ECLI:NL:OGHACMB:2019:133

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 juni 2019
Publicatiedatum
19 juli 2019
Zaaknummer
P-2018/01490
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en veroordeling voor gekwalificeerde doodslag, verkrachting en diefstal

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 24 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De verdachte was eerder vrijgesproken van gekwalificeerde doodslag, maar het Hof heeft het vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 jaren. De zaak betreft de dood van een jonge vrouw, die op 3 november 2017 in haar woning werd vermoord. De verdachte heeft erkend dat hij het slachtoffer heeft gedood, maar beweert dat dit onder invloed van drugs gebeurde en dat de gemeenschap met het slachtoffer vrijwillig was. Het Hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer heeft verkracht en vervolgens heeft gedood door verstikking en een steekwond in de hals. De verdachte heeft ook een geldbedrag van 1.100 florin van het slachtoffer gestolen. Het Hof heeft geconcludeerd dat de verdachte met opzet heeft gehandeld en dat er sprake was van een combinatie van ernstige strafbare feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de nabestaanden en de samenleving.

Uitspraak

Zaaknummer: H-177/2018

Parketnummer: P-2018/01490
Uitspraak: 24 juni 2019 Tegenspraak

Verkort vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 28 september 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd te Aruba.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het primair, subsidiair en het meer subsidiair onder C ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het meer subsidiair onder A, B en D ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Gerecht beslissing genomen ten aanzien van het in beslag genomen voorwerp.
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. F.A.P.M. van Deutekom, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. D.G. Illes, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 jaren, met aftrek van voorarrest. Zijn vordering behelst voorts de teruggave van de in beslag genomen telefoon van het slachtoffer aan haar moeder.
De raadsman heeft bepleit dat het vonnis waarvan beroep dient te worden bevestigd.
Vonnis waarvan beroep
Het Hof komt tot een andere bewezenverklaring dan het Gerecht. Het vonnis wordt daarom vernietigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na toegestane wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg– ten laste gelegd dat:

Primair

(gekwalificeerde doodslag)
hij, op 3 november 2017 te Aruba,
opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft hij verdachte met dat opzet die [slachtoffer] gewurgd, verstikt, met een scherp voorwerp in haar hals gestoken en/of uitwendig stompend geweld uitgeoefend tegen haar hoofd,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden,
welke doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit/enige strafbare feiten, te weten
-verkrachting van die [slachtoffer] (artikel 2:197 wetboek van strafrecht),
-wederrechtelijke vrijheidsberoving van die [slachtoffer] (artikel 2:249 wetboek van strafrecht), en/of
-diefstal van een geldbedrag van 1100 florin toebehorende aan [naam moeder slachtoffer ] (artikel 2:288 wetboek van strafrecht),
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit/die feiten voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
artikel 2:260 wetboek van strafrecht

Subsidiair,

(verkrachting de dood ten gevolge hebbende)
hij, op 3 november 2017 te Aruba,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
hebbende hij, verdachte, zijn penis in de vagina van die [slachtoffer], gebracht en/of gehouden,
en welk geweld of die andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid hierin heeft/hebben bestaan dat hij, verdachte,
-stompend geweld tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft uitgeoefend,
-die [slachtoffer] aan haar handen/armen en voeten/benen heeft vastgebonden,
- die [slachtoffer] haar hals/keel heeft dichtgeknepen, en/of
-een plastic zak over/op het hoofd van die [slachtoffer] heeft gedaan en heeft dichtgehouden,
waarbij levensgevaar voor die [slachtoffer] te duchten was en het feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
artikel 2:197 juncto artikel 2:210 lid 5 wetboek van strafrecht

