ECLI:NL:OGHACMB:2019:153

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 juli 2019
Publicatiedatum
15 augustus 2019
Zaaknummer
AR 343/2012 - AUA 2012200037 - AUA 2017H00163 - 84668
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partiële verdeling en veroordeling tot betaling overbedeling en bijdrage in taxatiekosten

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep inzake een partiële verdeling van een erfenis. De appellanten, [appellante sub 1] en [appellante sub 2], zijn beiden wonende in Aruba en waren oorspronkelijk gedaagden in conventie, maar zijn nu appellanten in deze procedure. De geïntimeerden, bestaande uit zeven personen, zijn ook wonende in Aruba en waren oorspronkelijk eisers in conventie. De zaak betreft een geschil over de verdeling van een perceel en de betaling van overbedeling aan de appellanten. Het Hof verwijst naar een eerder tussenvonnis van 26 maart 2019, waarin een comparitie van partijen werd gelast. Deze comparitie vond plaats op 17 juni 2019, waarbij alle deelgenoten aanwezig waren.

Tijdens de comparitie verklaarden de geïntimeerden bereid te zijn om de in het tussenvonnis vermelde bedragen aan overbedeling te betalen. Het Hof bevestigt de partiële verdeling zoals opgenomen in het bestreden eindvonnis, waarbij het perceel wordt toegedeeld aan de geïntimeerden tegen een waarde van Afl. 493.000,00. De appellanten hebben recht op een bedrag van Afl. 70.428,00 elk aan overbedeling. Het Hof bepaalt dat de verplichting om deze bedragen te voldoen ingaat drie maanden na het uitspreken van het vonnis, op 31 oktober 2019.

Daarnaast worden de kosten van de taxatie tussen de deelgenoten naar rato van hun erfdeel verdeeld. Het Hof bevestigt de eerdere vonnissen en compenseert de proceskosten tussen de partijen, gezien de familieverhoudingen. Dit vonnis is uitgesproken op 30 juli 2019 door de rechters F.W.J. Meijer, M.B. van den Enden en J. de Boer, en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2019 Vonnisno.:
Registratienummers: AR 343/2012 - AUA 2012200037 - AUA 2017H00163 - 84668
Uitspraak: 30 juli 2019

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:

[appelante sub 1],

[appelante sub 2],
beiden wonende in Aruba,
oorspronkelijk gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie,
thans appellanten,
hierna te noemen: [appellante sub 1], [appellante sub 2] c.s.,
gemachtigde: mr. D. Canwood.
tegen

