Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
2.Beoordeling
[appellant] v. [naam 3] c.s.(AUA201400132 – AUA2017H00195) deze stelling verworpen. Er heeft volgens het Hof geen verbeurte plaatsgevonden.
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (GEA) van 22 november 2017. [Appellant] is in hoger beroep gekomen na een vonnis waarin hem werd bevolen om de tenaamstelling van bank- en effectenrekeningen te wijzigen, zodat de naam van de executeur, [naam 1], vermeld zou worden. De executeur is in deze zaak de vertegenwoordiger van de nalatenschap van [naam 2], die op 17 november 2011 is overleden. In zijn memorie van grieven heeft [appellant] zeven grieven voorgedragen en verzocht om vernietiging van het bestreden vonnis, met afwijzing van de vorderingen van de executeur en veroordeling van de executeur in de proceskosten.
De executeur heeft het hoger beroep bestreden en verzocht om bevestiging van het bestreden vonnis. Het Hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord en heeft zich voor een deel aangesloten bij het oordeel van het GEA, maar heeft de hoogte van de te verbeuren dwangsom verlaagd van Afl. 100 miljoen naar Afl. 10 miljoen. Het Hof heeft ook geoordeeld dat de eventueel verbeurde dwangsommen moeten worden verdeeld onder de erfgenamen, met uitsluiting van [appellant]. Dit laatste is aangepast, zodat de dwangsommen ten goede komen aan de gezamenlijke erfgenamen.
Het Hof heeft uiteindelijk het bestreden vonnis bevestigd, met de aanpassing dat de kosten van het hoger beroep voor rekening van [appellant] komen, ten behoeve van de gezamenlijke erfgenamen. De uitspraak is gedaan op 18 juni 2019 in Aruba, in aanwezigheid van de griffier.