ECLI:NL:OGHACMB:2019:130
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding over uitbetaling van termijndeposito's en vermoeden van witwassen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is aangespannen door de naamloze vennootschap Banco del Orinoco N.V. (BdO) tegen de rechtspersoon naar Braziliaans recht, aangeduid als AGE. De procedure is gestart omdat AGE, die termijndeposito's bij BdO had, verzocht om uitbetaling van een aanzienlijk bedrag dat op haar rekening stond. BdO weigerde deze uitbetaling met als argument dat er een vermoeden van witwassen bestond, wat leidde tot een kort geding door AGE. In eerste aanleg werd BdO veroordeeld om het bedrag van $5,292,296.92 aan AGE te betalen. BdO ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, waarbij zij stelde dat zij niet kon voldoen aan haar verplichtingen vanwege het risico op strafvervolging voor witwassen. Het Hof heeft de grieven van BdO verworpen en bevestigd dat er een spoedeisend belang was voor AGE om haar geld te ontvangen. Het Hof oordeelde dat BdO niet aannemelijk had gemaakt dat zij niet kon voldoen aan haar verplichtingen en dat het vermoeden van witwassen niet voldoende was onderbouwd. De uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg werd bevestigd, en BdO werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.