ECLI:NL:OGHACMB:2019:226

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
28 november 2019
Publicatiedatum
25 februari 2020
Zaaknummer
400.00043/19 H179/2019
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van invoer van cocaïne en marihuana op Bonaire

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 28 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire. De verdachte, geboren in 1968, was eerder vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten, maar werd wel veroordeeld voor de subsidiair ten laste gelegde feiten tot een gevangenisstraf van 16 maanden. De procureur-generaal vorderde in hoger beroep een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Het Hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van de invoer van cocaïne en marihuana op 12 februari 2019. De verdachte was samen met medeverdachten betrokken bij de invoer van aanzienlijke hoeveelheden drugs vanuit de Aves-eilanden naar Bonaire. Het Hof oordeelde dat de rol van de verdachte essentieel was voor het slagen van het drugstransport, aangezien hij op de hoogte was van het doel van de reis en actief deelnam aan de uitvoering van het delict. Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, onvoorwaardelijk, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in het drugstransport.

Uitspraak

Zaaknummer: H 179/2019

Parketnummer: 400.00043/19
Uitspraak: 28 november 2019 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire (hierna: het Gerecht), van 22 augustus 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1968 op [geboorteplaats],
wonende op [woonplaats], [adres]
.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van de onder 1 en 2, telkens primair, ten laste gelegde feiten vrijgesproken en ter zake van de onder 1 en 2, telkens subsidiair, ten laste gelegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. M.L.A. Angela, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman,
mr. E.J. Winkel, advocaat op Bonaire, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, behoudens ten aanzien van de straf en - in zoverre opnieuw recht doende - de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en aftrek van voorarrest. Zijn vordering behelst voorts dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering Caribisch Nederland, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, ook als dat inhoudt het volgen van trainingen gericht op emotieregulatie en het afkicken van drugs.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof (deels) tot andere beslissingen komt.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:

Feit 1

dat hij, op of omstreeks 12 februari 2019, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk heeft ingevoerd en/of doorgevoerd en/of heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in de zin van artikel 1 lid 2 van de Opiumwet 1960 BES en/of artikel 1 lid 3 Opiumwet 1960 BES, in ieder geval in zijn/hun bezit en/of aanwezig heeft/hebben gehad een hoeveelheid van 8991,5 gram cocaïne, en/of een hoeveelheid van 987,4 gram cocaïne, althans een hoeveelheid cocaïne, althans van enige bereiding van cocaïne, zijnde (een) middel(en) als bedoeld in artikel 1 Opiumwet 1960 BES;

(Artikel 3 jo. 11 Opiumwet 1960 BES jo. artikel 49 Wetboek van Strafrecht BES)

en/of
dat medeverdachte(n), [medeverdachte 1][medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], op of omstreeks 12 februari 2019, op het eiland Bonaire, al dan niet opzettelijk heeft/hebben ingevoerd en/of doorgevoerd en/of heeft/hebben bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in de zin van artikel 1 lid 2 van de Opiumwet 1960 BES en/of artikel 1 lid 3 Opiumwet 1960 BES, in ieder geval in zijn/hun bezit en/of aanwezig heeft/hebben gehad een hoeveelheid van 8991,5 gram cocaïne, en/of een hoeveelheid van 987,4 gram cocaïne, althans een hoeveelheid cocaïne, althans van enige bereiding van cocaïne, zijnde (een) middel(en) als bedoeld in artikel 1 Opiumwet 1960 BES, bij het plegen van welk bovenomschreven misdrijf verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest en/of tot het plegen van welk feit verdachte opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door:
- Mee te varen met de medeverdachte(n) [medeverdachte 1][medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op de boot waarmee de/het verdovende middel(len) werd(en) ingevoerd, althans waarop deze aanwezig was/waren;

(Artikel 3 jo 11 Opiumwet 1969 BES jo. artikel 50 Wetboek van Strafrecht BES)

Feit 2

Primair

dat hij, op of omstreeks 12 februari 2019, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk heeft ingevoerd en/of doorgevoerd, in de zin artikel 1 lid 2 van de Opiumwet 1960 BES en/of artikel 1 lid 3 Opiumwet 1960 BES, in ieder geval in zijn/hun bezit en/of aanwezig heeft/hebben gehad een hoeveelheid van 983,8 gram marihuana, althans een hoeveelheid marihuana, althans een hoeveelheid hennep en/of hasjiesj en/of marihuana en/of cannabis, althans van enige gebruikelijke bereiding, waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken, ten grondslag ligt, zijnde (een) middel(len) als bedoeld in artikel 1 Opiumwet 1960 BES;

(Artikel 4 jo 11 Opiumwet 1960 BES jo. artikel 49 Wetboek van Strafrecht BES)

Subsidiair

dat medeverdachte(n), [medeverdachte 1][medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], op of omstreeks 12 februari 2019, op het eiland Bonaire, al dan niet opzettelijk heeft/hebben ingevoerd en/of doorgevoerd en/of heeft/hebben bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in de zin van artikel 1 lid 2 van de Opiumwet 1960 BES en/of artikel 1 lid 3 Opiumwet 1960 BES, in ieder geval in zijn bezit en/of aanwezig heeft/hebben gehad een hoeveelheid van 983,8 gram marihuana, althans een hoeveelheid marihuana, althans een hoeveelheid hennep en/of hasjiesj en/of marihuana en/of cannabis, althans van enige gebruikelijk bereiding, waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken, ten grondslag ligt, zijnde (een) middel(len) als bedoeld in artikel 1 Opiumwet 1960 BES
bij het plegen van welk bovenomschreven misdrijf verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest en/of tot het plegen van welk feit verdachte opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door opzettelijk:
- Mee te varen met medeverdachte(n) [medeverdachte 1][medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op de boot waarmee de/het verdovende middel(len) werd(en) ingevoerd, althans waarop deze aanwezig was/waren;

(Artikel 4 jo 11 Opiumwet 1960 BES jo. artikel 50 Wetboek van Strafrecht BES)

