Uitspraak
Zaaknummer: H 35/2019
Vonnis
[VERDACHTE],
of omstreeks8 december 2016, te Curaçao,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan nietopzettelijk
heeft uitgevoerd in de zin van artikel 1 lid 3 van de Opiumlandsverordening 1960, in elk gevalin zijn bezit heeft gehad
en/of aanwezig heeft gehad en/of heeft aangewendongeveer 706 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne
, althans enige bereiding van cocaïne,zijnde cocaïne
(een
)middel
(en)als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960
en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (P.B. 2005 no. 13).
“Ja, [verdachte] is de man die was weggerend. Nadat ik het identiteitsbewijs had aangetroffen herkende ik meteen dat hij degene was die was weggerend”. Het antwoord van [verbalisant 3] luidt:
“ ja, het betrof de bestuurder die was weggerend”. Eerst daarna wordt hen een kopie van de sedula van de verdachte getoond naar aanleiding waarvan [verbalisant 2] verklaart dat de persoon op de sedula degene was die was weggerend en verdovende middelen had weggegooid en [verbalisant 3] dat die persoon de bestuurder van de auto was die was weggerend [2] . Het Hof ziet in vorenstaande gang van zaken geen beïnvloeding van de herkenningen als door de raadsman aangevoerd, te meer niet nu al op de avond in kwestie, te weten op 8 december 2016, de eerste herkenning door de verbalisanten heeft plaatsgevonden. Dat de verbalisanten hebben nagelaten daarover te relateren in het proces-verbaal van bevindingen van 9 december 2016 maakt dat niet anders.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de
18 (achttien) maanden;
9 (negen) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;