Meer subsidiair,

A. (doodslag)
hij, op 3 november 2017 te Aruba,
opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft hij, verdachte, met dat opzet die [slachtoffer] gewurgd, verstikt, met een scherp voorwerp in haar hals gestoken en/of uitwendig stompend geweld uitgeoefend tegen haar hoofd,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
artikel 2:259 wetboek van strafrecht
en
B. (verkrachting)
hij, op 3 november 2017 te Aruba,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
hebbende hij, verdachte, zijn penis in de vagina van die [slachtoffer], gebracht en/of gehouden,
en welk geweld of die andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid hierin heeft/hebben bestaan dat hij, verdachte,
-stompend geweld tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft uitgeoefend,
-die [slachtoffer] aan haar handen/armen en voeten/benen heeft vastgebonden,
- die [slachtoffer] haar hals/keel heeft dichtgeknepen, en/of
-een plastic zak over/op het hoofd van die [slachtoffer] heeft gedaan en heeft dichtgehouden;
artikel 2:197 wetboek van strafrecht
en
C. (diefstal met geweld)
hij, op 3 november 2017 te Aruba,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 1100 florin, althans geld, toebehorende aan [naam moeder slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld tegen [slachtoffer],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zich, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
bestaande dat geweld hierin dat hij, verdachte,
-stompend geweld tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft uitgeoefend,
-die [slachtoffer] aan haar handen/armen en voeten/benen heeft vastgebonden;
artikel 2:288/2:291 wetboek van strafrecht
en
D. (wederrechtelijke vrijheidsberoving)
hij, op 3 november 2017 te Aruba,
opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
immers heeft hij, verdachte, opzettelijk die [slachtoffer] vastgebonden en vastgehouden in de woning op perceel [adres 1];
artikel 2:249 wetboek van strafrecht
Bewezenverklaring
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij, op 3 november 2017 te Aruba,
opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft hij
,verdachte
,met dat opzet die [slachtoffer]
gewurgd, verstikt
, met een scherp voorwerp in haar hals gestoken en/of uitwendig stompend geweld uitgeoefend tegen haar hoofd,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden,
welke doodslag werd gevolgd,
vergezelden/of voorafgegaan van
enig strafbaar feit/enigestrafbare feiten, te weten
-verkrachting van die [slachtoffer] (artikel 2:197
Wetboek van
Strafrecht),
-wederrechtelijke vrijheidsberoving van die [slachtoffer] (artikel 2:249
Wetboek van
Strafrecht), en
/of
-diefstal van een geldbedrag van 1100 florin toebehorende aan [naam moeder slachtoffer] (artikel 2:288
Wetboek van
Strafrecht),
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om
de uitvoering van dat feit/die feiten voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en
/ofhet bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Indien tegen dit vonnis beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het Hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Bewijsoverwegingen
Standpunt openbaar ministerie
De procureur-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde gekwalificeerde doodslag.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het vonnis van het Gerecht dient te worden bevestigd. Volgens de raadsman dient de verdachte conform de beslissing in eerste aanleg vrijgesproken te worden van de primair ten laste gelegde gekwalificeerde doodslag nu er geen wettig en overtuigend bewijs is voor enig verband tussen de doodslag en verkrachting of het oogmerk in dat kader. Daarnaast ontbreekt wettig en overtuigend bewijs voor de ten laste gelegde diefstal van het geldbedrag, zodat de verdachte volgens de raadsman ook in hoger beroep van dat feit dient te worden vrijgesproken.
Verklaring verdachte ter terechtzitting in hoger beroep
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij het slachtoffer op 3 november 2017 heeft gedood. Hij is in de ochtend naar de woning van het slachtoffer gegaan en heeft daar, op de slaapkamer van het slachtoffer, gemeenschap met haar gehad. De gemeenschap was volgens de verdachte vrijwillig; er was geen sprake van dwang. De verdachte heeft verklaard dat hij een discussie met het slachtoffer had, maar dat hij niet meer weet waarover die discussie ging. Hij heeft haar gedood, maar omdat hij onder invloed was van drugs herinnert hij zich niet meer wat er is gebeurd. De verdachte heeft ontkend dat hij een geldbedrag heeft weggenomen.
Beoordeling
Op grond van de bewijsmiddelen kunnen de volgende feiten en omstandigheden worden vastgesteld.
De moeder van [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) heeft op 3 november 2017 in de vroege ochtend een enveloppe met Afl. 1.100,00 aan het slachtoffer gegeven om daarmee de utiliteitsrekeningen te betalen. De verdachte was daarvan op de hoogte, omdat [zus slachtoffer], het toen 17-jarige zusje van het slachtoffer, de avond daarvoor tijdens een telefoongesprek aan hem had verteld dat haar moeder dat geld de volgende dag aan haar zus zou geven. De verdachte was in die tijd werkloos en verkeerde, mede vanwege zijn drugsgebruik, constant in geldnood.
