Uitspraak
als bedoeld in artikel 263a Rv in de zaak van:
wonende in [woonplaats],
procederend in persoon,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
gemachtigde: mr. M.F. Murray,
1.[naam],2. Stichting [SPF 1],3. Stichting [SPF2],wonende en gevestigd in [woon- vestigingsplaats],gedaagden in de hoofdzaak,verweerders in het incident,gemachtigde: mr. K. Frielink.
2.2. Beoordeling
4 februari 2019 in plaats van het onderhavige verzoek in te dienen. Het Hof zal [appellant] niet-ontvankelijk verklaren in het verzoek, het verzoekschrift als een akte van hoger beroep aanmerken en de gronden van het verzoek als grieven. Het ter zake van het indienen van het verzoek betaalde griffierecht van NAf 900,- wordt geacht te zijn betaald voor het instellen van hoger beroep. De zaak zal worden verwezen naar de rol van 30 april 2019 voor het indienen van een memorie van antwoord door [geïntimeerden c.s.]. [geïntimeerde 1] heeft, vooruitlopend op de beslissing die thans wordt gegeven, in de memorie van antwoord al inhoudelijk verweer gevoerd tegen de grieven van [appellant] en daarbij te kennen geven dat wat hem betreft kan worden afgezien van een nieuwe schriftelijke ronde. De verwijzing geldt daarom alleen voor [geïntimeerden c.s.]. Het staat hun vrij om al op een eerdere datum een memorie van antwoord in te dienen door overlegging daarvan aan de balie van het Hof en betekening aan [appellant]. Partijen worden er verder op gewezen dat zij ter besparing van tijd en kosten kunnen afzien van pleidooi.
NAf 250,- per punt.