ECLI:NL:OGHACMB:2019:250

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 juni 2019
Publicatiedatum
17 juni 2020
Zaaknummer
100.00565/17 H 121/2018
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en veroordeling voorhanden hebben vuurwapen en munitie

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 6 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De verdachte, geboren in 1984, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen de vrijspraak voor de andere ten laste gelegde feiten en de beslissingen omtrent de in beslag genomen voorwerpen.

Tijdens de zitting op 16 mei 2019, die plaatsvond via een beeld- en geluidsverbinding tussen Curaçao en Sint Maarten, heeft het Hof de vordering van de procureur-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het vonnis en een zwaardere straf. De raadsvrouw van de verdachte pleitte voor vrijspraak of een lagere straf. Het Hof oordeelde dat het vonnis waarvan beroep niet in stand kon blijven, omdat de bewijsconstructie niet voldoende was voor de bewezenverklaring van de eerdere veroordeling.

Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 13 december 2017 in Sint Maarten een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad, wat in strijd is met de Vuurwapenverordening 1930. De verdachte werd schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen en munitie, wat ernstige gevolgen heeft voor de veiligheid in de samenleving. Het Hof legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, en beval de onttrekking aan het verkeer van het vuurwapen en de munitie. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is geregistreerd onder proces-verbaalnummer 237/JD/2017.

