ECLI:NL:OGHACMB:2019:10

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 januari 2019
Publicatiedatum
4 februari 2019
Zaaknummer
EJ 10691/2017 – Ghis 84476 AUA 201700919 – AUA 2017H00227
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de kwalificatie van de arbeidsrelatie van een toiletjuffrouw

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellante], een toiletjuffrouw, tegen de beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (GEA). De kern van het geschil is of [appellante] werkte op basis van een arbeidsovereenkomst met de naamloze vennootschap THE DUTCH MUSIC GROUP N.V., h.o.d.n. SOPRANOS PIANO BAR, of dat zij als zelfstandige (ZZP’er) werkte. De GEA had in eerste aanleg geoordeeld dat er geen arbeidsovereenkomst bestond, een standpunt dat door Sopranos werd verdedigd. [appellante] heeft in haar beroepschrift, ingediend op 5 december 2017, verzocht om vernietiging van de eerdere beschikking en toewijzing van haar verzoek, met veroordeling van Sopranos in de kosten.

Tijdens de mondelinge behandeling op 19 november 2018 heeft [appellante] haar standpunt toegelicht, bijgestaan door haar gemachtigde mr. D.G. Illes. Sopranos, vertegenwoordigd door een bestuurder en mr. M.A. Ellis-Schipper, heeft het hoger beroep bestreden en verzocht om bevestiging van de eerdere beschikking. Het Hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat [appellante] geen bewijs heeft geleverd voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Het Hof heeft de argumenten van Sopranos gevolgd, waarbij werd opgemerkt dat [appellante] geen loonstrookjes ontving, niet was aangemeld bij de SVB en dat er geen bewijs was van een arbeidsrelatie. Bovendien ontving zij een vergoeding voor het gebruik van het toilet, wat niet in lijn is met een arbeidsovereenkomst.

Het Hof heeft uiteindelijk de beschikking van het GEA bevestigd en [appellante] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Wel is [appellante] verlof verleend om kosteloos te procederen. De uitspraak is gedaan op 22 januari 2019.

Uitspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN
ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN
BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Beschikking in de zaak van:
[APPELLANTE],
wonende in Aruba,
hierna te noemen: [appellante],
oorspronkelijk verzoekster, thans appellante,
gemachtigde: mr. D.G. Kock,
tegen
de naamloze vennootschap THE DUTCH MUSIC GROUP N.V. h.o.d.n. SOPRANOS PIANO BAR,
hierna te noemen: Sopranos,
gevestigd in Aruba,
gemachtigde: mr. M.A. Ellis-Schipper.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: GEA) wordt verwezen naar de op 24 oktober 2017 uitgesproken beschikking. De inhoud van die beschikking geldt als hier ingevoegd.
1.2. [
[appellante] heeft in een beroepschrift, met producties, op 5 december 2017 ingediend ter griffie van het GEA, dus tijdig, hoger beroep ingesteld tegen voornoemde beschikking. Hierin heeft zij haar hoger beroep toegelicht en geconcludeerd dat het Hof de bestreden beschikking zal vernietigen en haar verzoek alsnog zal toewijzen, met veroordeling van Sopranos in de kosten van beide instanties, alles uitvoerbaar bij voorraad.
1.3.
Sopranos heeft in een verweerschrift, met producties, het hoger beroep bestreden en geconcludeerd tot bevestiging van de bestreden beschikking , met veroordeling van [appellante] in de kosten.
1.4.
Op 19 november 2018 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. [appellante] is in persoon verschenen, vergezeld van mr. D.G. Illes, occuperend voor mr. Kock. Voor Sopranos zijn verschenen [naam], bestuurder, vergezeld van mr. Ellis. Allen hebben het woord gevoerd, mr. Ellis aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen.
1.5.
Beschikking is bepaald op heden.

2.De gronden van het hoger beroep

Voor de gronden van het hoger beroep wordt verwezen naar het beroepschrift.

3.Beoordeling

3.1.
In hoger beroep is opnieuw een bewijs van onvermogen overgelegd, zodat [appellante] kan worden toegelaten kosteloos te procederen.
3.2. [
[appellante] was toiletjuffrouw ten behoeve van twee restaurants, waaronder Sopranos. De vraag in deze procedure is of zij werkte krachtens een arbeidsovereenkomst met Sopranos, zoals [appellante] stelt. Volgens Sopranos werkte zij als zelfstandige (ZZP’er) krachtens een andere overeenkomst dan een arbeidsovereenkomst (aanneming van werk of opdracht). Het GEA heeft het standpunt van Sopranos gevolgd en hiertegen richt zich het appel van [appellante].
3.3.
Ook volgens het Hof bestond er geen arbeidsovereenkomst. Het Hof sluit zich aan bij de overwegingen van het GEA.
3.4.
Het Hof voegt het volgende toe. [appellante] heeft ter zitting beaamd dat zij elke avond US$ 40,- ontving en wel US$ 20,- uit de kassa van Sopranos en US$ 20,- uit de kas van het andere restaurant (Casa Tua). Hiermee wordt ondersteund de stelling van Sopranos dat het personeel van Sopranos en het andere restaurant er genoeg van hadden als corvée het toilet te moeten schoonhouden en dat besloten is, met medewerking van het personeel, uit de fooienpot een toiletjuffrouw in te huren. [appellante] ontving nimmer loonstrookjes. Zij was niet aangemeld bij de SVB. Loonbelasting en sociale premies werden niet ingehouden. Uit de administratie van Sopranos blijkt de relatie met [appellante] niet. [appellante] verblijft al sedert 1995 in Aruba en is met het bestaan van de SVB wel bekend. Het inkomen van US$ 40,- per avond is aanmerkelijk hoger dan het wettelijk minimumloon. Plausibel is de stelling van Sopranos dat [appellante] niet op basis van een arbeidsovereenkomst voor het minimumloon wilde werken (productie 1 bij verweerschrift in eerste aanleg). Bij verhindering zorgde [appellante] zelf voor vervanging.
3.5.
Met het bestaan van een arbeidsovereenkomst verdraagt zich eveneens slecht dat [appellante] op enig moment een vergoeding (US$ 1,-) ging vragen voor het gebruik van het toilet. De stelling van de gemachtigde van [appellante] dat dit op instructie van Sopranos geschiedde en dat zij de vergoeding zelf mocht behouden, mits het maar ging om anderen dan de gasten van Sopranos en het andere restaurant, is niet geloofwaardig. In elk geval werd Sopranos geconfronteerd met klachten van haar klanten omtrent het door [appellante] verlangde entreegeld en heeft dit zelfs geresulteerd in beëindiging van de relatie met [appellante].
3.6.
Het bewijsaanbod van [appellante] is te vaag, gelet op het goed onderbouwde verweer van Sopranos.
3.7.
Uit het voorgaande volgt dat de bestreden beschikking moet worden bevestigd. [appellante] dient de kosten van het hoger beroep te dragen.

4.Beslissing

Het Hof:
- verleent [appellante] verlof kosteloos te procederen;
- bevestigt de beschikking waarvan beroep;
- veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van Sopranos gevallen en tot op heden begroot op Afl. 6.000,- aan gemachtigdensalaris.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J. de Boer, H.J. Fehmers en S.E. Sijsma, leden van het Hof, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 januari 2019 in Aruba, in tegenwoordigheid van de griffier.