ECLI:NL:OGHACMB:2019:187

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
13 november 2019
Publicatiedatum
9 december 2019
Zaaknummer
100.00044/17 H-144/2018
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en veroordeling voor omkoping van immigratiemedewerkers

Op 13 november 2019 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De verdachte, een strafrechtadvocaat, was eerder vrijgesproken van meerdere tenlastegelegde feiten, waaronder omkoping van immigratiemedewerkers. In het hoger beroep heeft de procureur-generaal gevorderd dat het Hof het vonnis zou bevestigen, maar met betrekking tot de straf opnieuw recht zou doen. De verdachte was beschuldigd van het aanbieden van een geldbedrag aan immigratiemedewerkers om hen te bewegen om medewerkers van haar bedrijf zonder controle op rechtmatig verblijf Sint Maarten in te laten reizen. Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte inderdaad een belofte heeft gedaan aan de immigratiemedewerkers, wat in strijd is met de wet. Het Hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Het Hof heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte als advocaat meegewogen in de strafmaat. De verdachte is vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten, omdat het bewijs daarvoor niet voldoende was. De uitspraak benadrukt het belang van integriteit binnen de immigratiedienst en de verantwoordelijkheden van advocaten.

Uitspraak

Zaaknummer: H-114/2018

Parketnummer: 100.00044/17
Uitspraak: 13 november 2019 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) van 30 mei 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het onder 2 primair, 2 subsidiair, 3 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 ten laste gelegde veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest en een geldboete van NAf 10.000,00, subsidiair 100 dagen hechtenis.
Zowel de verdachte als de officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. R.H. den Haan, en van hetgeen door de verdachte en haar raadsvrouw, mr. P.A.M. Brandon naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, behoudens ten aanzien van de straf en – in zoverre opnieuw recht doende – de verdachte ten aanzien van feit 1 zal veroordelen tot gevangenisstraf voor de duur van zes maanden en ontzetting van de verdachte uit het ambt van advocaat voor de duur van drie jaren.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging. Subsidiair heeft zij een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het Hof komt tot een andere bewezenverklaring dan het Gerecht. Het vonnis kan daarom niet in stand blijven.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
:
1.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 juli 2016 tot en met 3 juli 2016 in Sint Maarten tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (een) ambtena(a)r(en), te weten (een) immigratiemedewerker(s), genaamd [immigratiemedewerker 1] en/of [immigratiemedewerker 2] en/of [immigratiemedewerker 3], in elk geval (een) immigratiemedewerk(st)er(s), een of meer gift(en) of een of meer belofte(n) heeft gedaan, te weten de betaling van US$ 200, in elk geval een of meer geldbedrag(en), met het oogmerk om genoemde ambtena(a)r(en) te bewegen in haar/hun bediening, in strijd met haar/hun plicht, althans zonder daardoor in strijd met haar/hun plicht te handelen, iets te doen of na te laten, namelijk
  • het plegen van mensensmokkel als bedoeld in artikel 2:154 van het Wetboek van Strafrecht en/of het opzettelijk misbruik maken van hum/haar functie als bedoeld in artikel 2:354 van het Wetboek van Strafrecht en/of
  • het nalaten toezicht te houden op en/of het nalaten te voldoen aan de naleving van het bij of krachtens de Landsverordening toelating en uitzetting bepaalde; en/of
  • het -zonder (grens)controle op een rechtmatige verblijfstitel-in laten reizen en/of toelaten van medewerk(st)er(s) van [bedrijfsnaam 1], te weten van [medewerker1 bedrijf 1] en/of [medewerker2 bedrijf 1], in elk geval een of meer perso(o)n(en), in Sint Maarten; en/ of