Bewezenverklaring
Het Hof acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2, telkens primair, ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande:
Feit 1
dat hij
,op
of omstreeks12 februari 2019, op
het eilandBonaire, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen, al dan nietopzettelijk heeft ingevoerd
en/of doorgevoerd en/of heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in de zin van artikel 1 lid 2 van de Opiumwet 1960 BES
en/of artikel 1 lid 3 Opiumwet 1960 BES,
in ieder geval in zijn/hun bezit en/of aanwezig heeft/hebben gehadeen hoeveelheid van 8991,5 gram
van enige bereiding vancocaïne, en
/ofeen hoeveelheid van 987,4 gram
cocaïne, althans een hoeveelheid cocaïne, althansvan enige bereiding van cocaïne, zijnde
steeds(een
)middel
(en)als bedoeld in artikel 1 Opiumwet 1960 BES;
Feit 2
Primair
dat hij
,op
of omstreeks12 februari 2019, op
het eilandBonaire, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen, al dan nietopzettelijk heeft ingevoerd
en/of doorgevoerd, in de zin artikel 1 lid 2 van de Opiumwet 1960 BES
en/of artikel 1 lid 3 Opiumwet 1960 BES,
in ieder geval in zijn/hun bezit en/of aanwezig heeft/hebben gehadeen hoeveelheid van 983,8 gram
van een materiaalmarihuana, althans een hoeveelheid marihuana, althans een hoeveelheid hennep en/of hasjiesj en/of marihuana en/of cannabis, althansvan enige gebruikelijke bereiding, waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken, ten grondslag ligt, zijnde
(een
)middel
(len)als bedoeld in artikel 1 Opiumwet 1960 BES.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1] De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens zakelijk weergegeven.
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen op Bonaire.
1. Op 12 februari 2019 kreeg de verbalisant [verbalisant 1], van [verbalisant 2] de opperwachtmeester van de Koninklijke Marechaussee, het verzoek de Koninklijke Marechaussee te ondersteunen bij een controle op een vissersvaartuig bij een aanlegsteiger in [naam plaats 1]. Hij heeft het volgende gerelateerd:
“Ik, verbalisant, vertrok samen met [verbalisant 2], richting [naam plaats 1]. Ik begon gelijk met het doorzoeken van het vissersvaartuig genaamd [naam vaartuig], voorzien van registratienummer [REGISTRATIENUMMER]. Tijdens de controle gaf de narcoticahond een melding door te gaan zitten voor een compartiment in de voorkajuit van het visservaartuig.
Ik, verbalisant, heb de collega’s van de Koninklijke Marechausse aangewezen waar de narcoticahond mij de melding heeft gegeven. Ik kon in voornoemd compartiment een rode rugtas zien. Bij het openmaken van deze rugtas door de collega’s van de Koninklijke Marechaussee, zag ik dat zij een pakje omwikkeld in doorzichtig luchtledig plastic, met een witte substantie lijkende op verdovende middelen, aantroffen. In een andere hoek kon ik zien dat er een grijze jerrycan was. Toen ik de jerrycan openmaakte, kon ik verschillende luchtledig omwikkelde plastic pakketten in de jerrycan zien.” [2]
2. Op 12 februari 2019 werd onder leiding van verbalisant [verbalisant 3] naar aanleiding van verstrekte TCI informatie een doorzoeking verricht op het vissersvaartuig [naam vaartuig] met registratienummer [REGISTRATIENUMMER]. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“De navolgende opvarenden van de boot werden aangehouden:
-[MEDEVERDACHTE 1][medeverdachte 1], geboren op [geboortedatum] 1981 op [geboorteplaats];
-[medeverdachte 2], geboren op [geboortedatum] 1977 op [geboorteplaats];
- [VERDACHTE], geboren op [geboortedatum] 1968 op [geboorteplaats].
Tijdens de doorzoeking werd onder andere inbeslaggenomen:
-Een oranje rugzak van [medeverdachte 2] waarin zich een blok vermoedelijk zijnde cocaïne bevond;
-Een jerrycan met een hoeveelheid blokken vermoedelijk zijnde cocaïne.” [3]
3. Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] hebben op 13 februari 2019 een onderzoek ingesteld naar de op het vissersvaartuig [naam vaartuig] in beslag genomen jerrycan en rugtas. Zij hebben bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“De aangeboden partij bestond uit:
Een jerrycan inhoudende 11 blokken, waarvan 9 blokken van een witkleurige, op cocaïne gelijkende substantie en 2 blokken, gelet op de samenstelling, kleur en geur, op marihuana gelijkend kruid. De 9 blokken van op cocaïne gelijkende substantie - genummerd 1 tot en met 9 - en de 2 blokken op marihuana gelijkend kruid - genummerd 10 en 11 -, werden door ons, verbalisanten, gewogen. Het nettogewicht van de op cocaïne gelijkende substantie bedroeg 8991.5 gram en het op marihuana gelijkend kruid bedroeg 983.8 gram.
