ECLI:NL:OGHACMB:2019:148

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 juli 2019
Publicatiedatum
14 augustus 2019
Zaaknummer
CUR2019H00030
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van het verzoek tot erkenning van het Nederlanderschap van een kind in het kader van de Rijkswet op het Nederlanderschap

In deze zaak, behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, hebben verzoekers op 29 januari 2019 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RwNed). Het verzoek betreft de nationaliteit van hun kind, geboren in Curaçao. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft op 19 april 2019 geadviseerd om het verzoek toe te wijzen. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 juni 2019 hebben de verzoekers, het kind en de Advocaat-Generaal verklaard dat er geen andere rechtszaken of administratieve procedures aanhangig zijn over de nationaliteit van het kind, waardoor de verzoekers ontvankelijk zijn in hun verzoek.

Het Hof heeft vastgesteld dat het kind, geboren uit een Venezolaanse moeder, oorspronkelijk de Nederlandse nationaliteit had gekregen door de huwelijk van de moeder met een andere Nederlandse man. Deze man werd van rechtswege als vader erkend, maar zijn vaderschap werd later ontkend door een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen. Ondanks deze ontkenning, heeft het Hof geconcludeerd dat het kind zijn Nederlanderschap heeft behouden, omdat het kind geen Venezolaanse nationaliteit bezat en anders staatloos zou worden, wat in strijd is met de RwNed.

De beslissing van het Hof is dat het kind het Nederlanderschap bezit vanaf zijn geboorte, en er is geen reden voor een kostenveroordeling. De beschikking is uitgesproken op 30 juli 2019 in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

BURGERLIJKE ZAKEN OVER 2019 BESCHIKKING NO.
ZAAKNR: CUR2019H00030
UITSPRAAK: 30 juli 2019
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Beschikking in de zaak van:

1.[VERZOEKER SUB 1],

hierna te noemen: de vader.
2. [
[VERZOEKSTER SUB 2],
hierna te noemen: de moeder,
gezamenlijk hierna te noemen: verzoekers,
wonende in Curaçao,
procederende in persoon,
betreffende de nationaliteit van hun kind:
[KIND],
geboren op [geboorte datum] in Curaçao,
hierna te noemen: het kind,
andere belanghebbenden:
3.
de minister van Justitie van Curaçao,
4.
het openbaar ministerie van Curaçao,
5.
het Hoofd Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister (basisregistratie persoonsgegevens) van Curaçao.

1.Verloop van de procedure

1.1
Bij op 29 januari 2019 ter griffie ingediend verzoekschrift ingevolge artikel 17
Rijkswet op het Nederlanderschap(hierna ook: RwNed), met producties, hebben verzoekers het Hof verzocht voor recht te verklaren dat het kind het Nederlanderschap bezit.
1.2
Op 19 april 2019 heeft de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van het Nederlandse Ministerie van Justitie en Veiligheid advies uitgebracht, strekkende tot toewijzing van het verzoek.
1.3
Bij e-mail van het Openbaar Ministerie van 24 juni 2019 is van verzoekers aanvullende informatie gevraagd.
1.4
Op 25 juni 2019 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij verschenen zijn verzoekers, het kind en de Advocaat-Generaal. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek overeenkomstig een tevoren ingezonden schriftelijke conclusie.
1.5
Beschikking is bepaald op heden.

2.Beoordeling

2.1
Verzoekers hebben ter zitting verklaard dat geen zaak bij een andere rechterlijke instantie of in administratief beroep aanhangig is ter zake van de nationaliteit van het kind (zie artikel 17 lid 1 RwNed). Er zijn ook geen aanwijzingen daarvoor. Verzoekers zijn daarom ontvankelijk in hun verzoek.
2.2
Het kind is geboren op [geboorte datum] uit een Venezolaanse moeder die gehuwd was met een andere Nederlandse man dan de huidige vader. Deze andere man gold van rechtswege als vader van het kind en het kind kreeg van rechtswege de Nederlandse nationaliteit.
2.3
Bij beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 14 januari 2003 is de ontkenning van het vaderschap van deze andere man gegrond verklaard.
2.4
In beginsel zou het kind door deze gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap ook het Nederlanderschap verliezen. Echter doordat het kind, dat buiten Venezuela geboren is, ingevolge de Venezolaanse wetgeving niet de Venezolaanse nationaliteit bezat (zie advies IND, p. 2 met noot 6), zou het daardoor staatloos worden. Artikel 14 lid 2 (later lid 4 en thans lid 8) RwNed staat daaraan in de weg.
2.5
De conclusie is dat het kind ondanks de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap het Nederlanderschap heeft behouden. De erkenning van het kind door de Nederlandse vader op 11 juli 2003 was derhalve wat betreft het Nederlanderschap niet van belang.
2.6
Uit het voorgaande volgt dat het verzoek moet worden ingewilligd. Het Hof ziet geen reden voor een kostenveroordeling.

3.Beslissing

Het Hof stelt vast dat het kind het Nederlanderschap bezit vanaf zijn geboorte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J. de Boer, M.W. Scholte en M.B. van den Enden, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao op 30 juli 2019 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.