  • het behulpzaam zijn bij de inreis/het inreizen in Sint Maarten en/of het zorgdragen voor het niet onnodig ophouden bij de inreis/het inreizen in Sint Maarten van medewerk(st)er(s) van [bedrijfsnaam 1], te weten van [medewerker1 bedrijf 1] en/of [medewerker2 bedrijf 1], in elk geval een of meer perso(o)n(en)
(gelet op het handelen/een situatie in strijd met de Landsverordening Toelating en Uitzetting (een eerdere langere verblijfsduur dan de toegestane 90 dagen per jaar) (overschrijding van toegestaand verblijf in Sint Maarten));
2, primair
zij op of omstreeks 2 juli 2016 en/of 3 juli 2016, in elk geval in of omstreeks de periode van 2 juli 2016 tot en met 3 juli 2016 in Sint Maarten
tezamen en in vereniging met (een) immigratiemedewerk(st)er(s) en/of (een)
ander(en), althans alleen, (een) ander(en), te weten [medewerker1 bedrijf 1] en/of [medewerker2 bedrijf 1] (zijnde medewerk(st)er(s) van [bedrijfsnaam 1]),
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van de toegang tot Sint Maarten
en/of die [medewerker 1 bedrijf 1] en/of [medewerker2 bedrijf 1] daartoe gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s)
wist(en) en/of emstige redenen had(den) te vermoeden dat de aanwezigheid van die ander(en) daar wederrechtelijk was ("
I have 2 of my workers from [bedrijfsnaam 1] returming and they gave them a hard time when they were leaving" en/of "and that they already spent 90 days"),
immers heeft/hebben zij, verdachte en/of haar mededader(s)
  • met (een) medewerk(st)er(s) van de immigratiedienst (met en/of via [immigratiemedewerker 1]), contact(en) opgenomen en/of gelegd ((onder meer) via Whatsapp/ telefoon) en/of het verzoek gedaan die [medewerker1 bedrijf 1] en/of [medewerker2 bedrijf 1] in te laten reizen in Sint Maarten; en/of
  • aan die [immigratiemedewerker 1] medegedeeld en/of geschreven "
  • aan die [immigratiemedewerker 1] en/of via die [immigratiemedewerker 1] aan immigratiedieristmedewerk(st)er(s) ( [immigratiemedewerker 2] en/of [immigratiemedewerker 3] en/of [immigratiemedewerker 4] en/of [immigratiemedewerker 5]) US$ 200 aangebonden (
aan die [immigratiemedewerker 1] verstrekt en/of gezonden en/of medegedeeld de na(a)m(en)
[medewerker 1 bedrijf 1] en/of [medewerker 2 bedrijf 1] en/of de vlucht en/of het
vluchtnummer [vluchtnummer]; en/of
- ( (als immigratiemedewerkster) nagelaten
toezicht te houden op de naleving van het bij of krachtens de
Landsverordening toelating en uitzetting bepaalde en/of deze
Landsverordening toelating en uitzetting toe te passen;
- ( (vervolgens) die [medewerker1 bedrijf 1] en/of [medewerker2 bedrijf 1] in laten reizen in Sint Maarten zonder geldige verblijfstitel;
2, subsidiair
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 juli 2016 tot en met 3 juli 2016 in Sint Maarten tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) ter uitvoering van het door haar verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) (een) ander(en), te weten [medewerker1 bedrijf 1] en/of [medewerker2 bedrijf 1] (zijnde medewerk(st)er(s) van [bedrijfsnaam 1]) behulpzaam te zijn bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Sint Maarten en/of die [medewerker1 bedrijf 1] en/of [medewerker2 bedrijf 1], in elk geval die ander(en), daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s)
(telkens) wist(en) en/of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat de aanwezigheid van die [medewerker1 bedrijf 1] en/of [medewerker2 bedrijf 1], in elk geval die ander(en), daar wederrechtelijk was ("
I have 2 of my workers front [bedrijfsnaam 1] ref-tinning and they gave then: a hard time when they were leaving" en/of "and that they already spent 90 days"),
  • met (een) medewerk(st)er(s) van de immigratiedienst (met en/of via [immigratiemedewerker 1]), contact(en) opgenomen en/of gelegd ((onder meer) via Whatsapp/telefoon) en/of het verzoek gedaan die [medewerker1 bedrijf 1] en/of [medewerker2 bedrijf 1] in te laten reizen in Sint Maarten; en/of
