ECLI:NL:OGHACMB:2019:175

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
11 september 2019
Publicatiedatum
28 oktober 2019
Zaaknummer
100.00042-18 en 100.00371-14 (TUL) H-23/2019
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van een vonnis in hoger beroep met betrekking tot meerdere strafbare feiten, waaronder gewapende overvallen en vuurwapenbezit

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 11 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De verdachte, geboren in 1991 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld tot 14 jaar gevangenisstraf voor verschillende strafbare feiten, waaronder gewapende overvallen. Zowel de verdachte als de officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld. De procureur-generaal vorderde een zwaardere straf van 16 jaar, terwijl de verdediging vrijspraak voor enkele feiten bepleitte.

Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht bevestigd, met uitzondering van de beslissingen omtrent de feiten 8 en 11, waarbij de verdachte van feit 8 werd vrijgesproken. Het Hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor nauwe en bewuste samenwerking bij de beroving van een slachtoffer. Voor feit 11 werd de verdachte wel schuldig bevonden aan het medeplegen van handelen in strijd met de Vuurwapenverordening. Het Hof heeft de strafmaat verhoogd naar 16 jaar, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en de samenleving.

De uitspraak benadrukt de zorgwekkende aard van de gepleegde misdrijven en de noodzaak van een langdurige vrijheidsbeneming. Het Hof heeft ook de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, maar oordeelde dat deze niet opwegen tegen de ernst van de gepleegde feiten. De uitspraak is gedaan door een collegiaal Hof, waarbij de leden unaniem tot deze beslissing zijn gekomen.

Uitspraak

Zaaknummer: H-23/2019

Parketnummers: 100.00042-18 en 100.00371-14 (TUL)
Uitspraak: 11 september 2019 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) van 20 december 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Sint Maarten.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het onder 4 primair en 9 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 subsidiair, 5, 6, 7, 8, 10 en 11 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Gerecht een beslissing genomen ten aanzien van een vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling.
Zowel de verdachte als de officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. M.A.W. Mol, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. G. Hatzmann, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1, 2, 3, 4 subsidiair, 5, 6, 7, 8, 10 en 11 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 jaren met aftrek van voorarrest. Haar vordering behelst voorts afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling.
Namens de verdachte is ten aanzien van een aantal feiten vrijspraak bepleit en is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het Hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met uitzondering van de beslissingen ten aanzien van de feiten 8 (Dubbelspaat) en 11 en de opgelegde straf - in zoverre zal het vonnis worden vernietigd - en met dien verstande dat het Hof:
  • ten aanzien van de feiten 2 (Zinkiet) en 6 (Castoriet 2.0) een andere bewijsconstructie hanteert en
  • ten aanzien van de feiten 4 subsidiair en 5 (Celestiet) de bewijsmiddelen verbetert.
Vrijspraak feit 8 (Dubbelspaat)
De procureur-generaal heeft aangevoerd dat de verdachte een essentiële rol heeft gespeeld in de voorbereiding van de beroving van [slachtoffer 1]. De verdachte heeft immers een afspraak met [slachtoffer 1] gemaakt en gezegd dat hij hem daar met anderen zou ontmoeten. Volgens de procureur-generaal wist de verdachte dat [slachtoffer 1] aldaar beroofd zou worden en heeft hij hem aldus naar het basketbalveldje gelokt, alwaar de beroving plaatsvond. Na de beroving heeft de verdachte gedeeld in de opbrengst van die beroving, want hij heeft USD 500 ontvangen. Ten slotte beschikte de verdachte vlak na de overval over de auto die tijdens de overval van [slachtoffer 1] is weggenomen. Volgens de procureur-generaal maakt dat alles tezamen dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de andere daders en kan het onder 8 ten laste gelegde wettig en overtuigend worden bewezen.
De verdachte heeft verklaard dat hij inderdaad vlak na de overval de beschikking had over de weggenomen auto, maar dat dat was omdat hij werkzaamheden aan de auto moest verrichten. De raadsman heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 8 ten laste gelegde feit, omdat de enige relevante bijdrage van de verdachte is geweest dat hij een telefoontje heeft gepleegd en een WhatsApp-gesprek heeft gevoerd.
Het Hof is met het Gerecht van oordeel dat uit het dossier niet volgt dat de verdachte de beroving zelf heeft uitgevoerd. Het Hof is echter, anders dan het Gerecht, van oordeel dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de plegers van de overval. Uit het dossier volgt niet dat de verdachte toen hij de afspraak met [slachtoffer 1] maakte, wist dat de overval zou gaan plaatsvinden. Het Hof acht de omstandigheid dat de verdachte achteraf USD 500 heeft ontvangen en de dag daarna de beschikking had over de gestolen auto onvoldoende voor het leveren van een significantie bijdrage aan de overval. De verdachte zal dan ook van het onder 8 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging feit 2 (Zinkiet)
Het Hof neemt de bewijsoverweging van het Gerecht over, zoals weergegeven op pagina 2 van het vonnis, met uitzondering van de overweging ten aanzien van het schakelbewijs. De bewijsoverweging luidt derhalve als volgt:
De raadsman betoogt dat het geweld tegen aangever beperkt is gebleven tot slaan en dat er onvoldoende bewijs is voor het gebruik van een vuurwapen. Het Gerecht volgt de raadsman niet. Het is juist dat het gebruik van een vuurwapen enkel rechtstreeks uit de aangifte volgt. Er is echter geen reden om te twijfelen aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de aangifte. Deze wordt op de meeste onderdelen ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte. Ook het gebruik van een vuurwapen acht het Gerecht derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Verbetering bewijsmiddelen feiten 4 subsidiair en 5 (Celestiet)
Het Hof verbetert de bewijsmiddelen zoals weergegeven op pagina 6 en 7 van het vonnis van het Gerecht als volgt.
Bewijsmiddel 2) Bijlage 2
Dit proces-verbaal van aangifte van [getuige 1] is opgemaakt, gesloten en getekend door [hoofdagent 1], Hoofdagent van Politie werkzaam als Generalist tactische recherche bij het Korps Politie Sint Maarten en niet door verbalisant [verbalisant 1].
Bewijsmiddel 3) Bijlage 3
Dit proces-verbaal betreft het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] en niet van [getuige 2].
Het Gerecht heeft in regel 1 van dit bewijsmiddel opgenomen:
I know [roepnaam 1] and [verdachte] have a problem with my sister [naam 1] because (…).
Het Hof verbetert die zin als volgt:
I know [roepnaam 1] and [verdachte] have a problem with my sister [naam getuige 2] (Het Hof begrijpt: [getuige 2]) because (…).
Bewijsmiddel 4) Bijlage 4
Dit proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] is op 15 december 2017 in plaats van 14 december 2017 gesloten en getekend door de opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1].
Bewijsoverweging feit 6 (Castoriet 2.0)
Het Hof neemt de bewijsoverweging van het Gerecht over, zoals weergegeven op pagina 2 van het vonnis, met uitzondering van de overweging ten aanzien van het schakelbewijs. De bewijsoverweging luidt derhalve als volgt:
De raadsman betoogt dat niet vast staat dat een vuurwapen is gebruikt bij dit feit. Het Gerecht verwijst naar de bewijsoverweging van feit 2 (Hof: met uitzondering van de overweging ten aanzien van het schakelbewijs, dus zoals hierboven is weergegeven)
. De aangifte vindt voorts steun in de bekennende verklaring van verdachte en van getuige [getuge 3] zodat er geen reden is om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de aangifte te twijfelen.
