ECLI:NL:OGHACMB:2019:182

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 september 2019
Publicatiedatum
28 oktober 2019
Zaaknummer
100.003334/18 H- 191/2018
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en veroordeling tot taakstraf in strafzaak met belediging en smaad van politieagenten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarbij de verdachte op 24 oktober 2018 was vrijgesproken van enkele feiten en veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarbij alleen de beslissingen over de feiten 1, 5 en 6 aan het Hof zijn voorgelegd. Het Hof heeft de zaak onderzocht op de terechtzitting en kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. M.A.W. Mol, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. S.R. Bommel.

Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 13 augustus 2018 op Sint Maarten beledigende woorden heeft geuit naar twee politieagenten, die hen in het openbaar hebben gekleineerd. Daarnaast heeft de verdachte op sociale media een foto van de agenten geplaatst met een beledigende tekst, wat heeft geleid tot een aanklacht van smaad. Het Hof heeft de verdachte vrijgesproken van feit 5, de mishandeling van een ambtenaar, omdat er onvoldoende bewijs was voor opzet. Echter, de verdachte is wel schuldig bevonden aan de feiten 1 en 6, te weten eenvoudige belediging en smaad.

De strafoplegging is gebaseerd op de ernst van de feiten, waarbij het Hof rekening houdt met het blanco strafblad van de verdachte. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van NAf 1500 en 25 dagen hechtenis, met een proeftijd van drie jaar. Het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg is vernietigd voor zover het aan het oordeel van het Hof was onderworpen, en het Hof heeft opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