  • aan die [immigratiemedewerker 1] medegedeeld en/of geschreven "
  • aan die [immigratiemedewerker 1] en/of via die [immigratiemedewerker 1] aan immigratiedienstmedewerk(st)er(s)
( [immigratiemedewerker 2] en/of [immigratiemedewerker 3] en/of [immigratiemedewerker 4] en/of [immigratiemedewerker 5])
US$ 200 aangeboden (
tell her I gonne fix her op); en/of
- aan die [immigratiemedewerker 1] verstrekt en/of gezonden en/of medegedeeld de na(a)m(en)
[medewerker 1 bedrijf 1] en/of [medewerker 2 bedrijf 1] en/of de vlucht en/of het
vluchtnummer [vluchtnummer];
- ( (als immigratiemedewerkster) nagelaten toezicht te houden op de naleving van het bij of krachtens de Landsverordening toelating en uitzetting bepaalde en/of deze Landsverordening toelating en uitzetting toe te passen;
zijnde de uitvoering van dat /die voorgenomen misdrijf/misdrijven niet voltooid;
3, primair
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 juli 2016 tot en met 3 juli 2016 in Sint Maarten, meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met (een) ambtena(a)r(en), te weten immigratiemedewerk(st)er(s), en/of (een) ander(en), (telkens) opzettelijk met misbruik van die immigratiemedewerk(st)er(s) haar/hun functie of positie
(een) medewerk(st)er(s) van [bedrijfsnaam 1], te weten van [medewerker 1 bedrijf 1] en/of [medewerker2 bedrijf 1], in elk geval een of meer perso(o)n(en) in Sint Maarten hebben laten inreizen en/ of
behulpzaam zijn geweest bij de inreis/het inreizen in Sint Maarten ==door het (door die immigatiemedewerk(st)er(s)) nalaten
toezicht te houden op de naleving van het bij of krachtens Landsverordening
toelating en uitzetting bepaalde en/of deze Landsverordening toelating en
uitzetting toe te passen bij het inreizen in Sint Maarten van die [medewerker1 bedrijf 1] en/ of
[medewerker2 bedrijf 1]; en/of
- het -zonder (grens)controle op een rechtmatig verblijfstitel-
in laten reizen en/of toelaten van die [medewerker1 bedrijf 1] en/of [medewerker2 bedrijf 1] in Sint Maarten (
gelet op wetenschap van het feit genoemde [medewerker 1 bedrijf 1]en/of [medewerker 2 bedrijf 1] in strijd met het bepaalde in de Landsverordening Toelating en Uitzetting zou(den) handelen)
- (
(een eerdere langere verblijfsduur in Sint Maarten dan de toegestane 90 dagen per jaar (overschrijding van toegestaand verblijf in Sint Maarten)),
in elk geval (telkens) iets heeft/hebben gedaan en/ of heeft/hebben nagelaten iets te doen ten einde enig voordeel voor zichzelf en/of die [medewerker 1 bedrijf 1] en/of [medewerker 2 bedrijf 1] en/of (een) ander(en) te verkrijgen;
3, subsidiair
de immigratiemedewerkster [immigratiemedewerker 1] en/of een of meer andere immigratiemedewerk(st)er(s) op of omstreeks 3 juli 2016 in Sint Maarten,
meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met elkaar en/of (een) ander(en), althans een immigratiemedewerk(st(er) alleen,
(telkens) als ambtenaar opzettelijk met misbruik van die immigratiemedewerk(st)er(s) haar/hun functie of positie
(een) medewerk(st)er(s) van [bedrijfsnaam 1], te weten van [medewerker 1 bedrijf 1] en/of [medewerker 2 bedrijf 1], in elk geval een of meer perso(o)n(en), in Sint Maarten heeft/hebben laten inreizen en/of behulpzaam is/zijn geweest bij de inreis/het inreizen in Sint Maarten
Door
  • het door die immigatiemedewerk(st)er(s) nalaten toezicht te houden op de naleving van het bij of krachtens Landsverordening toelating en uitzetting bepaalde en/of deze Landsverordening toelating en uitzetting toe te passen bij het inreizen in Sint Maarten van die [medewerker 1 bedrijf 1] en/of [medewerker2 bedrijf 1]; en/of
  • het -zonder (grens)controle op een rechtmatig verblijfstitel-
in laten reizen en/of toelaten van die [medewerker1 bedrijf 1] en/ of [medewerker2 bedrijf 1] in Sint Maarten (
gelet op wetenschap van het feit genoemde[medewerker 1 bedrijf 1]
