ECLI:NL:OGHACMB:2019:103

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
18 april 2019
Publicatiedatum
12 juni 2019
Zaaknummer
500.00269-17 H-154/2018
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep van verdachte in gewapende woningoverval met dodelijke afloop

Op 18 april 2019 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in hoger beroep in de strafzaak tegen de verdachte, die eerder door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 13 jaren voor zijn betrokkenheid bij een gewapende woningoverval. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting heeft het Hof kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. M.L.A. Angela, die een gevangenisstraf van 16 jaren eiste, en van de verdediging, vertegenwoordigd door mr. A.S.M. Blonk, die pleitte voor vrijspraak.

Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte op of omstreeks 3 april 2017, samen met anderen, een gewapende woningoverval heeft gepleegd, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt. De zaak werd verder bemoeilijkt door de verklaringen van een anonieme getuige, aangeduid als H41, die onder ede was gehoord. Het Hof heeft de verklaringen van deze getuige als toelaatbaar en betrouwbaar beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de ten laste gelegde feiten.

Uiteindelijk heeft het Hof het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. Het Hof heeft tevens het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en de verdachte onmiddellijk in vrijheid gesteld.

Uitspraak

Zaaknummer: H-154/2018

Parketnummer: 500.00269-17
Uitspraak: 18 april 2019 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (verder: het Gerecht) van 2 augustus 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] [geboortejaar] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Gerecht beslissingen genomen ten aanzien van de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. M.L.A. Angela, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. A.S.M. Blonk, naar voren is gebracht. Voorts heeft het Hof kennisgenomen van hetgeen de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in het kader van haar vordering tot schadevergoeding naar voren heeft gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 jaren, met aftrek van voorarrest. Zijn vordering behelst voorts:
  • de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] tot een bedrag van NAf 20.000,- en de oplegging van een bij de toewijsbare vordering behorende schadevergoedingsmaatregel;
  • de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] tot een bedrag van NAf 32.025,24 en de oplegging van een bij de toewijsbare vordering behorende schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof tot andere beslissingen komt.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na toegestane wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 april 2017, althans in of omstreeks de maand april 2017 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meerdere sieraden, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [benadeelde partij 1] in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] en/of [benadeelde partij 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], en/of [slachtoffer 4] gepleegd door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s), hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zichzelf en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld die [slachtoffer] en/of [benadeelde partij 1], heeft gedwongen tot afgifte van een of meerdere sieraden, in elk geval (een) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [benadeelde partij 1], in elk geval aan anderen of een ander dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het alleen en/of met zijn mededaders :
 gewapend en/of gemaskerd, en/of onverhoeds de woning van [slachtoffer] binnen te dringen en/of
 bij [slachtoffer] en/of [benadeelde partij 1] sieraden van hun lijf wegrukken;
 richten van één of meer vuurwapen op [slachtoffer] en/of
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], en/of [slachtoffer 4] en/of
 [slachtoffer 4] aanmanen om op de grond te gaan liggen;
 houdende een vuurwapen in zijn/hun handen met [slachtoffer] te worstelen (waarbij dat vuurwapen is afgegaan) en/of één of meerdere schoten op [slachtoffer] af te vuren

tengevolge van welk bovenomschreven feit [slachtoffer] is overleden.

(artikelen 2:288, 2:289, 2:290, 2:291 lid 1/2/3 jo 2:294 lid 1/3 Wetboek van Strafrecht)