[geïntimeerde sub 1],

[geïntimeerde sub 2],
[geïntimeerde sub 3],
[geïntimeerde sub 4],
[geïntimeerde sub 5],
[geïntimeerde sub 6],
[geïntimeerde sub 7],
allen wonende in Aruba,
oorspronkelijk eisers in conventie, verweerders in reconventie,
thans geïntimeerden,
gemachtigde: de heer T.D.G. Croeze.
Partijen afzonderlijk zullen hierna steeds worden aangeduid bij hun voornaam. Appellanten gezamenlijk zullen ook [appellanten] c.s. worden genoemd en geïntimeerden gezamenlijk: [geïntimeerden] c.s.
1. Het verdere verloop van de procedure
1.1
Het Hof verwijst naar zijn tussenvonnis van 26 maart 2019 waarbij het een comparitie van partijen heeft gelast.
1.2
De comparitie heeft plaatsgevonden in Aruba op 17 juni 2019. Alle deelgenoten zijn, in persoon dan wel vertegenwoordigd, verschenen.
1.3
Vonnis is bepaald op vandaag.
2. De nadere beoordeling
2.1
Op de comparitie hebben [geïntimeerden] c.s. uitdrukkelijk verklaard dat zij bereid en ook in staat zijn om de in het tussenvonnis vermelde bedragen aan overbedeling
- Afl. 70.428 voor [appellante sub 1] en Afl. 70.428,- voor [appellante sub 2], in totaal dus Afl. 140.856,00 - te betalen door aanwending van eigen middelen aangevuld met een geldlening. Het is niet nodig om het perceel eerst te verkavelen en de aan [appellante sub 1] en [appellante sub 2] toebedachte kavels te verkopen.
2.2
Het Hof zal daarom de in het bestreden eindvonnis opgenomen partiële verdeling waarbij het perceel wordt toegedeeld aan [geïntimeerden] c.s. tegen een waarde van Afl. 493.000,00 bevestigen, met bepaling van de aan [appellante sub 1] en [appellante sub 2] te betalen bedragen aan overbedeling op voor elk Afl. 70.428.00. Om enerzijds de kans op het welslagen van de uitkoop te optimaliseren en anderzijds [appellante sub 1] en [appellante sub 2] niet nog langer op hun geld te laten wachten - de zaak loopt sinds 2012 en [geïntimeerden] c.s. hebben al sinds in elk geval het tussenvonnis van 26 maart 2019 de tijd gehad om de financiering voor te bereiden - zal het Hof de verplichting om de overbedeling te voldoen (en anderszins mee te werken aan de overdracht van het perceel) niet eerder of later dan drie maanden na het uitspreken van dit vonnis laten ingaan.
2.3
De kosten van de taxatie zijn, zoals [appellante sub 1] en [appellante sub 2] wensen, bij eindvonnis van het Gerecht reeds tussen de partijen gecompenseerd. Dat betekent (zie ook rov. 2.3 van het tussenvonnis van 25 februari 2015) dat deze kosten tussen de deelgenoten naar rato van hun erfdeel moeten worden verdeeld, zodat [appellante sub 1] en [appellante sub 2] ieder 1/7 deel van Afl. 600,00 (= Afl. 85,71) dienen te dragen. [appellante sub 1] en [appellante sub 2] hebben de volledige kosten van de taxatie voorgeschoten en voor zover deze kosten nog niet onderling zijn verdeeld en verrekend moet dat alsnog gebeuren. Het eindvonnis zal daarom met een nadere bepaling worden aangevuld. Voor het overige zijn de grieven al in het tussenvonnis besproken en verworpen.
2.4
Tegen de toewijzing van de gebruiksvergoeding door [geïntimeerde sub 2] hebben partijen niet geappelleerd. De verschuldigdheid van die vergoeding, die - zo bleek op de zitting - nog niet wordt betaald, staat daarmee vast. Dat geldt ook voor de veroordeling om rekening en verantwoording af te leggen en de benoemingen van de notaris en de onzijdig persoon en de beslissingen op de overige vorderingen in conventie en reconventie.
2.5
De vonnissen waarvan beroep zullen worden bevestigd met de nadere bepalingen zoals onder 2.2 en 2.3 vermeld. Gelet op de tussen partijen bestaande familieverhoudingen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd.

BESLISSING

Het Hof:
bevestigt de vonnissen waarvan beroep, met dien verstande dat de in 3.2 van het dictum van het eindvonnis van 30 augustus 2017 genoemde, door [geïntimeerden] c.s. wegens overbedeling aan zowel [appellante sub 1] als [appellante sub 2] te betalen bedragen worden gesteld op Afl. 70.428,00 (in plaats van Afl. 54.778,00) en verschuldigd zijn drie maanden na het uitspreken van dit vonnis, derhalve op 31 oktober 2019, en veroordeelt [geïntimeerden] c.s. daartoe;
bepaalt dat voor zover [geïntimeerden] c.s. hun aandeel in de kosten van het taxatierapport, (Afl. 85,71voor [geïntimeerde sub 1], [geïntimeerde sub 2], [geïntimeerde sub 3] en [geïntimeerde sub 4] elk en Afl. 28,57 voor [geïntimeerde sub 5], [geïntimeerde sub 6] en [geïntimeerde sub 7] elk) nog niet aan [appellante sub 1] en [appellante sub 2] hebben betaald, zij dit alsnog
- binnen twee weken na dit vonnis - dienen te doen en veroordeelt hen daartoe;
compenseert de kosten van het hoger beroep, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. F.W.J. Meijer, M.B. van den Enden en J. de Boer leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 30 juli 2019.