en/of[medewerker 2 bedrijf 1]
in strijd met het bepaalde in de Landsverordening Toelating en Uitzetting zou(den) handelen)
(een eerdere langere verblijfsduur in Sint Maarten dan de toegestane 90 dagen per jam-(overschrijding van toegestaand verblijf in Sint Maarten)),
in elk geval (telkens) iets heeft/hebben gedaan en/of heeft/hebben nagelaten lets te doen ten einde enig voordeel voor zichzelf en/of die [medewerker1 bedrijf 1] en/of [medewerker2 bedrijf 1] en/of (een) ander(en) te verkrijgen,
welk(e) feit(en) zij, verdachte, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 juli 2016 tot en met 3 juli 2016 in Sint Maarten meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft uitgelokt door het verschaffen van gelegenheid en/of
middelen en/of inlichtingen door
  • het aan die [immigratiemedewerker 1] (per Whatsapp/ telefoon) het verzoek te doen medewerking te verlenen aan het illegaal laten inreizen in Sint Maarten van [medewerker 1 bedrijf 1] en/ of [medewerker 2 bedrijf 1]; en/of
  • die immigratiemedewerk(st)er(s)/ambtena(a)r(en) (hiertoe) geld aan te bieden (US$ 200, in elk geval enig(e) geldbedrag(en)), en/of de na(a)m(en) van die perso(o)n(en) [medewerker 1 bedrijf 1] en/of [medewerker 2 bedrijf 1] en/of de vlucht en/of het vluchtnummer [vluchtnummer] mede te delen (per whatsapp/telefoon); en/ of
  • mede te delen dat [bedrijfsnaam 1] bezig is met het in orde maken van de papieren van die [medewerker 1 bedrijf 1] en/of [medewerker 2 bedrijf 1];
Vrijspraak van de feiten 2 primair, 2 subsidiair, 3 primair en 3 subsidiair
Het Hof is met de procureur-generaal en de raadsvrouw van oordeel dat op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair, 2 subsidiair, 3 primair en 3 subsidiair ten laste is gelegd, zodat de verdachte van die feiten wordt vrijgesproken.
Bewezenverklaring feit 1
Het Hof acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op
een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van2 juli 2016
tot en met 3 juli 2016in Sint Maarten
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (een)ambtena
(a)r
(en
), te weten immigratiemedewerker
(s
),genaamd [immigratiemedewerker 1] en
/of[immigratiemedewerker 2]
en/of [immigratiemedewerker 3], in elk geval (een) immigratiemedewerk(st)er(s), een of meer gift(en) ofeen
of meerbelofte
(n)heeft gedaan, te weten de betaling van US$ 200,
in elk geval een of meer geldbedrag(en),met het oogmerk om genoemde ambtena
(a)r
(en
)te bewegen in
haar/hun bediening, in strijd met
haar/hun plicht
, althans zonder daardoor in strijd met haar/hun plicht te handelen,iets te doen of na te laten, namelijk
-
het plegen van mensensmokkel als bedoeld in artikel 2:154 van het Wetboek van Strafrecht en/of het opzettelijk misbruik maken van hum/haar functie als bedoeld in artikel 2:354 van het Wetboek van Strafrecht en/of
-
het nalaten toezicht te houden op en/of het nalaten te voldoen aan de naleving van het bij of krachtens de Landsverordening toelating en uitzetting bepaalde; en/of
- het -zonder (grens)controle op een rechtmatige verblijfstitel- in laten reizen en/of toelaten van medewerk
(st
)er
(s
)van [bedrijfsnaam 1], te weten van [medewerker1 bedrijf 1] en
/of[medewerker2 bedrijf 1],
in elk geval een of meer perso(o)n(en),in Sint Maarten.
en/ of
-
het behulpzaam zijn bij de inreis/het inreizen in Sint Maarten en/of het zorgdragen voor het niet onnodig ophouden bij de inreis/het inreizen in Sint Maarten van medewerk(st)er(s) van [bedrijfsnaam 1], te weten van [medewerker1 bedrijf 1] en/of [medewerker2 bedrijf 1], in elk geval een of meer perso(o)n(en)
(gelet op het handelen/een situatie in strijd met de Landsverordening Toelating en Uitzetting (een eerdere langere verblijfsduur dan de toegestane 90 dagen per jaar) (overschrijding van toegestaand verblijf in Sint Maarten));
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsmiddelen

Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring.