Buurvrouw [buurvrouw 1] heeft gezien dat het slachtoffer op 3 november 2017 omstreeks 7.25 uur samen met haar tweejarig zoontje haar woning verliet. De moeder en zusjes van het slachtoffer hadden de woning op dat moment al verlaten. Het slachtoffer heeft rond 7.30 uur kort gesproken met haar overbuurvrouw [overbuurvrouw 1]. Rond 7.30 uur is het slachtoffer bij de crèche van haar zoontje gezien. Rond 7.35/7.40 uur is zij door buurtbewoonster [buurtbewoonster1] gezien toen zij terugkeerde van de crèche. Het slachtoffer heeft vanaf haar thuiskomst de berichten op haar telefoon niet gelezen. Overbuurvrouw [overbuurvrouw 1] is rond 8.30 uur naar de woning van het slachtoffer gegaan en heeft op de deur geklopt, maar er werd niet open gedaan.
Buurvrouw [buurvrouw 2] heeft rond 9.40 uur vanuit de woning van het slachtoffer een geluid gehoord alsof er iets groots en zwaars was gevallen. Daarna hoorde zij een geluid van iemand die probeerde te gillen met een schorre stem. Rond 9.50 uur heeft de buurman [naam partner buurvrouw 2] (partner van [buurvrouw 2]) een gedaante op de begane grond van de woning van het slachtoffer gezien die zich snel door de woning verplaatste.
Het zusje van het slachtoffer heeft het slachtoffer tussen 13.03 en 13.30 uur thuis in de middelste slaapkamer gevonden met een zak om haar hoofd gebonden. Haar handen en benen waren met doorzichtig tape, een stukje blauwe elektriciteitsdraad, een bruin snoer en zwarte veters vastgebonden. Haar handen waren vastgebonden aan haar opgetrokken benen. Haar onderlichaam was naakt. In haar hals zat een steekwond en zij was niet meer in leven.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij die ochtend in de woning van het slachtoffer is geweest en haar heeft gedood.
Uit vorenstaande volgt dat de verdachte in ieder geval tussen 7.35/7.40 uur en 9.50 uur samen met het slachtoffer in de woning is geweest en haar op enig moment heeft gedood.
Het Hof is van oordeel dat ook vast is komen te staan dat de verdachte het slachtoffer heeft verkracht. De verdachte heeft erkend dat hij die ochtend gemeenschap met het slachtoffer heeft gehad (hetgeen overigens ook volgt uit het aantreffen van het sperma van de verdachte in het lichaam van het slachtoffer). Hij stelt evenwel dat dit vrijwillig was. Zij hadden een sexuele relatie, aldus de verdachte. Het Hof acht die verklaring volstrekt onaannemelijk. Het dossier biedt daarvoor geen enkel aanknopingspunt. Integendeel: uit het dossier blijkt dat het slachtoffer een hekel aan de verdachte had en dat zij grote problemen met hem had, omdat zij vermoedde dat hij een relatie met haar zusje had en dacht dat hij de vader was van de baby die haar zusje in september 2017 had verloren. Ook verdacht zij hem van diefstal van sieraden uit de woning.
Voorts blijkt uit het NFI-rapport van 14 februari 2018 dat aan het binnenste deel van de schaamlippen van het slachtoffer, diep vaginaal, om de anus, en in de anus spermavloeistof en bloed is aangetroffen, hetgeen duidt op penetratie met geweld. Tot slot duidt ook het aantreffen van DNA van de verdachte onder de nagels van het slachtoffer op verzet van haar zijde evenals de omstandigheid dat de verdachte geweld tegen haar heeft gebruikt, onder meer fors geweld tegen het hoofd.
Het Hof kan niet vaststellen wanneer het slachtoffer door de verdachte aan de handen is vastgebonden. Gelet op de verschillende lokaties van de striemen op haar polsen heeft dit echter wel bij leven plaatsgevonden en heeft het slachtoffer getracht om los te komen.
Gelet op de plaatsen op het lichaam van het slachtoffer waar het sperma van de verdachte is aangetroffen en gelet op de wijze waarop de benen aan elkaar waren vastgebonden, moet het vastbinden van de benen van het slachtoffer hebben plaatsgevonden na de verkrachting, omdat anders vaginale penetratie niet kon plaatsvinden. Dat geldt evenzeer voor het aan elkaar binden van de handen en de benen van het slachtoffer.
Het Hof is van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte het slachtoffer na de verkrachting met haar armen en benen aan elkaar heeft vastgebonden om ontsnapping te voorkomen. Dat betekent dat de wederrechtelijke vrijheidsberoving bij leven heeft plaatsgevonden.
Vervolgens heeft de verdachte het slachtoffer van het leven beroofd. Hij heeft daartoe een zwart snoer om de hals van het slachtoffer gedaan, een plastic zak om haar hoofd gebonden en kennelijk reeds in de stervensfase met een mes in de hals gestoken. Hieruit volgt dat het voor de verdachte van belang was er zeker van te zijn dat het slachtoffer zou overlijden.
Het Hof is, met de procureur-generaal en anders dan de raadsman en het Gerecht, van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte op enig moment het geldbedrag van Afl 1.100,00 uit de woning heeft weggenomen. Uit de bewijsmiddelen volgt immers dat dat geldbedrag in de woning aanwezig was, dat de verdachte daarvan op de hoogte was en dat het geldbedrag na het aantreffen van het slachtoffer niet meer in de woning aanwezig was. Het kan dan ook niet anders zijn dan dat de verdachte degene is geweest die het geldbedrag heeft weggenomen. Omdat de verdachte constant in geldnood verkeerde, ziet het Hof hierin het motief van de verdachte om op 3 november 2017 naar de woning te gaan, alwaar op enig moment een ruzie tussen hem en het slachtoffer is ontstaan, hij haar heeft verkracht en gedood.
