ECLI:NL:OGHACMB:2019:178

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 september 2019
Publicatiedatum
28 oktober 2019
Zaaknummer
190.00010/18 H-181/2019
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 24 september 2019 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de beslissing van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, die in eerste aanleg was veroordeeld tot betaling van een bedrag van NAf. 675.949,= aan het land Sint Maarten. De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.

Tijdens de zitting heeft de procureur-generaal, mr. M.A.W. Mol, de vordering gedaan om de beslissing van het Gerecht te bevestigen. De raadsman van de veroordeelde, mr. M.K.A. Hart, heeft primair bepleit dat de vordering tot ontneming afgewezen moet worden en subsidiair dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op een lager bedrag vastgesteld moet worden. Het Hof heeft de argumenten van beide partijen in overweging genomen.

Na het onderzoek op de terechtzitting heeft het Hof besloten zich te verenigen met de beslissing van het Gerecht in eerste aanleg en de redengeving waarop deze berust. Het Hof heeft de beslissing bevestigd, waarmee de verplichting tot betaling van het vastgestelde bedrag aan het land Sint Maarten in stand blijft. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten.

Uitspraak

Zaaknummer: H 181/2019

Parketnummer: 190.00010/18
Uitspraak: 24 september 2019 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) van 6 maart 2019 de strafzaak tegen de veroordeelde:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1964 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres],
Hoger beroep
Het gerecht in eerste aanleg heeft de schatting van het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op een bedrag van NAf. 675.949,= en aan de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling van dat bedrag aan het land Sint Maarten.
De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Deze beslissing is gegeven naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. M.A.W. Mol, en van hetgeen door de veroordeelde en haar raadsman, mr. M.K.A. Hart, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof de beslissing waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft primair bepleit dat de vordering tot ontneming zal worden afgewezen en subsidiair dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op een lager bedrag zal worden vastgesteld.
Beslissing waarvan beroep
Het Hof verenigt zich met de beslissing waarvan beroep en met de redengeving waarop dit berust. De beslissing zal daarom worden bevestigd.

BESLISSING

Het Hof:
bevestigt de beslissing van het Gerecht in eerste aanleg.
Deze beslissing is gewezen door mrs. D. Radder, A.J.M. van Gink en S.M. Christiaan, leden van het Hof, bijgestaan door mr. C. Bernsen, zittingsgriffier, en op 24 september 2019 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten.
Mr. Van Gink en de zittingsgriffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
uitspraakgriffier:
De uitspraakgriffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.