Bewijsmiddelen feit 1:
1.Een proces-verbaal Zaaksdossier 06 ‘Onderzoek [bedrijfsnaam 1]’ met nummer 1708250900.AMB van 29 augustus 2017, inclusief bijlage 1, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1], pagina’s 9-71.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant:
In het kader van het onderzoek ‘Ostrich’ is op 14 september 2016 de mobiele telefoon van de verdachte [immigratiemedewerker 1], immigratiemedewerker, in beslag genomen. De gegevens van de in beslag genomen telefoon werden door een
medewerker van de Digitale Forensische Opsporingsdienst van het Korps Politie Sint Maarten veiliggesteld en digitaal beschikbaar gesteld aan het onderzoeksteam.
Gedurende het onderzoek is ook immigratiemedewerker [immigratiemedewerker 2] als verdachte aangemerkt.
In voornoemde telefoon van [immigratiemedewerker 1] werd een WhatsApp-gesprek van 2 juli 2016 tussen [immigratiemedewerker 1] en [verdachte] aangetroffen. Dit gesprek houdt onder meer het volgende in:
Gesprek van 2 juli 2016 startend rond 09:06 uur:
[verdachte]: Morning. How are you doing?
[immigratiemedewerker 1]: Morning
[verdachte]: Are you working tomorrow
[immigratiemedewerker 1]: Im ok
[verdachte]: Afternoon
[immigratiemedewerker 1]: No im off
[verdachte]: You know anyone working. I have 2 of my workers from [bedrijfsnaam 1] returning and they gave them a hard time when they were leaving. 2 off my collueges. We are busy processing papers for one already but she has to go and come because we need her here in SXM (het Hof begrijpt: Sint Maarten)
[immigratiemedewerker 1]: I know could help u
[verdachte]: She's the Chief Risk Officer for [bedrijfsnaam 1] and I'm one of the Supervisory Directors
[immigratiemedewerker 1]: U know [naam 1] [immigratiemedewerker 2] or [immigratieambtenaar 5]. They r my collueges
[verdachte]: Maybe by seeing them
([immigratiemedewerker 1] stuurt een bestand naar [verdachte])
[immigratiemedewerker 1]: Do u know her
[verdachte]: Yeah I know her
[immigratiemedewerker 1]: Thats [immigratieambtenaar 5]
[verdachte]: Ok
[immigratiemedewerker 1]: I will ask her. But what do they have
[verdachte]: I don't want them to hassle the 2 ladies. I will send their names
[immigratiemedewerker 1]: Dont they got nothing at all
([immigratiemedewerker 1] stuurt nog een bestand naar [verdachte])
[immigratiemedewerker 1]: The one in pink is [naam 1]. Do u know hwr
[verdachte]: Yeah they have their paperwork exept for residence be one is a director for one of [bedrijfsnaam 1] companies. [medewerker 1 bedrijf 1] and [medewerker 2 bedrijf 1]
[immigratiemedewerker 1]: Her
[verdachte]: Oh yes for sure. Yeah I know her. When they were leaving an immigration officer told them they only allowed 90 days for year. And that they already spent 90 days. I expect to get one of them residency soon but we need her here at [bedrijfsnaam 1] to handle some stuff the coming time
[immigratiemedewerker 1]: Let ask [naam 1] if i could give u her number b c wa she could do for u
[verdachte]: Ok tell her for me. I will call her. (
einde gesprek rond 09:18:26 uur)
(gesprek gaat na kleine vier uur door, te weten om 13:13:54 uur)
[immigratiemedewerker 1]: My dear wa flight r they coming on
([immigratiemedewerker 1] voert een uitgaand telefoongesprek)
[immigratiemedewerker 1]: She needs to know like that she could fix her shift
[verdachte]: [vluchtnummer]
[immigratiemedewerker 1]: Ok. Will let her know
(
einde gesprek 13:25:38 uur)
(gesprek begint weer om 13:37:36 uur)
[immigratiemedewerker 1]: I dont want to be out of place but she just ask me if she getting enything for i said i don't know i never ask u for nothing cause it was a favor u asked for. But wat i getting i don't do nttn for free. That's what she send mr. Me. I send it to u.
[verdachte]: Tell her I gonna fix her up
[immigratiemedewerker 1]: If i had known i would not ask. Her.
[verdachte]: No worries man. You know how I role. I gonna fix both of you up
[immigratiemedewerker 1]: I know but u asked a favor
[verdachte]: Because I believe in helping ppl who help me
[immigratiemedewerker 1]: Thats y im saying
[verdachte]: So tell her I give you both 200 bucks each
[immigratiemedewerker 1]: I dont need nothing
[verdachte]: So let me know where you at later I will brings your. Yours.
