ECLI:NL:OGHACMB:2019:53

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
2 mei 2019
Publicatiedatum
6 juni 2019
Zaaknummer
500.00348/18 H-58/2019
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis in hoger beroep betreffende bezit van een vuurwapen en munitie

Op 2 mei 2019 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, dat op 13 februari 2019 was gewezen. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was in Curaçao, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden voor het bezit van een vuurwapen en munitie. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling.

Tijdens de zitting heeft het Hof kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. M.L.A. Angela, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd, en van de argumenten van de verdachte en zijn raadsman, mr. U.F. Dickens, die pleitte voor vrijspraak. Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg bevestigd, maar met enkele aanpassingen in de bewijsmiddelen en de overwegingen met betrekking tot de straf.

Het Hof oordeelde dat de verdachte, samen met medeverdachten, bewust en nauw samenwerkte om zich van het vuurwapen te ontdoen tijdens een politieachtervolging. De omstandigheden waaronder het vuurwapen werd aangetroffen, waren zeer zorgwekkend. Het Hof heeft de verdachte niet als recidivist aangemerkt, maar heeft desondanks besloten om de eerder opgelegde straf te handhaven, gezien de ernst van de feiten en het gevaar dat van het vuurwapen uitging. De op te leggen straf is mede gebaseerd op artikel 1:224 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Zaaknummer: H- 58/2019

Parketnummer: 500.00348/18
Uitspraak: 2 mei 2019 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) van 13 februari 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

(volgens eigen opgave:) [VERDACHTE],

geboren op [geboortedag] [geboortejaar] in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Gerecht beslissingen genomen ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. M.L.A. Angela, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman,
mr. U.F. Dickens, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, omdat het Hof zich daarmee verenigt, onder vervanging van bewijsmiddel 2 en de bewijsoverweging, onder gedeeltelijke vervanging van de overweging met betrekking tot de oplegging van de straf en onder aanvulling van de toepasselijke wettelijke voorschriften.
Bewijsmiddelen
Het Hof vervangt bewijsmiddel 2 door de volgende bewijsmiddelen.
a. Op 22 november 2018 werd medeverdachte [medeverdachte] door de verbalisant [verbalisant] verhoord. Hij heeft het volgende verklaard:
De tas waarin een vuurwapen werd aangetroffen had [verdachte] in zijn handen toen hij in de auto stapte. [verdachte] is de man genaamd [verdachte]
(het Hof begrijpt: de verdachte N.A. [verdachte]). Het wapen is van [verdachte]. [1]
Op 11 april 2019 heeft de verdachte ter openbare terechtzitting van het Hof verklaard:
Ik zat op 16 oktober 2018 voorin in de grijze Kia Cerato die gestopt is door de politie. Ik ben uitgestapt en aangehouden.
Bewijsoverweging
Voor een veroordeling ter zake van het voorhanden hebben van een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 is naast de aanwezigheid van het wapen (al dan niet in de onmiddellijke nabijheid van de verdachte) en een meer of mindere mate van bewustheid bij de verdachte omtrent de aanwezigheid van dat wapen, een zekere macht van de verdachte over het wapen vereist. Aan deze voorwaarden is in de onderhavige zaak voldaan.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen kan immers worden vastgesteld dat de verdachte voor in de betreffende auto zat, hetzij als bestuurder hetzij als medepassagier, tijdens de achtervolging van die auto door de politie. Op de achterbank zaten nog twee medeverdachten. Vanuit het voorraam aan de rechterzijde van die auto werd op enig moment tijdens de achtervolging een vuurwapen in het struikgewas gegooid. Op het moment dat de auto door de politie tot stilstand werd gedwongen en de vier inzittenden werden gemaand uit te stappen, werd door de man die rechts achterin zat een schoudertas inhoudende een doorgeladen pistool van het merk [wapenmerk] weggegooid.
Deze tas werd door de verdachte gedragen toen hij in de auto stapte en is dus op enig moment tijdens het rijden van voor in de auto naar de medeverdachte achter in de auto gegaan.
Het Hof is gelet op voornoemde feiten en omstandigheden van oordeel dat het tenlastegelegde medeplegen van vuurwapenbezit bewezen kan worden verklaard. De verdachte heeft immers met zijn medeverdachte bewust en nauw samengewerkt om zich tijdens de achtervolging van zijn doorgeladen vuurwapen te ontdoen, en heeft het daarmee met die medeverdachte samen en in vereniging voorhanden gehad..
Oplegging van de straf
Het Hof ziet de verdachte, anders dan de eerste rechter, niet als een recidivist maar als een first offender, waarbij het Hof in beginsel als uitgangspunt een deels voorwaardelijke gevangenisstraf hanteert. Het Hof ziet echter geen aanleiding een lagere straf op te leggen dan hem in eerste aanleg is opgelegd. Het Hof neemt namelijk in strafverzwarende zin mee dat het om een doorgeladen – dus schietklaar - vuurwapen ging, dat onder zeer bedenkelijke omstandigheden is aangetroffen terwijl de verdachte geen openheid van zaken heeft willen geven en er daarmee dus geen blijk van heeft gegeven enig inzicht te hebben in het gevaarzettend karakter van zijn gedragingen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is mede gegrond op artikel 1:224 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het Hof:
bevestigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.C.B. Hubben, D. Radder en H. de Doelder, leden van het Hof, bijgestaan door mr. M.D.M. Connor, (zittings)griffier, en op
2 mei 2019 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao.
Mr. H. de Doelder is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] d.d. 22 november 2018.