ECLI:NL:OGHACMB:2019:139

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
4 juli 2019
Publicatiedatum
14 augustus 2019
Zaaknummer
73332 en 73333 – H 22/17 – CUR2015010571 – CUR2018H00421
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderalimentatie en internationale bevoegdheid in een echtscheidingszaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake de wijziging van kinderalimentatie tussen de ouders van een kind, geboren in Frankrijk. De moeder, wonend in Duitsland, heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin de kinderalimentatie op nihil was gesteld. De vader, oorspronkelijk verzoeker en thans geïntimeerde, woont in Frankrijk en heeft verzocht om terugbetaling van de eerder betaalde alimentatie. De Franse rechter had de kinderalimentatie in 2013 vastgesteld op €600 per maand, een beslissing die in 2014 werd bevestigd in hoger beroep. Het Hof heeft geoordeeld dat het bevoegd is om over de wijziging van de kinderalimentatie te oordelen, ondanks dat de moeder en het kind inmiddels in Duitsland wonen, op basis van het perpetuatio fori-beginsel. Het Hof heeft vastgesteld dat er geen wezenlijke verandering is in de omstandigheden die een wijziging van de alimentatie rechtvaardigen. De moeder heeft geen eigen inkomen en de vader verkeert in een financieel moeilijke situatie, maar zijn salaris is niet substantieel gewijzigd. Het Hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en het verzoek van de vader afgewezen, waarbij de proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

BURGERLIJKE ZAKEN 2019 BESCHIKKING NO.
Registratienrs. 73332 en 73333 – H 22/17 – CUR2015010571 – CUR2018H00421
Uitspraak: 4 juli 2019
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN
ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN
BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Beschikking in de zaak van:
[APPELLANTE],
wonend in Duitsland,
hierna te noemen: de moeder,
oorspronkelijk verweerster, thans appellante in principaal appel en geïntimeerde in incidenteel appel,
gemachtigde: mr. A.C. Small,
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
wonend in Frankrijk,
hierna te noemen: de vader,
oorspronkelijk verzoeker, thans geïntimeerde in principaal appel en appellant in incidenteel appel,
gemachtigde: mr. A.S.M. Blonk.
Partijen zijn de ouders van:
[kind],
geboren op [geboortedatum] in Frankrijk,
wonende bij zijn moeder in Duitsland,
hierna te noemen: het kind.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (GEA) wordt verwezen naar de op 20 september 2018 uitgesproken beschikking. De inhoud van die beschikking geldt als hier ingevoegd.
1.2.
De moeder heeft in een beroepschrift, met producties, ingekomen op 1 november 2018, hoger beroep ingesteld tegen voornoemde beschikking. Hierin heeft zij het beroep toegelicht en geconcludeerd dat het Hof de bestreden beschikking zal vernietigen en opnieuw recht doende, primair: zich onbevoegd zal verklaren en subsidiair: de man niet-ontvankelijk zal verklaren dan wel het verzoek van de man zal afwijzen, met veroordeling van de man in de kosten.
1.3.
Op 2 april 2019 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De vader is niet in persoon verschenen. Wel zijn verschenen zijn gemachtigde alsmede zijn broer [naam 1] en zijn vader [naam 2]. De moeder is niet in persoon verschenen, maar wel haar gemachtigde. Tevoren had de vader producties ingezonden. Ter zitting heeft de gemachtigde van de vader een verweerschrift c.q. pleitnota, tevens incidenteel hoger beroep overgelegd. Voorts heeft de broer van de vader een verklaring overgelegd.
1.4.
Op 28 mei 2019 hebben partijen beide een akte genomen. Bij die van de vader zijn producties gevoegd. Tevoren heeft de vader ook producties ingediend.
1.5.
Op 12 juni 2019 is partijen per abuis bericht dat, in plaats van op de eerdere berichte datum van 20 augustus 2019, op 30 juli 2019 beschikking zou worden gegeven en dat daaraan voorafgaand op 4 juli 2019 nog een (antwoord)akte kon worden genomen. Bij e-mailbericht van dezelfde dag is verzocht het bericht als niet verzonden te beschouwen en is medegedeeld dat de beschikking in deze zaak op 4 juli 2019 zou worden gegeven.

2.De gronden van het hoger beroep

Voor de gronden van het hoger beroep wordt verwezen naar het ‘beroepschrift’.