[immigratiemedewerker 1]: Im cool
[verdachte]: U sure? U know how I role and that's between me and you
[immigratiemedewerker 1]: Listin u asked me a faver. I dont need nothing
[verdachte]: True that. Appreciate that self
[immigratiemedewerker 1]: One hand wash the next
[verdachte]: That's really true
[immigratiemedewerker 1]: When i need u u was willing to help me
[verdachte]: Always
[immigratiemedewerker 1]: So im cool
[verdachte]: Let her add me on whatsapp
[immigratiemedewerker 1]: Ok. She say go true me. Its like im the middle man
[verdachte]: Lol. Ok
[immigratiemedewerker 1]: Its true. Again im sorry
[verdachte]: I'm over on french side and will be over dutch side around 4
[immigratiemedewerker 1]: Kool. I will be in town that time
[verdachte]: Will call you
[immigratiemedewerker 1]: Kool
[verdachte]: Ok good" (einde gesprek rond 13:58:18)
2De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 23 oktober 2019.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik woon in Sint Maarten. Het is juist dat ik het WhatsApp-gesprek van 2 juli 2016 zoals weergegeven in het dossier, met [immigratiemedewerker 1] heb gevoerd. U, voorzitter, houdt mij voor dat ik in dat gesprek heb gezegd ‘
I gonna fix her up’ en vraagt mij of dat betekent dat aan haar iets zal worden gegeven of dat zij ergens van zal worden voorzien. Ik antwoord daarop dat dat juist is.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft zij – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat voor omkoping moet worden voldaan aan de volgende vereisten:
een belofte;
een oogmerk;
een acceptatie van de belofte en
een gevolgde tegenprestatie (gericht op het voordeel voor beiden).
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan niet één van deze vereisten is voldaan.
Ten aanzien van de belofte heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er sprake was van een loze belofte. De verdachte was verbaasd dat [immigratiemedewerker 1] haar om geld vroeg. Zij heeft toen besloten om het spel mee te spelen om te onderzoeken wat er gaande was, voordat zij een conclusie trok. Ter ondersteuning van dat standpunt heeft de raadsvrouw betoogd dat er ook geen noodzaak was voor het doen van een belofte, omdat de verdachte inmiddels van de supervisor had begrepen dat het hebben van een retourticket voor [medewerker1 bedrijf 1] en [medewerker2 bedrijf 1] voldoende zou zijn voor de twee personen om het land binnen te komen. Bovendien heeft [immigratiemedewerker 1] de belofte niet serieus genomen en heeft de verdachte geen vervolg aan de inhoud van het gesprek gegeven (zij hebben verder niet meer afgesproken en er is niet betaald). Bovendien blijkt ook uit de verklaringen van [immigratiemedewerker 3], [naam 2] en [naam 3] dat de verdachte verontwaardigd was dat [immigratiemedewerker 1] had geprobeerd om haar te bewegen tot omkoping.
Ten aanzien van het vereiste oogmerk heeft de raadsvrouw aangevoerd dat dit gericht moet zijn op het bereiken van een bepaald resultaat met wederzijds voordeel. De onderhavige kwestie dient volgens haar te worden bekeken binnen de context van de omstandigheden, cultuur en gebruiken in Sint Maarten. De verdachte heeft contact opgenomen met de immigratie zodat bij binnenkomst in Sint Maarten rekening kon worden gehouden met de omstandigheden van [medewerker 1 bedrijf 1] en [medewerker 2 bedrijf 1] en zij niet ‘gehasseld’ zouden worden met niet op hen van toepassing zijnde bepalingen. De verdachte heeft aangevoerd dat zij de immigratiemedewerker uitleg wilde geven over het systeem dat een directeur van een bedrijf zonder meer toegang tot het land heeft. Volgens de verdediging worden door de immigratiedienst de wetten en regels niet juist toegepast en was het de bedoeling van de verdachte dat niet naar onnodige papieren zou worden gevraagd.