Feit 2

dat hij op of omstreeks 3 april 2017, althans in of omstreeks de periode van april 2017 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer vuurwapen(s) en/of munitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 voorhanden heeft gehad;
(artikel 3 jo 11 van de Vuurwapenverordening 1930)
Vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
Algemeen
Het Hof zal hierna overgaan tot de bespreking van onder meer de verklaringen van H41, de persoon die in onderhavige kwestie – kort gezegd – als anonieme getuige is gehoord overeenkomstig het bepaalde in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), en zal deze hierna aanduiden als H41. Deze getuige heeft verklaringen afgelegd over [medeverdachte 1] die hij “[bijnaam medeverdachte 1]” noemt, over [medeverdachte 2] die hij “[bijnaam medeverdachte 2]” noemt, over de verdachte die hij “[roepnaam verdachte] alias [bijnaam verdachte]” noemt en over [medeverdachte 3], die hij “[bijnaam medeverdachte 3]” noemt. Het Hof zal voor de leesbaarheid hierna de eigen namen en niet de bijnamen van voornoemde personen gebruiken.
Juridisch kader
Op grond van artikel 385 lid 4 Sv kunnen de verklaringen van H41, alleen dan als bewijsmateriaal worden gebezigd, indien belangrijke steun aan ander gebezigd bewijsmateriaal kan worden ontleend. Op grond van artikel 403 lid 1 Sv moet, indien het bewijs mede wordt aangenomen op grond van deze verklaringen, in het vonnis daarvan in het bijzonder de reden blijken. Deze bijzondere motivering dient betrekking te hebben op zowel de toelaatbaarheid als de betrouwbaarheid van de anonieme getuige.
Toelaatbaarheid van de anonieme getuige
Het Hof stelt het volgende vast.
H41 is in juli 2017 door de rechter-commissaris onder ede gehoord. De rechter-commissaris was van oordeel dat de getuige met het oog op de af te leggen verklaring zich zodanig bedreigd moest achten dat, naar redelijkerwijze moest worden aangenomen, ernstig gevaar voor het leven bestond. De rechter-commissaris heeft daarop bepaald dat de getuige op zodanige wijze zou worden verhoord, dat de identiteit van de getuige geheel verborgen zou blijven. Vorenstaande is door de rechter-commissaris in januari 2018, toen H41 wederom door deze onder ede werd gehoord, wederom getoetst. De beoordeling van de rechter-commissaris was dat de situatie ongewijzigd was. Daarmee heeft de rechter-commissaris naar het oordeel van het Hof afdoende gemotiveerd om welke reden de getuige is aangemerkt als een bedreigde getuige in de zin van artikel 261 Sv. Voorts is gesteld noch gebleken dat overigens aan de wijze van totstandkoming of aan de inhoud van de door de rechter-commissaris ingevolge dat artikel ten aanzien van de getuige gegeven bevelen zodanige fundamentele gebreken kleven, dat gebruikmaking van de resultaten van die verhoren op gespannen voet komt te staan met het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM).
Het Hof acht de verklaringen van H41 gelet op het vorenstaande dan ook toelaatbaar tot het bewijs.
Betrouwbaarheid anonieme getuige
Het Hof is zich er van bewust dat het bijzondere behoedzaamheid in acht behoort te nemen bij het gebruik van de verklaringen van H41. Het Hof acht die verklaringen evenwel betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs, omdat de inhoud daarvan bevestiging vindt op onder meer de navolgende punten:
H41 stelt dat [medeverdachte 1] deel uitmaakt van een “gang”, te weten de Army. [medeverdachte 1] heeft bij de politie erkend dat hij daar inderdaad deel van uitmaakt;
[medeverdachte 3] zou volgens H41 in de problemen komen omdat hij teveel praat. [medeverdachte 3] heeft bij de politie een verklaring afgelegd over de betrokkenheid van met name [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij de woningoverval. Geconfronteerd met de inhoud van een van de verklaringen van H41 heeft hij verklaard dat deze getuige hem veel problemen heeft bezorgd, hij niet ingaat op details van de verklaring en niemand wil verklappen omdat ze hem anders zullen vermoorden (p. 135/136). Weliswaar heeft [medeverdachte 3] later ten overstaan van de rechter-commissaris ontkend dat hij met de politie heeft gesproken over deze kwestie, maar het Hof gaat hieraan voorbij. De verklaring van [medeverdachte 3] is immers neergelegd in een ambtsedig door twee verbalisanten opgemaakt proces-verbaal. Het Hof houdt het ervoor dat [medeverdachte 3] uit angst voor de daders niet nader heeft willen verklaren en zelfs heeft ontkend dat hij de verklaring heeft afgelegd. Dit past ook bij de omstandigheid dat een andere getuige, H41, als bedreigde-anonieme getuige door de rechter-commissaris is gehoord;
H41 verklaart dat [medeverdachte 2] onder de invloed van drugs was ten tijde van de woningoverval. [medeverdachte 2] heeft dat bij de politie ook verklaard (p. 312);
Omdat het te lang duurde is [medeverdachte 2] op een gegeven moment zelf ook naar binnen gegaan, aldus H41. Opvallend is dat deze omstandigheid niet juist is omdat uit de camerabeelden volgt dat hij binnen 6 seconden na zijn 2 mededaders uit de auto is gestapt, maar wel overeenkomstig is aan hetgeen [medeverdachte 2] zelf bij de politie heeft verklaard, namelijk dat hij eerst in de auto achterbleef en later naar de woning is gelopen (p. 297). Ook dit maakt aannemelijk dat [medeverdachte 2] daadwerkelijk met H41 over de woningoverval heeft gesproken;
[medeverdachte 2] zou hem verteld hebben dat hij binnen met een dame begon te vechten en heeft geprobeerd haar ketting los te rukken. Dit is overeenkomstig hetgeen de dame in kwestie, [benadeelde partij 1], in haar aangifte heeft verklaard;
H41 stelt dat hem verteld is dat de ketting van de oude man is gepakt. Op de vloer van de porch/de veranda bij de woning, waar het gevecht met [slachtoffer] heeft plaatsgevonden, is een ketting teruggevonden;
[medeverdachte 2] zou de bij de woningoverval gebruikte auto van zijn zwager ([bijnaam zwager medeverdachte 2] of [bijnaam zwager medeverdachte 2]) hebben geleend. Die wist niet dat ze de auto voor een overval gingen gebruiken, aldus H41. De auto in kwestie was inderdaad van de zwager van [medeverdachte 2], te weten van [zwager medeverdachte 2], die ook wel [bijnaam zwager medeverdachte 2] wordt genoemd (p. 110) en die dat inderdaad niet wist (verklaring [zwager medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris d.d. 28 februari 2018).
Het Hof merkt op dat de verklaringen van H41 ook op andere punten bevestiging vinden in het dossier, waarover hierna meer, maar juist uit de hiervoor onder a tot en met g genoemde punten blijkt dat H41 zijn wetenschap over de woningoverval heeft van een persoon/personen die bij de woningoverval zijn betrokken, te weten van een of meerdere van de daders. H41 zegt dat hij van de verdachte, [medeverdachte 2], diens zwager (Hof: [zwager medeverdachte 2]) en [medeverdachte 3] afzonderlijk heeft gehoord over de woningoverval en dat hun verhalen met elkaar overeenkomen.
Het Hof acht, gelet op vorenstaande, de verklaringen van H41 dan ook betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Belangrijke steun ander bewijsmateriaal
Hiervoor onder a tot en met c en e tot en met g is reeds aangegeven op welke punten de verklaringen van H41 steun vinden in ander bewijsmateriaal. Voorts vinden de verklaringen van H41 steun:
  • in hetgeen te zien is op de camerabeelden van de woningoverval en
  • in de omstandigheid dat de overvallers volgens [medeverdachte 3] door mensen uit de wijk op de camerabeelden zijn herkend aan hun postuur, houding en hun manier van lopen.
Het Hof is echter van oordeel dat bovengenoemde punten geen belangrijke steun bieden voor de betrokkenheid van de verdachte bij de woningoverval. Dat betekent dat, anders dan in de zaak van de medeverdachte [medeverdachte 1], niet wordt voldaan aan het vereiste van artikel 385 lid 4 Sv en dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, wegens het ontbreken van voldoende wettig bewijsmateriaal.
Schadevergoeding
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt NAf 40.000,- wegens immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en de kosten om het vonnis te executeren. Tevens is verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van NAf 20.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Het Gerecht heeft daarbij de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard aan het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.
Ten aanzien van de vordering van wijlen [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van in totaal NAf 52.025,24, bestaande uit een bedrag van NAf 12.025,24 aan materiële schade en een bedrag van NAf 40.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en de kosten om het vonnis te executeren. Tevens is verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De benadeelde partij is voor het wijzen van het vonnis in eerste aanleg overleden.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van NAf 32.025,24, te vermeerderen met de wettelijke rente. Het Gerecht heeft daarbij de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. Voornoemd bedrag bestaat uit een bedrag van NAf 12.025,24 aan materiële schade en een bedrag van NAf 20.000,- aan immateriële schade. De vordering loopt, voor zover toegewezen, van rechtswege door in hoger beroep.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard aan het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg en doet opnieuw recht;
verklaart niet hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]niet-ontvankelijk in de vordering;
verwijst de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in de door de verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
verklaart de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]niet-ontvankelijk in de vordering;
verwijst de benadeelde partij [benadeelde partij 2] in de door de verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte en beveelt dat de verdachte onmiddellijk in vrijheid wordt gesteld.
Dit vonnis is gewezen door mrs. A.J.M. van Gink, S.A. Carmelia en H. de Doelder, leden van het Hof, bijgestaan door mr. A.F. van der Heide, (zittings)griffier, en op 18 april 2019 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao.
uitspraakgriffier:
mr. H. de Doelder is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.