ECLI:NL:OGHACMB:2018:97
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Gezamenlijk gezag en hoofdverblijfplaats van een kind met ouders in verschillende landen
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een vrouw, wonende in Nederland, en een man, wonende in Curaçao, over het gezamenlijk gezag en de hoofdverblijfplaats van hun zoon, geboren in Curaçao. De vrouw is in hoger beroep gekomen van een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin de man alleen het gezag over de zoon kreeg toegewezen. De vrouw heeft in haar beroepschrift acht grieven aangevoerd en verzocht om hereniging met haar zoon. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 januari 2018 zijn beide partijen verschenen met hun gemachtigden, en zijn er verschillende producties overgelegd.
Het Hof heeft vastgesteld dat de vrouw van rechtswege het gezag over de zoon alleen uitoefende, maar dat het Gerecht in eerste aanleg de man alleen met het gezag heeft belast. Het Hof oordeelt dat de enkele omstandigheid dat de ouders in verschillende landen wonen, niet automatisch betekent dat eenhoofdig gezag in het belang van het kind wenselijk is. Het Hof is van mening dat beide ouders in staat zijn tot voldoende overleg en dat gezamenlijk gezag in het belang van het kind wenselijk is.
Het Hof heeft de primaire verzoek van de man om eenhoofdig gezag afgewezen en het subsidiaire verzoek om gezamenlijk gezag toegewezen. Tevens heeft het Hof besloten dat de Voogdijraad schriftelijk moet rapporteren over de hoofdverblijfplaats van de zoon en de omgangsregeling. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 24 april 2018 voor verdere uitlating over de voortgang van de procedure. De beschikking is uitgesproken op 30 januari 2018 door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie in Curaçao.