In deze zaak, behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, hebben verzoekers op 29 januari 2019 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RwNed). Het verzoek betreft de nationaliteit van hun kind, geboren in Curaçao. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft op 19 april 2019 geadviseerd om het verzoek toe te wijzen. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 juni 2019 hebben de verzoekers, het kind en de Advocaat-Generaal verklaard dat er geen andere rechtszaken of administratieve procedures aanhangig zijn over de nationaliteit van het kind, waardoor de verzoekers ontvankelijk zijn in hun verzoek.
Het Hof heeft vastgesteld dat het kind, geboren uit een Venezolaanse moeder, oorspronkelijk de Nederlandse nationaliteit had gekregen door de huwelijk van de moeder met een andere Nederlandse man. Deze man werd van rechtswege als vader erkend, maar zijn vaderschap werd later ontkend door een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen. Ondanks deze ontkenning, heeft het Hof geconcludeerd dat het kind zijn Nederlanderschap heeft behouden, omdat het kind geen Venezolaanse nationaliteit bezat en anders staatloos zou worden, wat in strijd is met de RwNed.
De beslissing van het Hof is dat het kind het Nederlanderschap bezit vanaf zijn geboorte, en er is geen reden voor een kostenveroordeling. De beschikking is uitgesproken op 30 juli 2019 in aanwezigheid van de griffier.