Uitspraak
Zaaknummer: H 129/2019
Vonnis
[verdachte],
.
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 28 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire. De verdachte was eerder vrijgesproken van medeplichtigheid aan diefstal en medeplegen van verduistering. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. De zaak betrof het gebruik van een tankpas voor het tanken van diesel, waarbij de verdachte werd verweten dat zij medeplichtig was aan de diefstal door haar medeverdachte. Het Hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de diefstal en dat zij opzet had op het gronddelict. Het Hof oordeelde dat er geen sprake was van voorwaardelijk opzet en dat de verdachte niet kon worden verweten dat zij de kans op de diefstal had aanvaard. Daarnaast werd de verdachte ook vrijgesproken van het medeplegen van verduistering, omdat de handelingen van de verdachte niet als verduistering konden worden gekwalificeerd, maar hooguit als heling, wat niet ten laste was gelegd. Het Hof bevestigde het vonnis van het Gerecht, onder vervanging van de overwegingen die tot de vrijspraak hebben geleid.