Art. 286
1. Alvorens scheiding van tafel en bed te vragen, zijn de echtgenoten verplicht bij een authentieke akte al de voorwaarden dier scheiding te regelen, zowel te hunnen opzichte als ten aanzien van de uitoefening van de ouderlijke macht en de verzorging en opvoeding hunner kinderen.
2. De schikkingen tussen hen beraamd, om plaats te hebben gedurende het rechterlijk onderzoek, moeten aan de bekrachtiging van de rechter in eerste aanleg worden onderworpen, om, desnoods, door deze geregeld te worden.
Art. 287
De aanvrage der beide echtgenoten geschiedt bij verzoekschrift aan de rechter in eerste aanleg; en moet daarbij worden overgelegd, zowel afschrift der huwelijksakte, als van de overeenkomst waarvan bij het eerste lid van het vorige artikel wordt gesproken.
Art. 288.
1. De rechter in eerste aanleg zal daarop aan de beide echtgenoten bevelen om tezamen en in persoon voor hem te verschijnen, ten einde hun de nodige vertogen te doen.
2. Indien de echtgenoten bij hun voornemen volharden, zal de rechter een nieuwe verschijning, na verloop van zes maanden, bevelen.
Art. 289
De rechter in eerste aanleg zal zes maanden na de tweede verschijning uitspraak doen, na verhoor of behoorlijke oproeping der naaste bloedverwanten van de echtgenoten in de opgaande linie.
(…)
Art. 291
Door scheiding van tafel en bed wordt het huwelijk niet ontbonden, maar zijn de echtgenoten daardoor van de verplichting tot samenwoning ontheven.
Art. 294
1. De vonnissen tot scheiding van tafel en bed zullen openlijk worden bekend gemaakt en in het huwelijksgoederenregister, aangewezen in artikel 188, worden ingeschreven.
2. Zolang deze openlijke bekendmaking en inschrijving niet heeft plaatsgehad, kan het vonnis tot scheiding van tafel en bed niet tegen derden die hiervan onkundig waren, werken.
(…)
Art 297
1. Een scheiding van tafel en bed gaat van rechtswege teniet door de verzoening van de echtgenoten; deze doet alle gevolgen van het huwelijk herleven, alsof er geen scheiding van tafel en bed had plaatsgehad. Nochtans wordt de geldigheid van rechtsbandelingen die tussen de scheiding en de verzoening zijn verricht, beoordeeld naar het tijdstip van de handeling.
(…)