ECLI:NL:OGHACMB:2019:125

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
29 mei 2019
Publicatiedatum
24 juni 2019
Zaaknummer
300.00039/17 H 162/2017
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsberoving met schadevergoeding

Op 29 mei 2019 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire. De zaak betreft een verdachte die was veroordeeld voor verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsberoving. Het Gerecht had de verdachte vrijgesproken van een aantal feiten, maar hem wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, waarvan twee jaren voorwaardelijk. Zowel de verdachte als de officier van justitie hebben hoger beroep ingesteld. Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht vernietigd ten aanzien van de straf en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. Het Hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaren.

De zaak kwam aan het licht na een melding van de benadeelde partij, die verklaarde dat zij door de verdachte was verkracht en urenlang was vastgebonden. Het Hof heeft de ernst van de feiten onderstreept, waarbij het belang van de lichamelijke integriteit van het slachtoffer voorop staat. De verdachte heeft geen blijk gegeven van inzicht in de ernst van zijn daden, wat heeft bijgedragen aan de strafmaat. De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, die door het Hof is toegewezen tot een bedrag van $ 14.928,12, inclusief materiële en immateriële schade. De wettelijke rente over dit bedrag is toegewezen vanaf de datum van indiening van de vordering. Het Hof heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, waarbij vervangende hechtenis kan worden toegepast indien de verdachte niet aan zijn betalingsverplichtingen voldoet.

Uitspraak

Zaaknummer: H- 162/2017

Parketnummer: 300.00039/17
Uitspraak: 29 mei 2019 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire (hierna: Gerecht), van 22 november 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] [geboortejaar] te [geboorteplaats],
wonende op [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring op Bonaire.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het onder 4 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, waarvan twee jaren voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van het voorarrest. Voorts heeft het Gerecht beslissingen genomen ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij].
Zowel de verdachte als de officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van de officier van justitie is blijkens de akte niet gericht tegen de vrijspraak van feit 4. In zoverre is derhalve het vonnis waarvan beroep niet aan beoordeling in hoger beroep onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. M.L.A. Angela, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. A.S.M. Blonk, naar voren is gebracht. Voorts heeft het Hof kennisgenomen van hetgeen mr. M.M.P.M. Lousberg namens de benadeelde partij [benadeelde partij] in het kader van haar vordering tot schadevergoeding naar voren heeft gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, onder aanvulling van de bewijsmiddelen en de bewijsoverweging, het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van voorarrest.
Zijn vordering behelst voorts de volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en de oplegging van een daarbij behorende schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte. De gevorderde proceskosten dienen gemitigeerd te worden.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de raadsvrouw verweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd ten aanzien van de straf en de motivering daarvan alsmede ten aanzien van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel. Ook zullen de bewijsmiddelen worden aangevuld en de kwalificatie verbeterd zoals hierna vermeld. Voor het overige zal het vonnis waarvan beroep worden bevestigd.
Bewijsmiddelen
Het Hof vult bewijsmiddel 2 als volgt aan:

“(…) Ik heb ook de benen van [benadeelde partij] vastgebonden. Ik heb haar voeten bij de enkel en bij het bovenbeen vastgebonden. Hierdoor bleven de benen van [benadeelde partij] als het ware opgetrokken (…).”

Het Hof vult de bewijsmiddelen voorts als volgt aan:
Er werd onderzoek gedaan naar het e-mailverkeer tussen [verdachte] en
[benadeelde partij]. De verbalisant [verbalisant 1] heeft met betrekking tot dat onderzoek het volgende gerelateerd:

Op 18 juni 2017 heeft [verdachte]het volgende bericht gestuurd naar [benadeelde partij].
Onderwerp: [naam onderwerp].
Beste [benadeelde partij].
[naam 1] is in Nederland en ben ik donderdagmiddag thuis. Kom maar rondom 3 uur, de poort zal open zijn.
Groetjes,
[verdachte]
Tijdens het digitaal onderzoek aan de laptop die in de woning van [verdachte] werd aangetroffen, werden foto’s van [benadeelde partij] aangetroffen. De verdachte had foto zz.jpg van het slachtoffer op dinsdag 20 juni 2017 in zijn bezit en had deze twee minuten later bewerkt. De foto zzxx.jpg had de verdachte op woensdag 21 juni 2017 geopend en bewerkt.” [1]
Op 27 juni 2017 werd de getuige [getuige ] gehoord. Hij heeft het volgende verklaard:
Ik ben als automonteur werkzaam bij “[naam garage] Garage”, gelegen aan de weg naar [naam weg].
Op donderdag 22 juni 2017 moest ik op een gegeven moment het verkeer buiten gaan dirigeren. Toen de auto van de klant op de weg was, zag ik de dokter (het Hof begrijpt: [benadeelde partij]) in haar auto aan komen rijden vanuit [naam weg]. Ik zag dat zij de door haar bestuurde auto aan de kant van de weg stopte. Toen zij de auto stopte, zag ik dat zij aan het huilen was en dat zij een telefoon aan haar oor had. Ik zag dat haar gezicht een rode blos had, net als een cherry. [2]
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep het volgende verklaard:
“De (seksuele) handelingen zoals die zijn weergegeven in de tenlastelegging zijn op 22 juni 2017 door mij in mijn woning verricht. U houdt mij een gedeelte voor van het psychiatrisch rapport opgesteld door F.G.M. Heijtel, waarin hij een weergave geeft van de gesprekken die ik met hem heb gehad. Daaruit blijkt onder meer dat ik mij had voorbereid op het bezoek van [benadeelde partij], foto’s van haar had ”gefotoshopt” en dat ik in de “mood” was toen zij op bezoek kwam. Het klopt dat ik dat met de psychiater heb besproken. Ik was opgewonden over haar komst. Ik ben het slachtoffer geworden van mijn lusten.” [3]
Kwalificatie
De bewezenverklaarde feiten 1 en 3 zijn in eendaadse samenloop begaan (artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht BES).
Oplegging van straf en/of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Toen het slachtoffer een boek bij de verdachte kwam ophalen, werd zij door hem op wrede wijze van haar vrijheid beroofd. Zij werd vervolgens met haar armen en benen op het bed van de verdachte vastgebonden, waarna zij door hem verkracht werd. De verdachte heeft het slachtoffer, terwijl zij in voornoemde weerloze toestand lag, vastgebonden in de beslotenheid van een woning gelegen op een enigszins afgelegen erf, urenlang gedwongen om verschillende ingrijpende en zeer vernederende seksuele handelingen te dulden. Het Hof rekent de verdachte zijn handelen zwaar aan. De verdachte heeft door zijn handelen op zeer grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en de belangen van het slachtoffer heeft hij ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van zijn (seksuele) behoeften. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort feiten nog jarenlang last kunnen hebben van de psychische gevolgen daarvan. Dergelijke feiten tasten bovendien het gevoel van veiligheid aan, zeker op een klein eiland als Sint Eustatius, waar het van essentieel belang is dat men elkaar kan vertrouwen.
Naar het oordeel van het Hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij de bepaling van de straf houdt het Hof rekening met de straf die voor soortgelijke feiten wordt opgelegd. Voor een verkrachting waarbij de vagina eenmalig is gepenetreerd wordt door het Hof in de regel een gevangenisstraf van drie jaren opgelegd. De verdachte heeft zich naast verkrachting en feitelijke aanranding van de eerbaarheid ook schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Het Hof houdt voorts in strafverzwarende zin rekening met het feit dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep er geen blijk van heeft gegeven het kwalijke van zijn handelen in te zien. Daarnaast houdt het Hof rekening met het over de verdachte uitgebrachte psychiatrisch rapport gedateerd 21 augustus 2017, onder meer inhoudende dat de feiten de verdachte geheel kunnen worden toegerekend. Het Hof neemt bij de bepaling van de straf ook in aanmerking dat de verdachte nooit eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie. Het Hof ziet geen aanleiding tot het opleggen van een deels voorwaardelijke straf.