Dat het oogmerk bij de verdachte ontbrak blijkt volgens de raadsvrouw voorts omdat
  • door de verdachte niet is doorgezet om het resultaat te bereiken. De verdachte heeft immers zelf de twee gesprekken met [immigratiemedewerker 1] beëindigd. Het tweede gesprek is de verdachte niet eens zelf begonnen; zij werd gebeld door [immigratiemedewerker 1]. De verdachte heeft geen afspraak gemaakt om [immigratiemedewerker 1] ergens te ontmoeten en er is nergens voor betaald;
  • er geen noodzaak was, omdat de verdachte na het gesprek met de supervisor wist dat het hebben van een retourticket voldoende was en [medewerker 1 bedrijf 1]en [medewerker 2 bedrijf 1] in het bezit daarvan waren;
  • de verdachte geen wederzijds voordeel ambieerde en
  • de verdachte niet wist van het bestaan van een derde persoon, althans zij niet geloofde dat er een derde persoon was. De verdachte kan dan ook niet het oogmerk in de richting van die derde persoon hebben gehad en geen belofte jegens haar hebben gedaan.
De raadsvrouw heeft voorts betoogd dat de belofte nooit is geaccepteerd en de tegenprestatie niet is gevolgd.
De raadsvrouw heeft tevens aangevoerd dat immigratiemedewerker [immigratiemedewerker 2] is veroordeeld voor uitlokking van de verdachte, zodat [verdachte] niet kan worden veroordeeld voor uitlokking van [immigratiemedewerker 2]. Nu [immigratiemedewerker 1] is vrijgesproken van het haar ten laste gelegde, kan de verdachte niet worden veroordeeld voor omkoping van deze immigratiemedewerker.
Ten slotte heeft de raadsvrouw opgemerkt dat er wellicht sprake is van een poging tot omkoping, omdat de uitvoering niet in gang is gezet dan wel omdat de uitvoering niet is gevolgd vanwege de uitdrukkelijke wil van de verdachte. Er is volgens de raadsvrouw geen sprake van een voltooid feit omdat de belofte niet is aanvaard omdat de handelingen niet zijn uitgevoerd.
Het Hof overweegt als volgt.
Juridisch kader
Onder belofte in de zin van artikel 2:128 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt verstaan het beloven van een gift. Het aanbieden van geld is volgens vaste jurisprudentie een belofte.
Artikel 2:128, eerste lid, onder a Sr vereist dat degene die een belofte aan een ambtenaar doet, dit doet met het oogmerk om de ambtenaar te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen of na te laten. Voor de toepassing van dit artikel is niet relevant of de belofte wordt aangenomen. Evenmin is relevant of de belofte de ambtenaar bereikt. Het enkele doen van de belofte is beslissend, onafhankelijk van het rechtsgevolg.
Voornoemd oogmerk bepaalt het opzettelijke van de handeling. De dader moet de bedoeling hebben dat de ambtenaar in zijn bediening iets doet of nalaat. Of het oogmerk bereikt wordt, doet hier evenmin ter zake.
De feiten
Uit het hierboven weergegeven WhatsApp-gesprek tussen de verdachte en [immigratiemedewerker 1] blijkt dat de verdachte tegen [immigratiemedewerker 1] heeft gezegd:
A.

When they were leaving an immigration officer told them they only allowed 90 days for year. And that they already spent 90 days. I expect to get one of them residency soon but we need her here at [bedrijfsnaam 1] to handle some stuff the coming time.’
B.

Tell her I gonna fix her up. (…) You know how I role. I gonna fix both of you up (..). So tell her I give you both 200 bucks each. (…) So let me know where you at later I will brings your. Yours.’
Oordeel Hof
Het Hof is van oordeel dat uit de onder B genoemde bewoordingen van de verdachte volgt dat zij een belofte in de zin van artikel 2:128 Sr heeft gedaan. Het verweer van de verdediging dat de verdachte slechts een loze belofte heeft gedaan vindt geen steun in het dossier en is ook overigens op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Het Hof gaat daarom aan die stelling voorbij en het verweer wordt verworpen.
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd vereist de wet niet dat de belofte moet zijn geaccepteerd. Ook dat verweer wordt daarom verworpen.
Uit de bewoordingen zoals opgenomen onder A volgt dat het oogmerk van de verdachte erop was gericht om ervoor te zorgen dat [medewerker1 bedrijf 1] en [medewerker2 bedrijf 1] ondanks het feit dat zij al 90 dagen op Sint Maarten hadden verbleven, zonder problemen het land in konden komen. De stelling van de verdachte dat zij de immigratiemedewerker uitleg wilde geven over het systeem dat een directeur van een bedrijf zonder meer toegang tot het land heeft, blijkt geenszins uit deze bewoordingen. Het feit dat [medewerker 1 bedrijf 1] en [medewerker 2 bedrijf 1] beschikten over een retourticket en er volgens de verdachte dus geen noodzaak tot omkoping bestond, maakt het voorgaande niet anders. Ook de overige door de verdediging opgeworpen stellingen laten het voorgaande onverlet. Het verweer wordt verworpen.
