van Strafrecht)
en/of
dat hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode van 29 juni 2017 tot en met 21 juli 2017, althans in de maand juli 2017, te Curaçao, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
één of meer banken (onder meer de RBC Royal Bank), te bewegen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met voren omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als de rechthebbende(n) van een of meer bankrekeningen door middels gebruikmaking van een valse en/of vervalste betaalpas en/of de bijbehorende pincode geld op te nemen en/of betalingen te verrichten bij een of meer geldautomaten, om zodoende een of meer banken (onder meer de RBC Royal Bank) te bewegen tot bovenomschreven afgifte;
terwijl de uitvoering van dat door hem, verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 2:305 jo 1:119 van het Wetboek van Strafrecht)
Vrijspraak van feiten 2 en 3
Het Hof is met de eerste rechter en op dezelfde gronden als deze van oordeel dat de gedragingen van de verdachte van onvoldoende gewicht zijn geweest om vast te stellen dat er ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten sprake is van de voor medeplegen vereiste voldoende en nauwe bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten. De verdachte zal daarom ten aanzien van die feiten worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 ten laste is gelegd, met dien verstande:
dat hij
op een of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode van 29 juni 2017 tot en met 21 juli 2017, althansin de maand juli 2017, te Curaçao, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleen, (telkens)opzettelijk
gebruik heeft gemaakt van één of meer betaalpas(sen) en/ofwaardekaart
(en
) en/of enig(e) andere voor het publiek beschikbare kaart(en) en/of voor het publiek beschikbare dragers van identiteitsgegevens,bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, als ware die
/datgeschrift
(en
) (telkens
)echt en onvervalst
en/of opzettelijk zodanig(e) geschrift(en) heeft afgeleverd en/ofvoorhanden heeft gehad, terwijl hij
(telkens)wist
of redelijkerwijs moest vermoedendat die
/datgeschrift
(en
)bestemd
was/waren voor zodanig gebruik,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) telkens met die laatstgenoemde (valse of vervalste) betaalpas(sen) en/of waardekaart(en) en/of enig(e) andere voor het publiek beschikbare kaart(en) en/of voor het publiek beschikbare dragers van identiteitsgegevens, elektronische opnames en/of betalingen ten laste van de rechtmatige eigena(a)r(en) van die originele betaalpas(sen en/of waardekaart(en) en/of enig(e) andere voor het publiek beschikbare kaart(en) en/of voor het publiek beschikbare dragers van identiteitsgegevens hebben verricht,
enbestaande die
valsheid ofvervalsing hierin dat
verdachte en/ofzijn mededader
(s
), valselijk de oorspronkelijke (magneetstrip)gegevens van
(een)originele betaalpas
(sen
) en/of waardekaart(en) en/of enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en en/of voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens van een of meer personen heeft/hebben gekopieerd/geladen naar/op
(een) betaalpas(sen) en/ofwaardekaart
(en
) en/of enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en) en/of voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens,welke zijn voorzien van een magneetstrip;
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit vonnis.
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat geen sprake is van medeplegen. Volgens hem is niet vast komen te staan dat de verdachte geweten heeft van een plan om met vervalste passen te pinnen en heeft hij daarbij geen significante rol gespeeld. De gedragingen van de verdachte hadden niet een dusdanig gewicht dat hij daardoor als medepleger kan worden aangemerkt. Daar komt bij dat de verdachte geen geld heeft gekregen van de medeverdachten, dat is althans niet gebleken. De verdachte is pas na de overhandiging van het pakket erachter gekomen dat het pakket pasjes bevatte. Hij heeft nooit het doel gehad om daarmee te pinnen.
Het Hof stelt vast dat onder 1 onder meer ten laste is gelegd het opzettelijk voorhanden hebben van de valse of vervalste waardekaarten terwijl de verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat deze bestemd waren voor gebruik als ware deze echt en onvervalst (artikel 2:185, tweede lid, juncto het eerste lid onder g juncto artikel 2:184 tweede lid Sr).
Het Hof is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte de vervalste waardekaarten feitelijk tot zijn beschikking had. De verdachte heeft verklaard dat hij de passen op 2 juli 2017 in bewaring heeft gekregen van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en dat hij deze op 20 juli 2017 via zijn broer aan de medeverdachten heeft gegeven. Na hun aanhouding en inverzekeringstelling heeft hij de passen op 22 juli 2017 uit hun hotelkamer meegenomen. Op 23 juli 2017 heeft hij de passen tijdens de politiecontrole, waarbij hij is aangehouden, onder zijn zitplaats in de auto geschoven.
De verdachte heeft op 4 juli 2017 telefonisch de volgende tekst naar [medeverdachte 1] verzonden: ‘
the cards are not good’.Tijdens zijn verhoor op 20 januari 2018 heeft hij tegenover de politie verklaard dat hij een bericht naar [medeverdachte 1] heeft gestuurd om te zeggen dat die passen niet goed waren, maar dat hij daarop geen antwoord had gekregen. Hij heeft tijdens dat verhoor ook verklaard dat hij het vermoeden had gekregen dat het valse passen waren om spullen mee te kopen. Een vriend van hem had tegen hem gezegd dat die passen werden gebruikt voor ‘targetear’, dus om geld mee op te nemen.
Het Hof constateert dat de verdachte ook na ontvangst van die informatie de passen heeft gehouden.
Het Hof is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte wist dat de passen die hij voorhanden had bestemd waren voor gebruik als ware deze echt en onvervalst.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:184 tweede lid juncto artikel 2:185, tweede lid, juncto het eerste lid onder g, van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Opzettelijk enig in artikel 2:185, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht vermeld vals of vervalst geschrift voorhanden hebben, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als waren het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Naar het oordeel van het Hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een vrijheidsbeneming met zich brengt.
De verdachte heeft 14 vervalste waardekaarten voorhanden gehad. Deze waardekaarten waren voorzien van een magneetstrip, waarop later geskimde bankpasgegevens zijn aangebracht (gekopieerd) van originele bankkaarten. Daardoor zouden deze kaarten gebruikt kunnen worden als betaalkaarten voor betalingen en/of geldopnames. Skimmen is een ernstig misdrijf, dat niet alleen schade voor financiële instellingen en/of hun klanten veroorzaakt, ook wordt het vertrouwen van de gebruikers van het bancaire systeem door dit type misdrijven ondermijnd.
Het Hof heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel uit het juridisch documentatieregister.
Het Hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20 , 1:21 en 1:62, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht en doet opnieuw recht;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 en 3 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
15 (vijftien) maanden.
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf een gedeelte, groot
5 (vijf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mrs. C.W.M. Giesen, D. Radder en M.C.B. Hubben, leden van het Hof, bijgestaan door mr. A.F. van der Heide (zittings)griffier, en op 21 maart 2019 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao.
mr. C.W.M. Giesen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
uitspraakgriffier: