ECLI:NL:OGHACMB:2019:156

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 juni 2019
Publicatiedatum
15 augustus 2019
Zaaknummer
P-2017/10370 H-163/2018
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep doodslag en poging doodslag met schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba op 24 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, dat op 14 juni 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1974 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaren voor doodslag en poging doodslag. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Het Hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het kennisnam van de vordering van de procureur-generaal, mr. F.A.P.M. van Deutekom, en de verdediging door zijn raadsman, mr. P.M.E. Mohamed. De procureur-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, terwijl de raadsman heeft gepleit voor vrijspraak op basis van afwezigheid van alle schuld. Het Hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de ten laste gelegde feiten, waarbij het Hof tot een andere bewezenverklaring en bewijsconstructie is gekomen dan het Gerecht. De verdachte is beschuldigd van het opzettelijk doden van [slachtoffer 1] en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [benadeelde partij 2] met een volttester. Het Hof heeft de verweren van de verdachte verworpen en de gevangenisstraf van 15 jaren bevestigd. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de geleden schade. Het Hof heeft de verbeurdverklaring van de volttester gelast en de teruggave van in beslag genomen kleding aan de verdachte gelast. De uitspraak is gedaan door mrs. M.C.B. Hubben, S.A. Carmelia en A.J.M. van Gink, en is openbaar uitgesproken in Aruba.

Uitspraak

Zaaknummer: H-163/2018

Parketnummer: P-2017/10370
Uitspraak: 24 juni 2019 Tegenspraak

Verkort vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 14 juni 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd te Aruba.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis ter zake van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Gerecht een beslissing genomen ten aanzien van een in beslag genomen voorwerp en ten aanzien van de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. F.A.P.M. van Deutekom en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. P.M.E. Mohamed naar voren is gebracht. Voorts heeft het Hof kennisgenomen van hetgeen de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] in het kader van hun vorderingen tot schadevergoeding naar voren hebben gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, onder verbetering van de bewijsmiddelen en de strafmotivering. Voorts dient een andere beslissing te worden genomen ten aanzien van de volttester.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte een beroep op afwezigheid van alle schuld toekomt en daarom dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging dan wel dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Vonnis waarvan beroep
Het Hof komt zowel ten aanzien van feit 1 primair als ten aanzien van feit 2 primair tot een enigszins andere bewezenverklaring dan het Gerecht. Ook komt het Hof tot een andere bewijsconstructie. Om redenen van efficiëntie zal het gehele vonnis worden vernietigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
:
1. primair
hij op of omstreeks 12 november 2017 te Aruba, [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer 1] met een volttester, althans een scherp en puntig voorwerp, meermalen/eenmaal in/in de richting van de borst, althans het (boven)lichaam, te steken, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
(artikel 2:259 van het Wetboek van Strafrecht)
1. subsidiair
hij op of omstreeks 12 november 2017 te Aruba, [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel , te weten een steekwond in de borst/het bovenlichaam, heeft toegebracht, door die [slachtoffer 1] met een volttester, althans een scherp en puntig voorwerp, meermalen/eenmaal in/in de richting van de borst, althans het (boven)lichaam, te steken, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
(artikel 2:275 van het Wetboek van Strafrecht)
1. meer subsidiair
hij op of omstreeks 12 november 2017 te Aruba, [slachtoffer 1] heeft mishandeld met gebruikmaking van een wapen, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening, te weten een volttester, althans een scherp en puntig voorwerp, door die [slachtoffer 1] met een volttester, althans een scherp en puntig voorwerp, meermalen/eenmaal in/in de richting van de borst, althans het (boven)lichaam, te steken, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
(artikel 2:273 van het Wetboek van Strafrecht)
2 primair
hij op of omstreeks 12 november 2017 te Aruba, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij 2] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [benadeelde partij 2] meermalen/eenmaal met een volttester, althans een scherp en puntig voorwerp, in/in de richting van de rug, althans het (boven)lichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
(artikel 2:259/2:275 jo artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht)
2 subsidiair
hij op of omstreeks 12 november 2017 te Aruba, [benadeelde partij 2], heeft mishandeld met gebruikmaking van een wapen, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening, te weten een volttester, althans een scherp en puntig voorwerp, door die [benadeelde partij 2] met een volttester, althans een scherp en puntig voorwerp, meermalen/eenmaal in/in de richting van de rug, althans het (boven)lichaam te steken.
(artikel 2:273 van het Wetboek van Strafrecht)
Bewezenverklaring
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 2 primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1 primair
hij op
of omstreeks12 november 2017 te Aruba, [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer 1] met een volttester
, althans een scherp en puntig voorwerp, meermalen/eenmaalin
/in de richting vande borst
, althans het (boven)lichaam,te steken, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
2 primair
hij op
of omstreeks12 november 2017 te Aruba, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij 2] opzettelijk van het leven te beroven
, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [benadeelde partij 2] meermalen
/eenmaalmet een volttester
, althans een scherp en puntig voorwerp, in/in de richting van
de rug, althanshet
(boven
)lichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Indien tegen dit vonnis beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het Hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:259 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

doodslag

Het onder 2 primair bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:259 juncto 1:119 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

poging tot doodslag

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte in de vroege ochtend van 12 november 2017 een woordenwisseling had met een medeweggebruiker en de inzittenden van de door die persoon bestuurde auto. Tijdens die woordenwisseling heeft de verdachte een klap op zijn hoofd gekregen. Door die klap heeft de verdachte een black-out gekregen en kan hij zich niets herinneren van de incidenten die hebben plaatsgevonden. Door het tijdelijke bewustzijnsverlies bij de verdachte is volgens de raadsman sprake van verontschuldigbare onmacht, waardoor sprake is van afwezigheid van alle schuld en de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging dan wel dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. De verdachte heeft verklaard dat de black-out hierin heeft bestaan dat hij direct na de klap op de grond is gevallen en pas wakker is geworden toen het slachtoffer al op de grond lag en er vrijwel niemand meer ter plaatse was.
Het Hof is van oordeel dat de door de verdachte aan het verweer ten grondslag gelegde feitelijke gang van zaken niet aannemelijk is geworden. Geen enkele getuige heeft verklaard dat de verdachte op enig moment zijn bewustzijn heeft verloren en op de grond is gevallen. Ook overigens biedt het dossier daarvoor geen enkel aanknopingspunt. Bovendien heeft de verdachte over zijn vermeende geheugenverlies tegenstrijdig verklaard. Zo heeft hij op 15 november 2017 tegenover de politie verklaard dat hij door de klap bewusteloos is geraakt en dat hij op de grond lag toen hij weer bij zijn bewustzijn kwam. Toen hij opstond zag hij een dikke man op de grond liggen en zag hij een vrouw die naast de andere auto stond. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft hij echter in eerste instantie verklaard dat hij zich na de klap niets meer herinnerde tot het moment dat hij thuis kwam en zijn vrouw vroeg wat er was gebeurd. Na vragen van het Hof hierover schaarde hij zich vervolgens opnieuw achter voornoemde bij de politie afgelegde verklaring. Dit maakt dat zijn verklaring als ongeloofwaardig terzijde wordt gesteld.
Gelet op het voorgaande verwerpt het Hof het verweer.
Ook overigens is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte is op een avond na het drinken van een behoorlijke hoeveelheid alcohol met drie andere personen in een auto gestapt. De verdachte trad op als bestuurder van de auto. Omdat hij meende dat een andere weggebruiker een verkeersfout maakte, heeft hij die auto klemgereden en is uit zijn auto gestapt om verhaal te halen bij de bestuurder. Tussen de verdachte en de inzittenden van die auto is een discussie ontstaan. De verdachte is op enig moment terug naar zijn eigen auto gelopen en heeft daaruit een volttester gepakt. Hij is daarmee naar de bestuurder van de andere auto gelopen en heeft hem zonder enige aanleiding met de volttester in zijn borst gestoken. Als gevolg daarvan is het slachtoffer [slachtoffer 1] overleden. Op het moment dat een vriend van [slachtoffer 1], te weten [benadeelde partij 2], tussen hem en de verdachte insprong om [slachtoffer 1] te helpen, heeft de verdachte ook hem met de volttester gestoken en hem in zijn bovenlichaam geraakt. [benadeelde partij 2] is daarop weggerend en de verdachte is achter hem aan gegaan. Toen [benadeelde partij 2] op de grond was gevallen heeft de verdachte stekende bewegingen in de richting van zijn bovenlichaam gemaakt en riep tegen [benadeelde partij 2] dat hij hem ook zou vermoorden. [benadeelde partij 2] heeft al liggend met zijn rug op de grond zich met zijn voeten afgeweerd en daarmee kunnen voorkomen dat hij opnieuw werd geraakt. Het is derhalve geenszins aan de verdachte te danken dat [benadeelde partij 2] niet ook fataal is geraakt.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan één van de meest ernstige misdrijven die het Wetboek van Strafrecht van Aruba kent en hij heeft [slachtoffer 1] hiermee het meest fundamentele recht waarover een mens beschikt, namelijk het recht op leven, ontnomen. De verdachte heeft niet alleen zijn leven beëindigd, maar ook een groot en onherstelbaar leed toegebracht aan de familieleden en andere naasten van [slachtoffer 1]. De enorme impact die deze daad op het leven van de nabestaanden heeft gehad, zal naar alle waarschijnlijkheid blijvend zijn.
Daarnaast heeft de verdachte ook met zijn handelen jegens [benadeelde partij 2] blijk gegeven van gebrek aan respect voor het recht op leven van een medemens. De lichamelijke integriteit van het slachtoffer is door toedoen van de verdachte ernstig geschonden. [benadeelde partij 2] moet verder leven met de wetenschap dat zijn leven in groot gevaar is geweest.
Voorts heeft de verdachte met zijn handelen de rechtsorde ernstig geschokt, nu de misdrijven op de openbare weg zijn gepleegd en mensen hiervan getuige zijn geweest.
Het Hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij dronken een auto heeft bestuurd en zonder enig recht van spreken een andere bestuurder op zeer agressieve wijze heeft aangesproken op zijn verkeersgedrag met alle onherstelbare ernstige gevolgen van dien. De verdachte heeft door zijn proceshouding
(ik had een black-out)geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn daden genomen en geen inzicht in zijn handelen, laat staan berouw getoond.
Naar het oordeel van het Hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte maken dat niet anders. Dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, is geen omstandigheid waarvan een strafmitigerende werking uitgaat: recidive zou veeleer als een strafverhogende omstandigheid hebben gegolden. De persoonlijke belangen die de verdachte bij een lagere gevangenisstraf heeft, wegen naar het oordeel van het Hof niet op tegen de ernst van de gepleegde misdrijven. In het over de verdachte opgemaakte rapport van dr. H.A.E. van Gaalen, psychiater, van 5 april 2018 concludeert dr. Van Gaalen dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar is met betrekking tot de bewezenverklaarde feiten. Het Hof neemt deze conclusie van de deskundige over en beschouwt de verdachte als volledig toerekeningsvatbaar.
Het Hof is, na dit een en ander te hebben afgewogen, evenals het Gerecht tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf van 15 jaren met aftrek van voorarrest passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
In beslag genomen voorwerpen
Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
De volttester is vatbaar voor verbeurdverklaring. Het voorwerp behoort toe aan de verdachte en het bewezen verklaarde is met behulp van dat voorwerp begaan. Het Hof zal daarom de verbeurdverklaring gelasten. Daarbij heeft het Hof rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Het Hof is van oordeel dat zich geen strafvorderlijk belang verzet tegen teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen kleding. Daarom zal daarvan de teruggave aan de verdachte worden gelast.
Schadevergoeding benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt Afl. 7.648,65 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij is bij vonnis waarvan beroep volledig toegewezen.
De verdediging heeft de vordering niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Hof genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] als gevolg van verdachtes onder 1 primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het Hof stelt vast dat de verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht. Daarom zal het Hof de schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
Schadevergoeding benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt
Afl. 1.300,00 aan materiële schade en Afl. 25.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering van de benadeelde partij is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van Afl. 1.300,00 aan materiële schade en Afl. 5.000,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft in hoger beroep te kennen gegeven zich te kunnen vinden in dat oordeel van het Gerecht.
De verdediging heeft de vordering niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Hof genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij 2] als gevolg van verdachtes onder 2 primair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het in hoger beroep gevorderde bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het Hof stelt vast dat de verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht. Daarom zal het Hof de schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:55, 1:67, 1:68, 1:78, 1:136 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg en doet opnieuw recht;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
15 (vijftien) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
verklaart verbeurd het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een volttester;
gelast de teruggave van in beslag genomen en nog niet teruggegeven kleding aan de verdachte;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] geleden schade toe tot een bedrag van
Afl. 7.648,65 (zegge: zevenduizendzeshonderdachtenveertig Arubaanse florin en vijfenzestig cent) aan materiële schade,vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 december 2017 tot aan de dag van de voldoening, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
Afl. 7.648,65 (zegge: zevenduizendzeshonderdachtenveertig Arubaanse florin en vijfenzestig cent) aan materiële schade, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 73 (drieënzeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2017 tot aan de dag van de voldoening;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 2] geleden schade toe tot een bedrag van
Afl. 6.300,00 (zegge: zesduizendendriehonderd Arubaanse florin en nul cent), bestaande uit Afl 1.300 (zegge: eenduizenddriehonderd Arubaanse florin en nul cent) aan materiële schade en Afl. 5.000,00 (zegge: vijfduizend Arubaanse florin en nul cent) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente tot aan de dag van de voldoening en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 2] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
Afl. 6.300,00 (zegge: zesduizendendriehonderd Arubaanse florin en nul cent), bestaande uit Afl 1.300 (zegge: eenduizenddriehonderd Arubaanse florin en nul cent) aan materiële schade en Afl. 5.000,00 (zegge: vijfduizend Arubaanse florin en nul cent) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 66 (zesenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente tot aan de dag van de voldoening;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] op 1 december 2017.
bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] op 12 november 2017.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.C.B. Hubben, S.A. Carmelia en A.J.M. van Gink leden van het Hof, bijgestaan door mr. A.F. van der Heide (zittings)griffier, en op 24 juni 2019 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba.
De uitspraakgriffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.