Uitspraak

Zaaknummer: H 121/2018

Parketnummer: 100.00565/17
Uitspraak: 6 juni 2019 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) van 27 juni 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1984 in de [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres]
.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het onder 2 en 3 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Gerecht beslissingen genomen ten aanzien van in beslag genomen voorwerpen.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Nu alleen de verdachte hoger beroep heeft ingesteld, is het vonnis waarvan beroep slechts aan beoordeling in hoger beroep onderworpen voor zover het betrekking heeft op de beslissingen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft, met uitdrukkelijke instemming van de verdediging en het openbaar ministerie, plaatsgevonden op 16 mei 2019 via een directe beeld- en geluidsverbinding tussen het gerechtsgebouw in Curaçao en het gerechtsgebouw in Sint Maarten. Tegenwoordig in Curaçao waren de leden van het Hof en de griffier. Tegenwoordig in Sint Maarten waren de procureur-generaal
mr. J. Spaans, de verdachte en diens raadsvrouw mr. S.R. Bommel, advocaat in Sint Maarten. Het onderzoek heeft plaatsgevonden met bijstand van de vaste gerechtelijke tolk, L. Richardson, wonende in Sint Maarten, die hetgeen ter terechtzitting is gesproken of voorgelezen, voor zover nodig heeft vertaald.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek van voorarrest.
Zijn vordering behelst voorts de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen voorwerpen.
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Subsidiair heeft zij een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat de bewijsconstructie de bewezenverklaring niet kan dragen en het Hof overigens ook tot andere beslissingen komt.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - voor zover thans nog aan de orde - ten laste gelegd:
dat hij op of omstreeks 13 december 2017 in Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een vuurwapen, in de zin van de Vuurwapenverordening, te weten een vuurwapen kaliber 9mm van het merk Sig Sauer Model P6, voorzien van serienummer [SERRIENUMMER 1] en/of munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening, te weten vier scherpe patronen, voorzien van bodemstempel WMA 14, voorhanden heeft gehad.
Bewezenverklaring
Het Hof acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:
dat hij op
of omstreeks13 december 2017 in Sint Maarten,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,een vuurwapen, in de zin van de Vuurwapenverordening
1930, te weten een vuurwapen kaliber 9mm van het merk Sig Sauer Model P6, voorzien van serienummer [SERRIENUMMER 1] en
/ofmunitie, in de zin van de Vuurwapenverordening
1930, te weten vier scherpe patronen, voorzien van bodemstempel WMA 14, voorhanden heeft gehad.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1] De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens zakelijk weergegeven.
1. Op 13 december 2017 omstreeks 21.25 uur, bevonden de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 3], [verbalisant 4] en [verbalisant 5] zich aan de [naam weg 1] Drive en de [naam weg 2] Drive nabij de [naam bar] Bar in Dutch Quarter, Sint Maarten. Zij hebben het volgende gerelateerd:
“ Wij, verbalisanten, zagen een witte personenauto, van het merk Hyundai model I-10 nabij de bar geparkeerd staan en vier personen in de auto zitten. Op het moment dat deze personen ons opmerkten vluchtten de passagier naast de bestuurder alsmede de passagiers op de achterbank uit de auto en renden langs de [naam bar] Bar in de richting van de muur langs de [naam weg 1] Drive. Op dat moment zagen wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], dat drie personen in onze richting renden. Wij, verbalisanten, schenen met onze lampen op deze personen en riepen “stop politie”’. Wij, verbalisanten, zagen op dat moment twee personen in de nabij gelegen woning vluchten en dat een derde persoon tussen een aldaar geparkeerde auto en geparkeerde wrakken van autobussen doorliep. Wij, verbalisanten, zagen dat deze persoon op het moment dat hij ter hoogte van de voorzijde van deze bussen was, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp uit zijn broekzak haalde en deze in de richting van de bussen gooide. Aansluitend hoorden wij, verbalisanten, dat er een hard voorwerp ergens tegenaan viel. De verdachte liep door in onze richting, waarna hij is aangehouden.
De verdachte bleek later te zijn:
[VERDACHTE], geboren op [geboortedatum] 1984 in de [geboorteplaats], wonende in [woonplaats].
Wij, verbalisanten, zijn op het plaats delict op zoek gegaan naar het mogelijke vuurwapen. Ik, verbalisant [verbalisant 2], zag in de bus welke met de achterzijde tegen de muur nabij de [naam weg 1] Road stond, op de grond onder het stuurwiel een vuurwapen liggen. Ik, verbalisant, zag dat het een zwart gekleurd vuistvuurwapen was.
De hoofdagent van de Team Forensisch Opsporing, [hoofdagent 1], heeft ter plaatse het vuurwapen veilig gesteld en in beslag genomen.” [2]
2. Door verbalisant [verbalisant 6], werkzaam bij het Team Forensisch Opsporing in Sint Maarten, is een onderzoek ingesteld naar het op 13 december 2017 door haar ontvangen in beslag genomen vuurwapen en de bijbehorende munitie. Zij heeft het volgende gerelateerd:
“Aangeboden voor onderzoek: een pistool van het merk SIG SAUER, model P6 en van het kaliber 9 mm x 19. Het kaliber 9 mm x 19 is gelijk gesteld als kaliber 9 mm. Het wapen was voorzien van het wapennummer [SERRIENUMMER 1].
Bij het vuurwapen werd een bijbehorende patroonhouder en vier scherpe patronen van het kaliber 9 mm voor onder onderzoek aangeboden. De scherpe patronen waren voorzien van de bodemstempel WMA 14.
Het pistool betreft een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening1930. De patronen betreffen munitie in de zin van de deze verordening.” [3]
Bewijsoverwegingen
Het bewijsverweer van de raadsvrouw dat het niet de verdachte is geweest die het vuurwapen van zich af heeft gegooid in de bus, vindt zijn weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen en behoeft derhalve geen nadere bespreking. Het verweer met betrekking tot het NFI-rapport behoeft geen nadere bespreking nu dit rapport niet tot het bewijs wordt gebezigd.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde is zowel ten aanzien van het voorhanden hebben van het vuurwapen, als ten aanzien van het voorhanden hebben van de munitie voorzien bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930 en strafbaar gesteld in artikel 11 van die verordening.
Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf en maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Met betrekking tot de ernst van het bewezen verklaarde wordt het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in de avonduren onbevoegd voorhanden hebben van een geladen vuurwapen op de openbare weg nabij een uitgaansgelegenheid. Een dergelijk feit veroorzaakt gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de kleinschalige samenleving van Sint Maarten waar vuurwapenbezit niet zelden tot schietincidenten leidt met ernstige afloop. Tegen dit bezit dient daarom streng te worden opgetreden.
Het Hof rekent de verdachte zijn handelen dan ook zwaar aan en is gelet op de aard en ernst van het bewezen verklaarde van oordeel dat slechts een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt, als passende straf in aanmerking komt. Het Hof houdt bij de hoogte van de op te leggen straf rekening met de straffen die door het Hof in soortgelijke zaken aan first offenders, zoals de verdachte, plegen te worden opgelegd.
In matigende zin houdt het Hof rekening met de omstandigheid dat het vuurwapen niet volkomen deugdelijk bleek. Het Hof zal daarom een deel van de vrijheidsbenemende straf voorwaardelijk opleggen.
Het Hof is, na een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat de na te melden straf passend en geboden is.
In beslag genomen voorwerpen
Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
Het vuurwapen en munitie zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
De voorwerpen zijn met betrekking tot het onder 1 bewezen verklaarde begaan. Het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen is bovendien in strijd met de wet en het algemeen belang. Het Hof zal de voorwerpen daarom onttrekken aan het verkeer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:74 en 1:75 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht voor zover aan het oordeel van het Hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een pistool van het merk SIG SAUER model P6, kaliber 9 mm x 19 en voorzien van serienummer [SERRIENUMMER 1] en 4 scherpe patronen van het kaliber 9 mm voorzien van bodemstempel WMA 14.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.C.B. Hubben, S. Verheijen en A.J.M. van Gink, leden van het Hof, bijgestaan door R.A. Caupain, (zittings)griffier, en op 6 juni 2019 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten.
mr. S. Verheijen en de uitspraakgriffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Sint Maarten d.d. 2 januari 2018, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 237/JD/2017.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 december 2017, pagina 6-7.
3.Proces-verbaal van technisch onderzoek i.v.m. vuurwapen en munitie d.d. 23 januari 2017, los stuk.