Een oranje rugtas met 1 blok witkleurige, op cocaïne gelijkend, substantie, werd door ons, verbalisanten, gewogen. Het nettogewicht bedroeg 987.4 gram.
De witkleurige, op cocaïne gelijkende, substantie van de blokken met nummers 3, 6 en 9 werd door mij, verbalisant [verbalisant 4], getest met behulp van de NARK veldtest. De veldtest gaf een betrouwbare indicatie van de stof cocaïne.
Het op marihuana gelijkend kruid werd door mij, verbalisant [verbalisant 4], getest met behulp van een NIK veldtest. De verkleuring van de veldtest gaf een betrouwbare indicatie van de stof marihuana.” [4]
4. De verdachte [medeverdachte 1][medeverdachte 1] heeft op 9 mei 2019 de volgende verklaring afgelegd:
“Op 12 februari 2019 was ik vanuit de Aves-eilanden op Bonaire aangekomen. Ik was drie dagen en twee nachten bij de Aves-eilanden gebleven. [naam 1](het Hof begrijpt: [naam 1]) heeft [roepnaam verdachte] (het Hof begrijpt: de verdachte) en [roepnaam medeverdachte 2] (het Hof begrijpt: de verdachte [medeverdachte 2]) met mijn pick up in [naam plaats 1] afgezet. De eigenaar van de drugs die hiernaartoe zijn genomen is [naam eigenaar drugs] (het Hof begrijpt: [naam eigenaar drugs]). Ik heb twee keer drugs voor [naam eigenaar drugs] opgehaald bij de Aves-eilanden. De eerste keer in november 2018 en deze keer. [roepnaam medeverdachte 2] en [roepnaam verdachte] wisten voordat wij uit Bonaire waren vertrokken dat wij naar de Aves-eilanden zouden gaan om daar drugs op te halen. Ik heb ze dat één dag van te voren heel duidelijk gezegd. Ik heb ze niet gedwongen. Niemand heeft ‘nee’ gezegd en zij zijn zelf meegegaan. Zij waren het ermee eens. Ik heb het aan hen verteld omdat ik zelf niet wilde dat zij daar verrast zouden worden met de drugs. Ik moest 10 kilo cocaïne en 500 gram marihuana ophalen. Pas toen wij op de Aves-eilanden waren, kwam ik erachter dat er 500 gram marihuana extra bij zat. De gehele bestelling was voor [naam eigenaar drugs]. Bij de overdracht van de drugs heb ik US$ 10.000,00 betaald. Dat geld heb ik twee dagen voor ons vertrek van [naam eigenaar drugs] gekregen. Ik heb met [roepnaam medeverdachte 2] en [roepnaam verdachte] afgesproken dat ik hen iets zou geven als ik door [naam eigenaar drugs] was betaald. Op de terugweg van de Aves-eilanden naar Bonaire hebben wij een blok uit de grijze jug gehaald en dit gecontroleerd. Wij wilden weten of er wel echt drugs in zat. Ik heb het pakket met een mes opengemaakt. Ik zag wit poeder. Ik kon het hierna niet meer in de jug terugkrijgen. Ik heb het vervolgens aan [roepnaam medeverdachte 2] gegeven en hij heeft het in zijn rugtas gedaan. [roepnaam verdachte] was daar ook bij aanwezig.” [5]
5. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep het volgende verklaard:
“Op 12 februari 2019 bevond ik mij in [naam plaats 1] samen met [medeverdachte 1][medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aan boord van de vissersboot [naam vaartuig]. Ik was met hen twee dagen eerder vanuit Bonaire naar de Aves eilanden gevaren. Op 12 februari kwamen wij weer terug op Bonaire. Ik heb tijdens de terugtocht op enig moment het roer overgenomen van [medeverdachte 1][medeverdachte 1] en de boot bestuurd toen hij moest rusten.” [6]
Bewijsoverwegingen
Betrouwbaarheid van de verklaring van [medeverdachte 1]
Anders dan de raadsman heeft bepleit is het Hof van oordeel dat de voor de verdachte belastende verklaring van de verdachte [medeverdachte 1] tot het bewijs kan worden gebezigd, omdat deze verklaring betrouwbaar en geloofwaardig is, gelet op het natuurlijke verloop van het tot stand komen van zijn uiteindelijke bekentenis, die niet op zichzelf staat, maar wordt ondersteund door andere onderzoekresultaten. Ter toelichting overweegt het Hof het navolgende.
De uiteindelijke bekentenis van [medeverdachte 1] is tot stand gekomen aan het eind van een reeks van verhoren waarin hij aanvankelijk iedere betrokkenheid ontkende. In dat stadium van de verhoren probeerde [medeverdachte 1] niet alleen zijn eigen betrokkenheid maar ook die van de verdachte en de derde verdachte, bijgenaamd [roepnaam medeverdachte 2], bij de drugssmokkel nog volledig buiten beeld te houden. Hij positioneerde de verdachte aan boord louter als visser die van de drugssmokkel niets afwist. En [roepnaam medeverdachte 2] kenschetste hij als slechts aanwezig aan boord van de boot vanwege diens kennis van motoren.
Dit heeft [medeverdachte 1] vijf verhoren volgehouden, totdat hij geconfronteerd werd met belastende onderzoeksresultaten in de vorm van opgenomen vertrouwelijke communicatie (hierna: OVC gesprekken). In zijn zesde verhoor is dat kennelijk de reden geweest om meer openheid van zaken te geven: “