3.Beoordeling

3.1.
Het gaat hier om de kinderalimentatie. De Franse rechter heeft deze bij vonnis van 8 oktober 2013 gesteld op EURO 600,-- per maand. In hoger beroep heeft de Franse appelrechter op 6 november 2014 deze beslissing bevestigd (productie 7 bij beroepschrift). In dit appel is de vader door advocaten vertegenwoordigd geweest.
3.2.
De vader heeft aan de Curaçaose rechter wijziging van de kinderalimentatie verzocht. Ten tijde van het door de vader ingediende inleidend verzoekschrift van 23 april 2015 hadden moeder en kind hun gewone verblijfplaats in Curaçao en het Hof heeft daarom op 29 oktober 2017 de Curaçaose rechter bevoegd geacht; dat moeder en kind hun gewone verblijfplaats hadden verplaatst heeft het Hof niet doorslaggevend geacht (perpetuatio fori-beginsel). Het Hof handhaaft dat oordeel, zodat het bevoegd is om over de wijziging van de kinderalimentatie te oordelen, hoewel de moeder en het kind in Duitsland wonen.
3.3.
In de bestreden beschikking heeft het GEA de kinderalimentatie op nihil gesteld. Hiertegen richt zich het appel van de moeder. De vader verzoekt in hoger beroep veroordeling van de moeder tot terugbetaling van wat hij ingevolge de Franse uitspraken heeft voldaan.
3.4.
Er is geen reden waarom de Curaçaose rechter de vaststelling van de kinderalimentatie door de Franse recht niet zou erkennen. In elk geval was de vader deugdelijk vertegenwoordigd in het Franse appel.
3.5.
Het gaat hier echter om de vraag of er reden is de door de Franse rechter vastgestelde kinderalimentatie te wijzigen. Naar ongeschreven internationaal privaatrecht van Curaçao is daarbij het Duitse recht toepasselijk omdat het kind thans aldaar zijn gewone verblijfplaats heeft.
3.6.
Ook naar Duits recht gaat het om de behoeften van het kind en de draagkracht van beide ouders. Ook naar Duits recht is wijziging mogelijk: een eenmaal vastgestelde alimentatie kan worden gewijzigd bij ‘eine wesentliche verändering der der Entscheidung zugrunde liegende tatsächlichen oder rechtlichen Verhältnisse’ (§ 323
Zivilprozessordnung). Belangrijk is wel dat het Duitse recht geen stiefouderalimentatie kent, zoals het Curaçaose recht waarop de vader zich heeft beroepen.
3.7.
Het salaris van de vader als piloot is niet substantieel gewijzigd. Wel bevindt hij zich in een financieel moeilijke situatie, maar voor zover bekend is dat een gevolg van beslagleggingen. Kennelijk heeft hij in het verleden de kinderalimentatie niet betaald.
3.8.
Dat de moeder draagkracht heeft zou aanleiding kunnen zijn voor een wijziging. Van de kant van de moeder is echter aangevoerd (akte 28 mei 2019):
Met betrekking tot de veranderde financiële draagkracht althans de verdiencapaciteit van de Vrouw, het volgende:
De Vrouw werkt thans niet, en heeft toentertijd dat de Franse beschikking werd gegeven ook niet gewerkt. Zij heeft het toen opgegeven potentiele maandinkomen van Euro 2,200 nimmer genoten. Tot de dag van heden heeft zij geen eigen inkomen. Zij werkt niet. De Vrouw woont thans tijdelijk in Duitsland op een USA militaire basis. Op de basis mag zij niet werken en werken buiten de basis slaagt niet wegens het feit dat hun stationering in Duitsland van tijdelijke aard is.
De Franse rechter heeft in 2013 en bekrachtigd in 2014, met in achtneming van de draagkracht opgave van de vrouw (het toentertijd opgegeven potentiele maandinkomen van Euro 2,200) en dat van de man (toentertijd volgens zijn opgave aan het Gerecht op Euro 5,794), de bijdrage van de man aan kinderalimentatie bepaalt op € 600 per maand.
Thans is bij de Vrouw de situatie gewijzigd in die zin dat zij niet beschikt over enig eigen inkomen en dat voorzienbaar is dat dit in de komende tijd niet zal wijzigen. Haar potentiele verdiencapaciteit is thans dus nihil.
3.9.
Het Hof acht deze verklaring plausibel. Inderdaad heeft de Franse rechter rekening gehouden met draagkracht van de vrouw van 2.200 EURO. In de Franse uitspraak van 8 oktober 2013 (productie 5 bij verweerschrift in eerste aanleg), p. 3 valt te lezen:
Monsieur [GEÏNTIMEERDE] est pilote … Il perçoit un salaire net imposable de 5.794 euros.
Madame [APPELLANTE] expose qu’elle devrait percevoir un salaire net de 2.200 euros outre différents avantages en nature.
Compte tenu de ces éléments, il convient de fixer à 600 euros la contribution mensuelle …
Deze beslissing is op 6 november 2014 bevestigd in hoger beroep (productie 7 bij beroepschrift):
Considérant que [kind] a cinq ans et qu'il n’est pas justifié que son entretien et son education génèreraient des charges particulières, hormis les frais de scolarité dans une école privée qui ont nécessairement été pris en considération par le premier juge qui a autorisé la mère a procéder à l'inscription de l’enfant dans l'école de son choix; qu'à supposer que les parents se mettent d'accord comme la loi le prévoit pour inscrire l’enfant a l'avenir dans la Curacao American Preparatory School dont Mme [APPELLANTE] produit les tarifs, les frais de scolarité de [kind] s'élèveraient à environ 440 € par mois; que la pension fixée par le premier juge couvre très largement ce poste principal des frais d’éducation de l'enfant;
Considérant en conséquence, que c'est par une exacte appréciation des faits et des pièces produites que le premier juge a fixé à 600 € la contribution du père à l’éducation et l'entretien de l'enfant; que le jugement sera confirmé de ce chef.
3.10.
Weliswaar is bij voormeld vonnis rekening gehouden met schoolkosten voor een particuliere school en is het de vraag of die kosten nog steeds gelden, maar nu geen van partijen dit punt aan de orde hebben gesteld zal het Hof dit verder laten rusten.
3.11.
Uit het voorgaande volgt dat geen sprake is van een wezenlijke verandering die naar Duits recht een vermindering van de kinderalimentatie rechtvaardigt.
3.12.
De bestreden beschikking moet worden vernietigd en het verzoek van de vader moet worden afgewezen.
3.13.
Aangezien partijen gewezen echtelieden zijn en de procedure verband houdt met hun verbroken relatie, worden de proceskosten gecompenseerd.

4.Beslissing

Het Hof:
- vernietigt de bestreden beschikking, en opnieuw rechtdoende;
- wijst het verzoek van de vader af;
- compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J. de Boer, M.W. Scholte en H.J. Fehmers, leden van het Hof, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juli 2019 in Curaçao, in tegenwoordigheid van de griffier.