Alles afwegende acht het Hof een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden.
Schadevergoeding
De vordering van de benadeelde partij is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van $ 2.933,00 aan materiële schade en $ 25.000,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. Ten aanzien van de proceskosten heeft de benadeelde partij bij een eventuele toepassing van het liquidatietarief, toekenning van drie punten in plaats van twee punten verzocht (twee voor zittingen en één voor pleidooi).
Materiële schade
De gevorderde materiële schade kan thans integraal worden toegewezen tot het bedrag van $ 7.428,12, als door de verdachte niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist.
Immateriële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Hof genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij] als gevolg van verdachtes onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Als gevolg van de traumatische gebeurtenis heeft de benadeelde partij een posttraumatische stress stoornis ontwikkeld, waarvoor zij tot op heden wordt behandeld. Het Hof zal de vordering op grond van de thans voorhanden zijnde stukken toewijzen tot een bedrag van $ 7.500,00. De vordering van de benadeelde partij is voor het overige niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor beslissing in de strafzaak. De benadeelde partij kan daarom in zoverre niet worden ontvangen en dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de verdachte tot vergoeding van voornoemde schade gehouden, zodat de vordering tot het bedrag van $ 14.928,12
($7.428,12 + $ 7.500,00) toewijsbaar is.
De wettelijke rente over het toegewezen bedrag van $ 14.928,12 zal worden toegewezen met ingang van 22 november 2017 (de datum van indiening van de vordering) tot aan de dag der algehele voldoening.
Het Hof ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 38f van het Wetboek van Strafrecht BES aan de verdachte op te leggen. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
Proceskosten
De proceskosten worden tot op heden begroot op $ 1.396,00 (2 punten tarief 5) voor het geding in eerste aanleg en op $ 3.351,00 (3 punten tarief 5) voor het geding in hoger beroep. In totaal is derhalve een bedrag van ($ 1.396,00 + $ 3.351,00 =) $ 4.747,00 toewijsbaar aan proceskosten. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht (voor zover aan het oordeel van het Hof onderworpen) ten aanzien van de opgelegde straf, de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en de in dat verband opgelegde schadevergoedingsmaatregel en doet in zoverre opnieuw recht;
bevestigt het vonnis van het Gerecht voor het overige (met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen);
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
vier (4) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij] geleden schade toe tot een bedrag van
$ 14.928,12 (zegge: veertienduizend negenhonderdachtentwintig Amerikaanse dollar en twaalf cent), bestaande uit
$ 7.428,12 voor de geleden materiële schade en $ 7.500,00 voor de geleden immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag aan
[benadeelde partij], voornoemd tegen behoorlijk bewijs van kwijting, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 november 2017, tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde partij] gemaakt, tot op heden begroot op
$ 4.747,00 (zegge: vierduizend zevenhonderdzevenenveertig Amerikaanse dollar), en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
$ 14.928,12 (zegge: veertienduizend negenhonderdachtentwintig Amerikaanse dollar en twaalf cent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
honderdnegen (109) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. S.A. Carmelia, S. Verheijen en A.J.M. van Gink, leden van het Hof, bijgestaan door mr. M.D.M. Connor, zittingsgriffier, en op 29 mei 2019 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof op Bonaire.
De uitspraakgriffier en mr. S. Verheijen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 31 oktober 2017, p. 147-151.
2.Het proces-verbaal van getuigenverklaring [getuige], d.d. 27 juni 2017, p. 99-102.
3.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 10 mei 2019, zoals die eventueel later – indien tegen dit vonnis beroep in cassatie wordt ingesteld – in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.