ECLI:NL:OGHACMB:2019:225

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
28 november 2019
Publicatiedatum
25 februari 2020
Zaaknummer
400.00324/18 H129/2019
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplichtigheid aan diefstal en medeplegen van verduistering in verband met misbruik van een tankpas

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 28 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire. De verdachte was eerder vrijgesproken van medeplichtigheid aan diefstal en medeplegen van verduistering. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. De zaak betrof het gebruik van een tankpas voor het tanken van diesel, waarbij de verdachte werd verweten dat zij medeplichtig was aan de diefstal door haar medeverdachte. Het Hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de diefstal en dat zij opzet had op het gronddelict. Het Hof oordeelde dat er geen sprake was van voorwaardelijk opzet en dat de verdachte niet kon worden verweten dat zij de kans op de diefstal had aanvaard. Daarnaast werd de verdachte ook vrijgesproken van het medeplegen van verduistering, omdat de handelingen van de verdachte niet als verduistering konden worden gekwalificeerd, maar hooguit als heling, wat niet ten laste was gelegd. Het Hof bevestigde het vonnis van het Gerecht, onder vervanging van de overwegingen die tot de vrijspraak hebben geleid.

Uitspraak

Zaaknummer: H 129/2019

Parketnummer: 400.00324/18
Uitspraak: 28 november 2019 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire (hierna: het Gerecht), van 12 april 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1983 in [geboorteplaats],
wonende op [woonplaats], [adres]
.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde vrijgesproken.
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De officier van justitie heeft het hoger beroep niet bij akte beperkt. Het vonnis is daarom in zijn geheel aan beoordeling in hoger beroep onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. M.L.A. Angela, en van hetgeen door de verdachte en haar raadsvrouw,
mr. M.M.A. van Lieshout, advocaat op Bonaire, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder feit 1 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen, voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte gedurende 80 uren dienstverlening in de vorm van onbetaalde arbeid zal verrichten. De procureur-generaal heeft voorts vrijspraak gevorderd van het onder feit 2 ten laste gelegde.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, omdat het Hof zich daarmee verenigt, onder vervanging van de overwegingen die tot de vrijspraak hebben geleid.
Vrijspraak
Feit 1
De verdachte wordt verweten dat zij medeplichtig is geweest aan een door de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) gepleegde diefstal van een hoeveelheid geld door diesel te tanken in een jerrycan en deze diesel te betalen met een tankpas toebehorende aan het Korps Landelijke Politie (hierna: de tankpas). De verdachte wordt verweten dat zij daarbij behulpzaam is geweest door [medeverdachte] in een aan haar ter beschikking gesteld dienstvoertuig naar een tankstation te laten rijden, terwijl zij wist dat in dat voertuig een jerrycan werd meegenomen die gevuld zou worden met diesel die betaald zou worden met de tankpas.
Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid moet bij de verdachte sprake zijn van dubbel opzet: opzet gericht op de eigen behulpzaamheid en opzet - al dan niet in voorwaardelijke zin - op het gronddelict ten aanzien waarvan hulp wordt verleend.
Naar het oordeel van het Hof kan op basis van de stukken in het dossier, noch het onderzoek op de terechtzitting worden vastgesteld dat de verdachte wist dat [medeverdachte] de diesel die hij wilde tanken zou gaan betalen met de tankpas, toen zij haar dienstauto aan [medeverdachte] ter beschikking stelde om naar het tankstation te rijden. Gelet hierop is er onvoldoende bewijs dat de verdachte, ten tijde van het beschikbaar stellen van haar dienstauto, opzet had gericht op het gronddelict.
Anders dan de procureur-generaal heeft bepleit, is het Hof van oordeel dat evenmin sprake is van voorwaardelijk opzet. Het gegeven dat de verdachte wist dat de dienstauto van het RST door de medeverdachte, zonder dat hij daartoe gerechtigd was, werd gebruikt om thuis stroom op te wekken, brengt niet met zich dat zij daarmee bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de in de jerrycan aangeschafte diesel ten behoeve van de generator, waarmee thuis ook stroom werd opgewekt, door haar echtgenoot werd betaald met de tankpas van het RST.
De verdachte moet dan ook worden vrijgesproken van het onder feit 1 tenlastegelegde.
Feit 2
Aan de verdachte is het medeplegen van verduistering ten laste gelegd door zich samen met haar echtgenoot wederrechtelijk de benzine toe te eigenen die zich in de dienstauto van het RST bevond.
Voor een bewezenverklaring van verduistering is vereist dat de verdachte het goed anders dan door misdrijf onder zich heeft. In de onderhavige zaak heeft de echtgenoot van de verdachte het betreffende goed, de benzine, door misdrijf, te weten diefstal, verkregen. Uit zijn verhoren blijkt ondubbelzinnig dat hij ten tijde van het tanken en betalen van de benzine met de tankpas steeds voornemens was deze benzine te gebruiken voor het opwekken van stroom bij zijn woning, door de dienstauto van het RST aldaar bij wijze van generator te gebruiken. De handelingen van de verdachte, het vervolgens mede opsouperen van die benzine door de stroom te gebruiken die gegenereerd werd met voornoemde auto, zouden daarmee niet als verduistering, maar hooguit als heling te kwalificeren zijn, hetgeen niet aan haar ten laste is gelegd.
De verdachte moet dan ook worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het Hof:
bevestigt het vonnis van het Gerecht onder vervanging van de overwegingen met betrekking tot de vrijspraak.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.C.B. Hubben, S.A. Carmelia en
W.J. Geurts-de Veld, leden van het Hof, bijgestaan door R.A. Caupain, (zittings)griffier, en op 28 november 2019 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao met een directe beeld- en geluidsverbinding met het gerechtsgebouw op Bonaire.
uitspraakgriffier: