ECLI:NL:OGHACMB:2019:11

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 januari 2019
Publicatiedatum
4 februari 2019
Zaaknummer
EJ 3088/2016 - AUA 201600983 - AUA 2018H00029
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van het verstrekken van informatie over seksuele oriëntatie bij referenties

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de naamloze vennootschap SAVE MORE SUPERMARKET N.V. over de rechtmatigheid van het verstrekken van informatie over haar seksuele oriëntatie bij het geven van een referentie. [appellante] had eerder gewerkt bij Save More en was in hoger beroep gegaan tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (GEA) die haar verzoek om schadevergoeding had afgewezen. De procedure begon met een verzoek van [appellante] om haar hoger beroep toe te laten, waarin zij stelde dat Save More onterecht informatie over haar seksuele oriëntatie had verstrekt aan een potentiële werkgever. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 november 2018 heeft [appellante] haar standpunt toegelicht, waarbij zij werd bijgestaan door haar levensgezel en haar gemachtigde. Save More heeft geen verweerschrift ingediend, maar de bestuurder van Save More heeft wel verklaard dat [appellante] voor onrust zorgde op de werkplek, wat door [appellante] niet gemotiveerd werd bestreden. Het Hof oordeelde dat het verstrekken van informatie over de seksuele oriëntatie in beginsel niet relevant is voor een nieuwe werkgever, maar dat in dit geval de omstandigheden anders lagen. Het Hof bevestigde de eerdere beschikking van het GEA, waarbij het oordeelde dat het verstrekken van deze informatie niet onrechtmatig was, gezien de context van de sollicitaties en de discussie over de wettelijke positie van homoseksuele relaties in Aruba. Het Hof verleende [appellante] verlof om kosteloos te procederen, maar veroordeelde haar wel in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN
ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN
BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Beschikking in de zaak van:
[APPELLANTE],
wonende in Aruba,
hierna te noemen: [appellante],
oorspronkelijk verzoekster, thans appellante,
gemachtigde: mr. D.G. Kock,
tegen
de naamloze vennootschap SAVE MORE SUPERMARKET N.V.,
hierna te noemen: Save More,
gevestigd in Aruba,
gemachtigde: mr. D.M. Wildeman.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: GEA) wordt verwezen naar de op 9 januari 2018 uitgesproken beschikking. De inhoud van die beschikking geldt als hier ingevoegd.
1.2. [
[appellante] heeft in een beroepschrift, met producties, op 21 februari 2018 ingediend ter griffie van het GEA, dus tijdig, hoger beroep ingesteld tegen voornoemde beschikking. Hierin heeft zij haar hoger beroep toegelicht en geconcludeerd dat het Hof de bestreden beschikking zal vernietigen en haar verzoek alsnog zal toewijzen, met veroordeling van Save More in de kosten van beide instanties, alles uitvoerbaar bij voorraad.
1.3.
Save More heeft geen verweerschrift ingediend.
1.4.
Op 20 november 2018 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. [appellante] is in persoon verschenen, vergezeld van haar levensgezel [naam 1] en van mr. D.G. Illes, occuperend voor mr. Kock. Voor Save More zijn verschenen [naam 2], bestuurder, vergezeld van mr. Wildeman. [appellante], mr. Illes, [naam 2] en mr. Wildeman hebben het woord gevoerd, mr. Wildeman aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen.
1.5.
Beschikking is bepaald op heden.

2.De gronden van het hoger beroep

Voor de gronden van het hoger beroep wordt verwezen naar het beroepschrift.

3.Beoordeling

3.1. [
[appellante] en haar levensgezel van hetzelfde geslacht hebben tot januari 2015 gewerkt bij Save More. [appellante] wilde supervisor worden maar dit werd door Save More geweigerd wegens volgens Save More ontoereikende taalkennis van [appellante]. Naar het oordeel van Save More zorgde [appellante] vervolgens voor onrust op de werkplek. Op initiatief van Save More zijn de arbeidsovereenkomsten met [appellante] en haar levensgezel met wederzijds goedvinden beëindigd, met beëindigingsvergoeding. [appellante] en haar levensgezel kregen een standaard getuigschrift mee.
3.2.
Volgens [appellante] lukte het haar telkens niet nieuw werk te krijgen wanneer zij Save More had genoemd als oude werkgever. Nadat zij niet langer Save More noemde kreeg zij meteen werk. Een bekende van [appellante] heeft, onder het mom een potentieel nieuwe werkgever te zijn, inlichtingen over [appellante] en haar levensgezel [naam 1] gevraagd bij Save More. In het naar aanleiding daarvan gevoerde gesprek is door [naam 2], de bestuurder van Save More, de seksuele oriëntatie van [appellante] en [naam 1] vermeld. Het heimelijk digitaal opgenomen gesprek is echter verloren gegaan (letterlijk: in het water gevallen).
3.3.
In eerste aanleg heeft bewijslevering plaatsgevonden. Het GEA heeft in de eindbeschikking overwogen:
2.5. (…)
Uit het feit dat Save More het initiatief had genomen tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst had [appellante] al kunnen afleiden dat die beëindiging een rol zou kunnen spelen bij het geven van een referentie. [naam 2] heeft verklaard dat [appellante] voor onrust zorgde en dat is op zich door haar niet (gemotiveerd) bestreden, zodat die gegeven informatie niet onjuist is.
Het op eigen initiatief verschaffen van informatie over de seksuele geaardheid van een werknemer is in beginsel niet relevant voor een nieuwe werkgever (mogelijke uitzonderingen daargelaten). Indien dergelijke informatie toch actief wordt verschaft door de oude werkgever, kan dat onder omstandigheden leiden tot een schending van het goed werkgeverschap. Hierbij speelt een rol dat in de periode van de sollicitaties en daarna in Aruba een scherpe discussie bestond over de wettelijke positie van homoseksuele relaties. Een dergelijk ongevraagde mededeling kan in zo'n constellatie gevoelig zijn.
2.6.
Maar in het onderhavige geval deed zich de bijzonderheid voor dat de getuige [getuige] aan [naam 2] heeft meegedeeld dat zij informatie inwon over zowel [appellante] als [naam 1]. In dat kader is het verschaffen van informatie over het bestaan van een relatie tussen de twee sollicitanten wel relevant - dat zou bij een echtpaar of heteroseksueel stel niet anders zijn. Verder valt op dat [naam 2] de informatie sec heeft verstrekt zonder daaraan een waardeoordeel te koppelen. Daarmee is hij naar het oordeel van het Gerecht binnen de grenzen van het goed werkgeverschap gebleven.’
3.4.
Het Hof sluit zich aan bij dit oordeel en maakt dit tot de zijne.
3.5. [
[appellante] heeft in hoger beroep opnieuw bewijs aangeboden. Ter zitting is haar gevraagd wat zij meent te kunnen bewijzen. Haar standpunt bleek te zijn dat het louter noemen door de ex-werkgever van de omstandigheid dat zij en [naam 1] een paar (‘pareha’) vormen onrechtmatig is. Dat [naam 2] dit gedaan heeft, staat echter al vast. Het bewijsaanbod wordt daarom geweigerd. Met de stelling dat dit louter noemen al onrechtmatig is stemt het Hof, onder verwijzing naar rov. 3.3-3.4, niet in.
3.6.
Uit het voorgaande volgt dat de bestreden beschikking moet worden bevestigd. [appellante] dient de kosten van het hoger beroep te dragen. In hoger beroep is opnieuw een bewijs van onvermogen overgelegd, zodat [appellante] kan worden toegelaten kosteloos te procederen.

4.Beslissing

Het Hof:
- verleent [appellante] verlof kosteloos te procederen;
- bevestigt de beschikking waarvan beroep;
- veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van Save More gevallen en tot op heden begroot op Afl. 6.000,- aan gemachtigdensalaris.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J. de Boer, H.J. Fehmers en S.E. Sijsma, leden van het Hof, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 januari 2019 in Aruba, in tegenwoordigheid van de griffier.