Uitspraak
1.Procesverloop
2.Feiten
3.Geschil in hoger beroep
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskostenvergoeding en griffierecht
4.Beslissing
bevestigtde uitspraak van het Gerecht.
datum-stempel) aan partijen verzonden.
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin belanghebbende, een aandeelhouder van de NV, werd geconfronteerd met navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting voor de jaren 2006 tot en met 2008, alsook met vergrijpboetes. De Inspecteur der Belastingen van Curaçao had deze navorderingsaanslagen opgelegd op basis van een boekenonderzoek dat had plaatsgevonden over de jaren 2005 tot en met 2008. De Inspecteur concludeerde dat er sprake was van een (verkapte) winstuitdeling van de NV naar haar aandeelhouders, waar belanghebbende en zijn broers zich van bewust moesten zijn geweest. De belanghebbende betwistte de hoogte van de winstuitdeling en stelde dat de navorderingstermijn was verlopen, alsook dat er geen sprake was van grove schuld. Het Hof oordeelde dat de navorderingsaanslagen terecht waren opgelegd, omdat de Inspecteur beschikte over een nieuw feit en dat de belanghebbende zich bewust was van de vermogensverschuiving. De opgelegde vergrijpboetes van 12,5% werden gerechtvaardigd geacht, gezien de omvang van de winstuitdeling en de onzorgvuldigheid van de belanghebbende. Het Hof bevestigde de uitspraak van het Gerecht en verklaarde het hoger beroep ongegrond.