Bewezenverklaring feit 11
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 11 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij op
  • 16 november 2017 in of in de buurt van [bedrijfsnaam 1](Castoriet 1.0),
  • 1 december 2017 in of in de buurt van [bedrijfsnaam 2] (Zinkiet),
  • 14 december 2017 in of in de buurt van [naam straat 1] (Celestiet),
  • 25 en/of 26 december 2017 in of in de buurt van [naam buurt 1] (Castoriet 2.0),
  • 8 januari 2018 in of in de buurt van [naam plaats 1] (Droomkwartz),
  • 18 januari 2018 in of in de buurt van [naam plaats 2] (Dubbelspaat),
  • 20 januari 2018 in of in de buurt van [naam straat 2] (Eldoriet)en
    /of
  • 21 januari 2018 in of in de buurt van [naam buurt 1] (Home Invasion),
in elk geval in of omstreeks de periode van 16 november 2017 tot en met 21 januari 2018in Sint Maarten, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een of meer vuurwapens, in de zin van de Vuurwapenverordening,
te weten een of meer zwarte handvuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkende voorwerpen,voorhanden heeft gehad.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen feit 11
Het Hof verwijst voor de bewijsmiddelen ten aanzien van feit 11 naar de bewijsmiddelen die zijn opgenomen ten aanzien van de feiten 1 (Castoriet 1.0), 2 en 3 (Zinkiet), 4 subsidiair en 5 (Celestiet), 7 (Droomkwartz) en 10 (Home Invasion).
Strafbaarheid en kwalificatie van het onder 11 bewezen verklaarde
Het onder 11 bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van handelen in strijd met een in artikel 3 van de Vuurwapenverordening gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 11 bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft in een korte periode alleen of samen met een ander of anderen vijf gewapende overvallen gepleegd. Daarnaast heeft hij getracht om een persoon geld en twee kettingen afhandig te maken door te dreigen met geweld. Het ogenschijnlijke gemak waarmee de verdachte en zijn mededader(s) op pad zijn gegaan en deze misdrijven hebben gepleegd geeft reden tot zorg en vrees voor herhaling, te meer nu de verdachte door zijn proceshouding geen blijk heeft gegeven het verwerpelijke van zijn gedrag in te zien. Deze schokkende feiten hebben niet alleen de slachtoffers angst aangejaagd en gedupeerd maar ook de relatief kleine samenleving van Sint Maarten behoorlijk in beroering gebracht.
Voorts heeft de verdachte zich met een ander schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving door het slachtoffer in een auto te duwen en hem daarin vast te houden. Door dit handelen heeft hij het slachtoffer belemmerd in zijn persoonlijke bewegingsvrijheid en heeft hij een grove inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke en geestelijke integriteit.
Ten slotte heeft de verdachte twee personen bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht, waarbij hij gebruik heeft gemaakt van een vuurwapen. De slachtoffers hebben deze situatie als zeer bedreigend ervaren. Door zijn handelen heeft de verdachte bij de slachtoffers gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht.
De verdachte en zijn mededader(s) hebben bij het plegen van al deze strafbare feiten vuurwapens voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van dit soort wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
Naar het oordeel van het Hof kan gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
De verdachte is, zo blijkt uit de vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 100.00371/14, eerder onherroepelijk veroordeeld voor een overtreding van de vuurwapenverordening, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het Hof heeft gelet op straffen die doorgaans worden opgelegd in soortgelijke zaken. Het Hof hanteert als uitgangspunt voor diefstal met geweld waarbij wordt gedreigd met een vuurwapen een gevangenisstraf van vier jaren. In deze zaak geldt als straf verhogend dat verschillende feiten in vereniging zijn gepleegd en dat het onder 10 bewezen verklaarde feit (Home Invasion) in een woning is gepleegd. Voorts acht het Hof het zeer kwalijk dat dat de verdachte het slachtoffer [slachtoffer 2] in korte tijd tweemaal heeft overvallen (Castoriet 1.0 en 2.0).
Het Hof is na een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat de ernst van het bewezen verklaarde, in het bijzonder de aanzienlijke hoeveelheid gewapende overvallen in korte tijd gepleegd, onvoldoende tot uitdrukking komt in de door het Gerecht opgelegde straf. Het Hof komt tot een hogere straf.
Het Hof is – met eenparigheid van stemmen – van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 16 jaren passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
De persoonlijke belangen die de verdachte bij een lagere gevangenisstraf heeft, wegen naar het oordeel van het Hof niet op tegen de ernst van de gepleegde misdrijven. Het Hof ziet met het Gerecht van oordeel dat in de zware detentieomstandigheden geen reden om tot strafvermindering te komen. Het is een feit van algemene bekendheid, in het bijzonder voor een persoon als de verdachte die eerder onherroepelijk tot gevangenisstraffen is veroordeeld, dat die omstandigheden zwaar zijn. Een verdachte die welbewust zulke ernstige feiten pleegt als verdachte, neemt op de koop toe dat hij daaraan blootgesteld zal worden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 1:119, 1:123, 1:136, 1:224, 2:249, 2:255, 2:289, 2:291 en 2:294 van het Wetboek van Strafrecht van Sint Maarten en de artikelen 3 en 11 van de Vuurwapenverordening, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissingen ten aanzien van de feiten 8 en 11 en de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 8 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 11 ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders onder 11 ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het onder 11 bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
16 (zestien) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit vonnis is gewezen door mrs. S.A. Carmelia, M.C.B. Hubben en W.J. Geurts-de Veld, leden van het Hof, bijgestaan door mr. A.F. van der Heide, (zittings)griffier, en op 11 september 2019 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten.
De uitspraakgriffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.