Zaaknummer: H 191/2018

Parketnummer: 100.00334/18
Uitspraak: 24 september 2019 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) van 24 oktober 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1971 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het onder de feiten 2, 3 en 4 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder de feiten 1, 5 en 6 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, waarvan 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Nu alleen de verdachte hoger beroep heeft ingesteld, is het vonnis waarvan beroep slechts aan beoordeling in hoger beroep onderworpen voor zover het betrekking heeft op de beslissingen ten aanzien van het onder de feiten 1, 5 en 6 ten laste gelegde.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het vonnis waarvan beroep dat aan het oordeel van het Hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. M.A.W. Mol, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.R. Bommel, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Door en namens de verdachte is vrijspraak bepleit van het onder feit 5 tenlastegelegde.
Vonnis waarvan beroep
Het Hof komt tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging dan het Gerecht. Het vonnis kan daarom niet in stand blijven.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
:
Feit 1:
hij op of omstreeks 13 augustus 2018, op Sint Maarten, opzettelijk beledigend [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "motherfuckers” en/of “asshole”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking; (artikel 2:226 Wetboek van Strafrecht)
Feit 5:
hij op of omstreeks 13 augustus 2018 te Sint Maarten, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
mishandelend een ambtenaar, te weten de toen aldaar in uniform gekleed zijnde [slachtoffer 1], brigadier van politie, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
- met zijn verdachte, hand die [slachtoffer 1] bij zijn boven rechter arm heeft gepakt, en met geringe kracht zijn nagels in de arm van die [slachtoffer 1] heeft gezet/gestoken en/of
waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden te weten:
- diverse krassen op rechter arm en hand en/of
- een wond aan de (linker)wijsvinger
(artikel 273/277 lid 1 onder c Wetboek van Strafrecht)
Feit 6:
hij op of omstreeks 13 augustus 2018, te Sint Maarten, opzettelijk de eer en/of de goede naam van [slachtoffer 1] heeft aangerand door beschuldiging van (een) bepaald(e) feit(en), met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft hij verdachte, met voormeld doel aan [slachtoffer 1] - zakelijk weergegeven – medegedeeld via een social media “Facebook” onder de foto de tekst: “These are the two Muther Fucker who arrest me the one on the right is what fuck up my hand. Go and find out who is the Real paparazzi”.
(artikel 2:223 Wetboek van Strafrecht)
Vrijspraak van feit 5
Het Hof heeft niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging gekregen dat de verdachte het onder feit 5 ten laste gelegde heeft begaan en is van oordeel dat vrijspraak dient te volgen. Het Hof overweegt daartoe als volgt.
De verdachte heeft de mishandeling ontkend en verklaard dat hij zich tijdens de aanhouding heeft verweerd, dat er een worsteling is ontstaan en dat zowel hij als de verbalisant daarbij ten val kwamen. Deze gang van zaken vindt tot zover steun in de verklaring van verbalisant [slachtoffer 1]. Onder genoemde omstandigheden kan niet uitgesloten worden dat er bij de worsteling of tijdens de val sprake is geweest van een ongelukkig treffen van de arm van de verbalisant met de grond dan wel een onbedoeld vastpakken van de arm van de agent door de verdachte. Het Hof is derhalve van oordeel dat er onvoldoende overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van het vereiste opzet bij de mishandeling te komen, zodat de verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het Hof acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder de feiten 1 en 6 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1:
hij op
of omstreeks13 augustus 2018, op Sint Maarten, opzettelijk beledigend [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2], in
diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "motherfuckers” en/of “asshole
”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Feit 6:
hij
op ofomstreeks 13 augustus 2018, te Sint Maarten, opzettelijk de eer en
/ofde goede naam van [slachtoffer 1] heeft aangerand door beschuldiging van
(een)bepaald
(e
)feit
(en
), met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft hij verdachte, met voormeld doel aan [slachtoffer 1] - zakelijk weergegeven – medegedeeld via een social media “Facebook” onder de foto de tekst: “These are the two Muther Fucker who arrest me the one on the right is what fuck up my hand. Go and find out who is the Real paparazzi”.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e Sv betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Sint Maarten.
1. Een proces-verbaal van aanhouding met bijlagen van verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (dossierpagina 6-14) d.d. 14 augustus 2018, voor zover inhoudende:
Op 13 augustus 2018 bevonden wij, verbalisanten [slachtoffer 1], brigadier van politie en [slachtoffer 2], hoofdagent van politie, ons in Philipsburg Sint Maarten. Wij kregen de opdracht te gaan naar de [naam straat] Road alwaar een aanrijding met letsel zou hebben plaatsgevonden. Ter plaatse hoorden wij verbalisanten afzonderlijk van elkaar een man, die later bleek te heten [verdachte], roepen ‘motherfuckers’ “Nederlandse politie denkt dat ze kunnen doen wat ze willen” en woorden van gelijke strekking. Door de uitlatingen van de man voelden wij ons, verbalisanten, gekleineerd en voor gek gezet bij het aanwezige publiek. Ik [slachtoffer 1] hoorde de man zeggen. “Jij weet niet wie ik ben, jij zit morgen in het vliegtuig naar Nederland motherfucker”. ik voelde mij door de uitlatingen van de man gekleineerd en niet serieus genomen. Ik hoorde de man nog een paar keer “asshole” roepen. Er waren op het moment van de belediging ruim 15 á 20 omstanders die de belediging moeten hebben gehoord.
2. Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [slachtoffer 1] met bijlage (dossierpagina 20-22) d.d. 23 augustus 2018, voor zover inhoudende:
Enkele dagen na 13 augustus 2018 zag ik op de Facebook site van [verdachte] een foto met daarop mijzelf en mijn collega [slachtoffer 2]. Ik was duidelijk in beeld en herkende [slachtoffer 2] en mijzelf zeer zeker in de afbeelding. Ik zag onder de foto de tekst: “These are the two Muther Fucker who arrest me. The one on the right is what fuck up my hand. Go and find out who is The Real Paparazzi”. Door de plaatsing van deze foto op social media op een openbare site die voor een ieder te bezichtigen is en de daaronder haatdragende reacties voel ik mij [slachtoffer 1] wederom beledigd en in mijn eer en goede naam aangetast door de door mij aangehouden verdachte.
3. Een proces-verbaal van klacht van verbalisant [slachtoffer 1] (dossierpagina 27-28) d.d. 24 augustus 2018, voor zover inhoudende:
Ik doe hierbij een klacht van belediging en smaad/laster. Ik verzoek strafvervolging tegen de verdachte [verdachte].
4. Een proces-verbaal van klacht van verbalisant [slachtoffer 2] (dossierpagina 29-30) d.d. 28 augustus 2018, voor zover inhoudende:
Ik doe hierbij een klacht van belediging. Ik verzoek strafvervolging tegen de verdachte [verdachte].
5. De verklaring die de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 4 september 2019 heeft afgelegd, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik op 13 augustus 2018 boos heb gereageerd op twee politieagenten. Misschien heb ik de woorden “mother fucker” en “asshole” genoemd. Het klopt ook dat ik op mijn Facebook-pagina een foto heb geplaatst van de twee politieagenten en daaronder de woorden “These are the two Muther Fucker who arrest me. The one on the right is what fuck up my hand. Go and find out who is the Real paparazzi”.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder feit 1 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:226 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Eenvoudige belediging, meermalen gepleegd.
Het onder feit 6 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:223 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Smaad.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedragingen aan de verdachte te verwijten zijn en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging van twee politieagenten die hun werk deden ter plaatse van een dodelijk verkeersongeval. Een van de politieagenten is opnieuw door de verdachte beledigd en in diskrediet gebracht door een smadelijke tekst met een foto van de agent op zijn Facebookpagina te plaatsen. De tekst is onnodig krenkend en dient geen enkel doel anders dan het creëren van een negatieve beeldvorming over de politie. Het is te meer kwalijk, nu van een journalist een integere en waarheidsgetrouwe verslaglegging en berichtgeving wordt verwacht.
Het Hof houdt ten voordele van de verdachte rekening met het feit dat hij een blanco strafblad heeft.
Het Hof is na dit een en ander te hebben afgewogen en ondanks dat één feit minder bewezen wordt geacht, tot de slotsom gekomen dat de ernst van het bewezen verklaarde, in het bijzonder de smaad in relatie bezien met het beroep van de verdachte, onvoldoende tot uitdrukking komt in de door het Gerecht in eerste aanleg opgelegde straf. Het Hof is – met eenparigheid van stemmen – van oordeel dat een voorwaardelijke geldboete van na te noemen hoogte passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:54, 1:58 en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg voor zover aan het oordeel van het Hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 5 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
NAf 1500,= (vijftienhonderd gulden), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis;
bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijdvan
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mrs. D. Radder, A.J.M, van Gink en S.M. Christiaan, leden van het Hof, bijgestaan door mr. C. Bernsen, zittingsgriffier, en op 24 september 2019 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten.
Mr. Van Gink en de zittingsgriffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
uitspraakgriffier:
De uitspraakgriffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Sint Maarten d.d. 11 september 2018, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 157/JD/18.