Nu de verdachte geen andersluidende verklaring heeft gegeven omtrent de reden waarom hij het slachtoffer van het leven heeft beroofd, kan het Hof op grond van de uiterlijke verschijningsvormen van zijn handelen in de relatief korte tijdspanne als hiervoor omschreven niet tot een andere conclusie komen dan dat hij het slachtoffer van het leven heeft beroofd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de straffeloosheid (voor wat betreft de diefstal en/of de verkrachting en/of de wederrechtelijke vrijheidsberoving) en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren (voor wat betreft de diefstal).
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het primair bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:260 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
doodslag, gevolgd en/of voorafgegaan van strafbare feiten en gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft een jonge moeder in haar woning verkracht en haar van haar vrijheid beroofd door haar enkels en polsen vast te binden met tape en haar enkels en polsen aan elkaar vast te binden met snoeren en veters. De verdachte heeft haar mond met tape dichtgeplakt. Hij heeft de tape tientallen keren om het hoofd en de mond en rond de nek van het slachtoffer gewikkeld en daaroverheen een bandana gebonden. Hij heeft een vuilniszak over het hoofd van het slachtoffer geplaatst en deze om haar nek dichtgeknoopt. De verdachte heeft het slachtoffer met een mes gestoken in haar nek en heeft grof stompend geweld uitgeoefend op haar hoofd en haar gezicht. Hij heeft haar door verstikking om het leven gebracht. De verdachte heeft vervolgens het levenloze lichaam in de woning achtergelaten in de wetenschap dat zij zou worden gevonden door haar dierbaren, in dit geval haar jongste zusje van slechts 13 jaren oud. Zij heeft moeten zien hoe haar zus was toegetakeld door de verdachte en heeft de plastic zak om het hoofd van haar zus nog geopend in de hoop dat zij nog in leven was.
Aldus heeft de verdachte een jonge vrouw in de bloei van haar leven in haar eigen woning op afschuwwekkende wijze uit het leven gerukt. Uit de verwondingen op haar polsen en het DNA dat van de verdachte onder de nagels van het slachtoffer is aangetroffen blijkt dat zij moet hebben gevochten voor haar leven. Dat recht op leven, het meest fundamentele recht waarover een mens beschikt, heeft hij haar ontnomen. Bij de nabestaanden heeft hij groot en onherstelbaar leed toegebracht. Zij zullen met het verlies en met de herinnering aan deze tragedie moeten leven. Het destijds tweejarige zoontje van het slachtoffer zal moeten leven zonder zijn moeder en gelet op zijn zeer jonge leeftijd zonder levendige herinneringen aan haar. En dit allemaal omdat de verdachte geld nodig had om in zijn drugsverslaving te kunnen voorzien.
Deze feiten hebben ook de samenleving als geheel geschokt en hebben bijgedragen aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de Arubaanse samenleving.
Het Hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij als vertrouweling van de familie misbruik heeft gemaakt van de situatie. Op de avond nadat hij de afschuwelijke strafbare feiten had gepleegd is hij bij de familie geweest en heeft hij nota bene met hen meegehuild. Ook heeft hij zijn verhouding met het zusje van het slachtoffer laten voortduren.
Voorts rekent het Hof het de verdachte zwaar aan dat hij geen openheid van zaken heeft willen geven. Hij heeft weliswaar ter terechtzitting in hoger beroep bekend dat hij het slachtoffer om het leven heeft gebracht, maar heeft op verdere vragen van het Hof geantwoord dat hij niet meer weet wat er is gebeurd. Uit de geraffineerde wijze waarop de verdachte bezig is geweest in de woning van het slachtoffer leidt het Hof af dat hij bij zinnen is geweest toen hij de strafbare feiten pleegde. Dat hij zich niets meer kan herinneren acht het Hof dan ook niet aannemelijk.
Naar het oordeel van het Hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Hof is, na een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf voor de duur van 22 jaren passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld. Het Hof komt met eenparigheid van stemmen tot een hogere staf dan het Gerecht heeft opgelegd, omdat het Hof anders dan het Gerecht het primair ten laste gelegde bewezen acht.
In beslag genomen voorwerp
Aan de orde is voorts de in beslag genomen en nog niet teruggegeven telefoon van het slachtoffer. Dit voorwerp zal worden teruggegeven aan [naam moeder slachtoffer], de moeder van het slachtoffer.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg en doet opnieuw recht;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
22 (tweeëntwintig) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
gelast de teruggave van de mobiele telefoon van het slachtoffer aan de moeder van het slachtoffer, te weten [naam moeder slachtoffer].
Dit vonnis is gewezen door mrs. A.J.M. van Gink, M.C.B. Hubben en S.A. Carmelia, leden van het Hof, bijgestaan door mr. A.F. van der Heide, (zittings)griffier, en op 24 juni 2019 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba.
mr. S.A. Carmelia en de uitspraakgriffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.