ECLI:NL:OGHACMB:2019:173

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
11 september 2019
Publicatiedatum
28 oktober 2019
Zaaknummer
190.00007/18 H-26/2019
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep ontnemingsbeslissing in strafzaak met wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 11 september 2019 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een ontnemingsbeslissing van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De zaak betreft een veroordeelde die in een eerdere strafzaak was veroordeeld voor diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld. Het Gerecht had vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel had verkregen ter waarde van USD 19.438,50 en NAf 1.675,00, en had hem verplicht deze bedragen aan het land Sint Maarten te betalen. De officier van justitie ging in hoger beroep tegen deze beslissing.

Tijdens de zitting heeft het Hof kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. M.A.W. Mol, en de argumenten van de veroordeelde en zijn raadsvrouw, mr. S.H.M. Ibrahim. De procureur-generaal vroeg bevestiging van de eerdere beslissing, terwijl de raadsvrouw zich refereerde aan het oordeel van het Hof. Het Hof heeft echter geoordeeld dat de beslissing van het Gerecht niet in stand kan blijven en heeft een andere uitspraak gedaan.

Het Hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen en heeft de schatting van dit voordeel vastgesteld op USD 18.938,75 en NAf 1.675,00. De veroordeelde is verplicht dit bedrag te betalen aan het land Sint Maarten. Bij gebreke van betaling kan vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van 138 dagen. De beslissing is gegrond op de artikelen 1:59 en 1:77 van het Wetboek van Strafrecht en is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

Zaaknummer: H-26/2019

Parketnummer: 190.00007/18
Uitspraak: 11 september 2019 Tegenspraak

Beslissing

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) van 20 december 2018 op de vordering ex artikel 1:77 van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen de veroordeelde:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Sint Maarten.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de schatting van het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op een bedrag van USD 19.438,50 en een bedrag van NAf 1.675,00 en aan de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling van die bedragen aan het land Sint Maarten.
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Deze beslissing is gegeven naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. M.A.W. Mol, en van hetgeen door de veroordeelde en zijn raadsvrouw,
mr. S.H.M. Ibrahim, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof de beslissing waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het Hof.
Beslissing waarvan beroep
De beslissing waarvan beroep kan niet in stand blijven, nu Het Hof tot een ander oordeel komt.
Grondslag ontnemingsvordering
Bij vonnis van 11 september 2019 is veroordeelde in de aan deze ontnemingszaak ten grondslag liggende strafzaak (geregistreerd onder hetzelfde zaaknummer en met de parketnummers 100.00043/18 en 100.00151/18) veroordeeld voor – voor zover hier van belang –
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijker te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:77 van het Wetboek van Strafrecht moet worden onderzocht of de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van de bewezen verklaarde feiten of andere strafbare feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan.
Op 20 november 2018 heeft verbalisant [verbalisant 1], werkzaam bij het Korps Politie Sint Maarten, een proces-verbaal van bevindingen betreffende de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel opgesteld. Dit proces-verbaal zal hierna worden aangehaald als de ontnemingsrapportage.
Vaststelling van de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Het Hof is van oordeel dat op grond van het onder voormelde parketnummers aangelegd straf- en ontnemingsdossier, alsmede op grond van het onderzoek ter terechtzitting in zowel de straf- als ontnemingszaak, aannemelijk is geworden dat de veroordeelde door middel van de bewezenverklaarde feiten, waarvoor hij bij vonnis van 11 september 2019 is veroordeeld, wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Dit voordeel dient te worden ontnomen.
Uit de ontnemingsrapportage, gelezen in samenhang met het strafdossier en de bewezenverklaring in het strafvonnis, blijkt dat de veroordeelde meerdere in de rapportage genoemde geldbedragen zich wederrechtelijk heeft toegeëigend. De inhoud van de ontnemingsrapportage is ontleend aan het dossier met betrekking tot de onderliggende strafzaak tegen de veroordeelde. De in het strafvonnis opgenomen bewijsmiddelen met betrekking tot de feiten 1 (Toermalijn) en 5 (Droomkwartz) worden geacht hier te zijn herhaald en ingelast.
Met betrekking tot de berekening van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel wordt in het bijzonder het volgende overwogen.
Het Hof gaat bij de schatting van het voordeel uit van de aangiftes, voor zover deze niet strijdig zijn met de bewezenverklaring. De veroordeelde is veroordeeld voor het medeplegen van een aantal vermogensmisdrijven. Daarbij is steeds uit het dossier af te leiden om hoeveel mededaders het gaat. De ponds-pondsgewijze toerekening leidt tot de volgende berekening:
Feit 1 (Toermalijn) USD 22.537,50/2 = USD 11.268,75
Feit 5 (Droomkwartz) USD 15.340,00 en NAf 3.350,00/2 = USD 7.670,00 en
NAf 1.675,00
Het totale bedrag dat aan de veroordeelde kan worden toegeschreven bedraagt derhalve USD 18.938,75 en NAf 1.675,00.
Het Hof is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de maatregel ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden opgelegd.
Op te leggen betalingsverplichting
Het Hof zal aan de veroordeelde de verplichting opleggen tot betaling van het hiervoor vastgestelde bedrag aan het land Sint Maarten ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Daarbij heeft het Hof rekening gehouden met de draagkracht van de veroordeelde, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Naar het oordeel van het Hof is uit het onderzoek ter terechtzitting geen situatie aannemelijk geworden waarin op voorhand kan worden uitgesloten dat de veroordeelde op enig moment in staat is om aan zijn betalingsverplichting te voldoen. Bij dat oordeel heeft het Hof in aanmerking genomen de voor de tenuitvoerlegging van deze maatregel geldende verjaringstermijn en de mogelijkheid die het openbaar ministerie heeft om de veroordeelde gedurende die termijn onbeperkt uitstel van betaling dan wel betaling in termijnen toe te staan.
Voor het geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, zal vervangende hechtenis worden toegepast. Voor de berekening van de vervangende hechtenis wordt de tabel uit de Nederlandse LOVS-oriëntatiepunten voor vervangende hechtenis ex artikelen 24c/36f van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht gehanteerd, waarbij USD=NAf=EUR. Het te ontnemen bedrag (USD 18.938,75 en NAf 1.675,00) correspondeert met de vervangende hechtenis van 138 dagen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 1:59 en 1:77 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt de beslissing van het Gerecht in eerste aanleg en doet opnieuw recht als volgt;
stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op USD 18.938,75 en NAf 1.675,00 (achttienduizendnegenhonderdachtendertig Amerikaanse dollar en vijfenzeventig cent en zestienhonderdvijfenzeventig gulden);
legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan het land Sint Maarten, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, van een bedrag van USD 18.938,75 en NAf 1.675,00 (achttienduizendnegenhonderdachtendertig Amerikaanse dollar en vijfenzeventig cent en zestienhonderdvijfenzeventig gulden);
bepaalt dat bij gebreke van volledige betaling of verhaal vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 138 (honderdachtendertig) dagen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.A. Carmelia, M.C.B. Hubben en W.J. Geurts-de Veld, leden van het Hof, bijgestaan door mr. A.F. van der Heide, (zittings)griffier, en op 11 september 2019 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten.
De uitspraakgriffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.