ECLI:NL:OGHACMB:2019:110
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake grondhuur en verjaring van huurvorderingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellante] tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, uitgesproken op 19 februari 2018. [appellante] is in hoger beroep gekomen van dit vonnis, waarin haar vorderingen zijn afgewezen. De zaak betreft een geschil over de huur van een perceel grond en de rechten die [appellante] hierop zou hebben. Bij testament van 28 december 1998 heeft de overleden [naam 1A] aan [appellante], haar pleegdochter, rechten gelegateerd die verband houden met de grond. [appellante] heeft de huur na het overlijden van [naam 1A] voortgezet, maar de grond is in de onverdeelde boedel van [naam 3] gevallen. [geïntimeerde] treedt op als een van de rechthebbenden in deze boedel en heeft de huur opgezegd. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de rechtsvordering tot nakoming van de huurovereenkomst was verjaard, wat door het Hof in hoger beroep wordt bevestigd. Het Hof concludeert dat [appellante] niet tijdig heeft gereageerd op de opzegging van de huur en dat haar vorderingen derhalve niet ontvankelijk zijn. Het vonnis van het Gerecht wordt bevestigd en [appellante] wordt veroordeeld in de proceskosten.