De stellingen van de verdediging dat niet is voldaan aan de vereisten voor omkoping omdat de tegenprestatie niet is gevolgd, dan wel dat wellicht sprake is geweest van een poging tot omkoping, vinden geen steun in het recht en worden daarom verworpen. Zoals hierboven reeds is overwogen, is het enkele doen van de belofte beslissend, onafhankelijk van het rechtsgevolg.
Het Hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat de verdachte aan immigratiemedewerkers [immigratiemedewerker 1] en [immigratiemedewerker 2] een belofte van $ 200,- heeft gedaan met het oogmerk om hen beiden te bewegen om iets te doen of na te laten, namelijk het zonder controle op rechtmatig verblijf [medewerker 1 bedrijf 1] en [medewerker 2 bedrijf 1] , de twee medewerkers van [bedrijfsnaam 1], Sint Maarten in te laten reizen en/of toe te laten.
Het Hof is met de procureur-generaal van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen, omdat het dossier daarvoor geen wettig en overtuigend bewijs bevat.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:128 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Aan een ambtenaar een belofte doen met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen of na te laten, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft twee immigratiemedewerkers een belofte van $ 200,- gedaan om ervoor te zorgen dat twee medewerkers van [bedrijfsnaam 1] zonder controle op rechtmatig verblijf Sint Maarten konden inreizen en/of in Sint Maarten zouden worden toegelaten. De verdachte was op dat moment lid van de Raad van Toezicht van [bedrijfsnaam 1]. De verdachte heeft kennelijk enkel oog gehad voor de belangen van [bedrijfsnaam 1] en schroomde niet deze met behulp van illegale middelen te verwezenlijken.
Het Hof rekent het de verdachte zwaar aan dat zij immigratiemedewerkers heeft omgekocht. Voor het goed functioneren van het immigratiebeleid is van essentieel belang dat de regels op een integere wijze worden nageleefd. Door haar handelen heeft de verdachte niet alleen het corrupte gedrag van immigratiemedewerkers beloond maar tevens een bijdrage geleverd aan de negatieve beeldvorming van de immigratiedienst in de publieke opinie.
De verdachte is strafrechtadvocaat van beroep. Het Hof is met het Gerecht van oordeel dat van een strafrechtadvocaat mag worden verwacht dat zij zich, mede gelet op haar voorbeeldfunctie in de rechtstaat en de samenleving, aan de wet houdt en zich geenszins bezig houdt met het plegen van strafbare feiten.
Het Hof rekent het de verdachte tevens aan dat zij ter terechtzitting haar handelen heeft gebagatelliseerd en het strafwaardige van haar handelen niet heeft ingezien.
Het Hof heeft acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zij is first offender, heeft de zorg voor een minderjarig kind en kampt met serieuze gezondheidsklachten. Dit zal het Hof in strafmatigende zin meewegen.
Naar het oordeel van het Hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep desgevraagd verklaard dat door het openbaar ministerie en de Orde van Advocaten klachten tegen haar zijn ingediend bij de Raad van Toezicht voor de Advocatuur en dat zij vermoedt dat er schorsing of schrapping van het tableau zal worden gevraagd. Het Hof is van oordeel dat de procedure die thans is ingezet in dit specifieke geval de geëigende weg is om professionele consequenties te verbinden aan het door de verdachte gepleegde misdrijf, en zal daarom de eis van de procureur-generaal om de verdachte de bijkomende straf van ontzetting uit het ambt van advocaat niet volgen.
Het Hof, is na alles te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking komt in de door het Gerecht opgelegde straffen. Het Hof is van oordeel dat een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21 en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg en doet opnieuw recht;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 primair, 2 subsidiair, 3 primair en 3 subsidiair ten laste is gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mrs. W.J. Geurts-de Veld, D. Radder en A.J.M. van Gink, leden van het Hof, bijgestaan door mr. A.F. van der Heide, (zittings)griffier, en op 13 november 2019 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten.
De uitspraakgriffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.