Vandaag ben ik gekomen om alles op te helderen”. Hij is daarop gaan verklaren over zijn eigen betrokkenheid bij de smokkel, die zou zijn ingegeven door zijn destijds nijpende financiële situatie. Voorts heeft hij in dat verhoor toegegeven bij nog een ander soortgelijk uitgevoerd transport betrokken te zijn geweest. De verdachte en [roepnaam medeverdachte 2] hield hij in dat stadium van de verhoren echter nog steeds buiten beeld. Hij bleef hen positioneren als de onwetende visser respectievelijk monteur aan boord van het vissersbootje.
Dit is echter aan het einde van dat verhoor veranderd, toen hij door de politie geconfronteerd werd met een ook voor [roepnaam medeverdachte 2] belastend gesprek. Op dat moment heeft hij - kennelijk - besloten openheid van zaken te geven over diens betrokkenheid: zij hebben één van de opgehaalde pakketten op de terugweg gecontroleerd aan boord van de boot om te verifiëren of er daadwerkelijk drugs in zat. Het opengemaakte pakket is na die controle door [roepnaam medeverdachte 2] in diens rugtas gestopt.
In zijn zevende en laatste verhoor heeft [medeverdachte 1] uiteindelijk een volledige bekentenis afgelegd, waarin hij niet alleen nadere details heeft verschaft over zijn eigen rol bij beide transporten, maar ook over verdachtes en [roepnaam medeverdachte 2]’s rol bij het in deze zaak tenlastegelegde transport. Hij heeft daarbij verklaard: “
Ik ga jullie alles vertellen. Jullie hadden afluisterapparatuur (…), dus jullie weten alles al. Ik zal daarom alles vertellen.
Ook in dit verhoor heeft [medeverdachte 1] tot het laatste moment nog geprobeerd de verdachte zoveel mogelijk buiten beeld te houden, maar uiteindelijk heeft hij toegegeven dat ook de verdachte, net als [roepnaam medeverdachte 2], betrokken was bij dit transport. De verdachte wist van het doel van de boottrip, namelijk het ophalen van drugs op de Aves eilanden, heeft besloten om daaraan deel te nemen, was aanwezig bij de controle van de drugs aan boord van de boot op de terugweg en zou van [medeverdachte 1] een deel van de opbrengst van de drugs krijgen, aldus [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] heeft zijn verhoor afgesloten met: “
Ik heb verder niets toe te voegen. Ik zie dat jullie jullie werk goed hebben gedaan. Alles wat jullie mij hebben laten zien klopt.
Gelet op het natuurlijk verloop van de totstandkoming van deze, ook voor zichzelf belastende, bekennende verklaring, het feit dat deze verklaring is voorzien van details en bovendien wordt gesteund door niet alleen de OVC gesprekken maar ook de vondst van een deel van de drugs in de rugtas van [roepnaam medeverdachte 2], alsook het feit dat hij tijdens zowel zijn zesde als zijn zevende verhoor (deels) is bijgestaan door zijn raadsvrouw, merkt het Hof deze verklaring van [medeverdachte 1] aan als geloofwaardig en betrouwbaar en bezigt deze tot het bewijs. Het verweer wordt verworpen.
Medeplegen
Anders dan de eerste rechter en het openbaar ministerie is het Hof van oordeel dat het primair ten laste gelegde medeplegen kan worden bewezen.
Voor medeplegen is vereist dat de verdachte daartoe met een of meer andere personen nauw en bewust samenwerkt. Bij de vorming van dat oordeel dient de bewezen verklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht te zijn. De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit, maar de bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verschillende gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte voorafgaand aan de boottrip op de hoogte was van het doel van deze reis, namelijk het ophalen van drugs in de Aves eilanden om deze in te voeren in Bonaire. De verdachte heeft uit vrije wil besloten hieraan deel te nemen en hem was in ruil daarvoor een deel van de opbrengst van de drugs in het vooruitzicht gesteld door [medeverdachte 1]. Verdachtes kennis en kunde van de zee, hij is immers een ervaren visser, was blijkens verdachtes eigen verklaring ter terechtzitting in hoger beroep ook relevant voor een veilige vaart. Dit was blijkens [medeverdachte 1]’ verklaring ook relevant voor een geslaagd transport. Immers het is algemeen bekend dat je een overtocht naar de Aves eilanden beter niet alleen kunt wagen, gelet op de te bevaren afstand en het onberekenbare aspect van de open zee en de weersomstandigheden aldaar. De verdachte was verder aanwezig bij de controle van de ontvangen pakketten drugs door de verdachten op de terugweg aan boord van de boot. Tenslotte heeft de verdachte gedurende een deel van de terugtocht naar Bonaire het roer overgenomen van [medeverdachte 1], toen deze moest gaan rusten. Daarmee heeft hij feitelijk een deel van de uitvoeringshandelingen van de onderhavige invoer verricht. Uit vorenstaande feiten en omstandigheden volgt dat de rol van de verdachte van essentieel en significant belang was voor het slagen van het drugstransport.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1, primair, bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 3, eerste lid, aanhef, onder A, van de Opiumwet 1960 BES en strafbaar gesteld in artikel 11, eerste lid, aanhef, onder a, van de Opiumwet 1960 BES.
Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid, van de Opiumwet 1960 BES.
Het onder 2, primair, bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 4, eerste lid, aanhef, onder A, van de Opiumwet 1960 BES en strafbaar gesteld in artikel 11, tweede lid, aanhef, onder a, van de Opiumwet 1960 BES.
Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 4, tweede lid, van de Opiumwet 1960 BES.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de invoer van ongeveer 10 kilo cocaïne en 1 kilo marihuana. De desbetreffende hoeveelheden kunnen alleen bestemd zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Cocaïne is een stof die zeer schadelijk is voor de gebruikers ervan. De verspreiding van en de handel in cocaïne en hennep vormt bovendien direct en indirect een bedreiging voor de samenleving door de criminaliteit en overlast die daarmee gewoonlijk gepaard gaan. Ook levert het gebruik van deze verdovende middelen gevaren op voor de gezondheid van de gebruikers ervan. De verdachte heeft kennelijk alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin.
Naar het oordeel van het Hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
In dat verband kan aansluiting worden gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor feiten als de onderhavige, het medeplegen van invoer, voor first offenders zoals de verdachte als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf genoemd van 36 maanden.
Het Hof houdt echter in het voordeel van de verdachte rekening met de door de eerste rechter opgelegde straffen zoals die inmiddels onherroepelijk zijn geworden in de zaken van de andere verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (30 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk respectievelijk 18 maanden gevangenisstraf, beide voor het medeplegen van de onderhavige invoer).
Het Hof is gelet op het voorgaande met eenparigheid van stemmen van oordeel dat aan de verdachte een hogere gevangenisstraf moet worden opgelegd dan bij vonnis in eerste aanleg is opgelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden onvoorwaardelijk.
Het Hof ziet geen aanleiding een gedeelte van deze straf voorwaardelijk op te leggen om reclasseringstoezicht, trainingen of verslavingshulp mogelijk te maken, nu de verdachte met zijn proceshouding geen blijk heeft gegeven van inzicht in de aard en ernst van zijn handelen of van een oprechte hulpvraag met betrekking tot zijn drugsverslaving.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 49 en 59 van het Wetboek van Strafrecht BES, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht en doet opnieuw recht;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2, telkens primair, ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
24 (vierentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.C.B. Hubben, S.A. Carmelia en
W.J. Geurts-de Veld, leden van het Hof, bijgestaan door R.A. Caupain, (zittings)griffier, en op 28 november 2019 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao met een directe beeld- en geluidsverbinding met het gerechtsgebouw op Bonaire.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee (Landelijk Tactisch Commando, Brigade Caribisch Gebied, Tactische Opsporing Bonaire) gesloten en ondertekend op 12 februari 2019, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 201903281530.3205 en de onderzoeksnaam “Doorzoeking [onderzoeksnaam]”.
2.Proces-verbaal van bevinding d.d. 14 februari 2019, proces-verbaalnummer: 08/2019, zaakdossier, pagina 207-209.
3.Proces-verbaal van doorzoeking boot d.d. 12 februari 2019, proces-verbaalnummer: 201902134906, beslagdossier, pagina 333-335.
4.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek verdovende middelen d.d. 19 februari 2019, proces-verbaalnummer: 20190213-001, zaakdossier, pagina 322-331.
5.Proces-verbaal van 7de verhoor verdachte [medeverdachte 1]van d.d. 9 mei 2019, proces-verbaalnummer: 20190509.0940.0979, persoonsdossiers, pagina 120-134.
6.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 7 november 2019, zoals die eventueel later - indien tegen dit vonnis beroep in cassatie wordt ingesteld - in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.