ECLI:NL:OGHACMB:2018:93

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
13 juni 2018
Zaaknummer
AR 74795/15 - H 99/17
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vernietiging koopovereenkomst en schadevergoeding door Algemene Pensioenfonds van Curaçao

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, hebben appellanten, [appellant 1] en [appellante 2], hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. Het oorspronkelijke vonnis, uitgesproken op 25 juli 2016, betrof een geschil over de naleving van welstandsbepalingen en de gevolgen van een koopovereenkomst voor een perceel grond, dat door de appellanten was aangekocht op 21 augustus 2002. De appellanten vorderden de vernietiging van deze koopovereenkomst en schadevergoeding van het Algemene Pensioenfonds van Curaçao (APC), dat als gedaagde in de oorspronkelijke procedure was opgetreden.

De appellanten voerden in hun memorie van grieven vijf grieven aan tegen het eerdere vonnis en stelden dat het Hof het vonnis diende te vernietigen en hun vorderingen alsnog toe te wijzen. APC, de geïntimeerde in het principaal appel, bestreed de grieven en stelde incidenteel appel in, waarbij het Hof werd verzocht het eerdere vonnis te bevestigen, althans een specifiek onderdeel ervan te vernietigen.

Tijdens de procedure werd duidelijk dat de appellanten een direct geldelijk belang hadden bij hun vorderingen, dat werd geschat op minimaal NAf 365.400,00. Het griffierecht in hoger beroep werd vastgesteld op NAf 7.320,00, waarvan een deel al was betaald. Het Hof besloot dat de appellanten binnen zes weken het resterende griffierecht dienden te betalen en verwees de zaak naar de rol voor akte uitlating griffierecht. De beslissing van het Hof werd op 23 januari 2018 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2018 Vonnis no.:
Registratienummer: AR 74795/15 - H 99/17
Uitspraak: 23 januari 2018
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
1.
[APPELLANT 1],
2.
[APPELLANTE 2],
beiden wonende in Curaçao,
oorspronkelijk eisers,
thans appellanten in het principaal appel,
geïntimeerden in het incidenteel appel,
procederende in persoon,
tegen
de openbare rechtspersoon
ALGEMEEN PENSIOENFONDS VAN CURAÇAO,
gevestigd in Curaçao,
oorspronkelijk gedaagde,
thans geïntimeerde in het principaal appel,
appellant in het incidenteel appel,
gemachtigden: mrs. P.M. Noordhoek en L.M. Virginia.
De partijen worden hierna [appellant 1], [appellante 2] en APC genoemd. [appellant 1] en [appellante 2] worden gezamenlijk ook [appellanten] genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij akte van appel van 5 september 2016 zijn [appellanten] in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 25 juli 2016 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (verder: GEA).
1.2
Bij op 17 oktober 2016 ingekomen memorie van grieven, met producties, hebben [appellanten] vijf grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Hun conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en hun vorderingen alsnog zal toewijzen, met veroordeling van APC in de proceskosten in beide instanties.
1.3
Bij memorie heeft APC de grieven bestreden en incidenteel appel ingesteld. Zijn conclusie strekt ertoe, naar het Hof begrijpt, dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen, althans uitsluitend rov. 4.8 ervan zal vernietigen, met hoofdelijke veroordeling van [appellanten] in de proceskosten in hoger beroep.
1.4
Een memorie van antwoord in het incidenteel appel is niet ingekomen.
1.5
Op 5 december 2017 hebben partijen pleitnotities overgelegd. Vonnis is gevraagd en bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
De vordering van [appellanten] strekt ertoe, verkort weergegeven, dat de overeenkomst wordt vernietigd waarbij zij op 21 augustus 2002 een perceel grond hebben gekocht voor de prijs van NAf 145.140,00 (dat zij inmiddels hebben bebouwd en thans bewonen), subsidiair dat de gevolgen ervan worden gewijzigd doordat de prijs wordt verminderd tot een door de rechter te bepalen bedrag, en dat APC wordt veroordeeld tot schadevergoeding, op te maken bij staat. Over de schade hebben [appellanten] bij inleidend verzoekschrift gesteld dat die in ieder geval uit de volgende schadeposten bestaat (maar daartoe niet beperkt is): waarde(daling) van de woning, voortdurende derving woongenot en boeten conform art. 16 van de koopakte. De koopakte vermeldt in art. 16 een boete van NAf 10.000,00 per overtreding. In een brief van 14 mei 2010, waarnaar het inleidend verzoekschrift ook verwijst, maakt [appellant 1] aanspraak op schadevergoeding van NAf 1.800.000,00 wegens tekortschieten van APC in de verplichting tot handhaving van de welstandsbepalingen jegens een buurtbewoner.
2.2
Bij p. 16 en 17 van hun pleitnota in hoger beroep hebben [appellanten] hun gestelde schade nader begroot. Het Hof leidt uit hun opstelling de volgende (minimum)bedragen af:
Eis 1 (nietigverklaring koop e.d.; dubbeltelling met eis 8) --
Eis 2 (boeten i.v.m. karakter wijk) NAf 50.000,00
Eis 3 (slachtoffervergoeding) NAf 50.000,00
Eis 4 (proceskosten; alleen eerder geding telt hierbij mee) NAf 25.400,00
Eis 5 (erfdienstbaarheid) NAf 20.000,00
Eis 6 (toegang tot het strand) NAf 20.000,00
Eis 7 (proceskosten onderhavige zaak; tellen hierbij niet mee) --
Eis 8 (waardevermindering pand) NAf 200,000,00
------------------- +
Totaal NAf 365.400,00
2.3
De griffier stelt zich op het standpunt dat [appellanten] een direct geldelijk belang bij hun vorderingen hebben dat kan worden gewaardeerd op minimaal NAf 365.400,00. Het griffierecht in hoger beroep moet op grond van art. 20 Landsbesluit tarieven in burgerlijke zaken worden getaxeerd op NAf 7.320,00. Er is reeds NAf 900,00 geheven en betaald. Er dient dus NAf 6.420,00 te worden nageheven.
2.4 [
appellanten] zullen in de gelegenheid worden gesteld binnen zes weken na heden, dus uiterlijk op 6 maart 2018, het nageheven bedrag te betalen. De zaak zal naar de rol van die datum worden verwezen voor akte uitlating griffierecht aan de zijde van [appellanten] Aan de akte dient bewijs van betaling van het nageheven bedrag te worden gehecht.
2.5
De heffing van griffierecht strekt niet ter bescherming van enig recht of belang van geïntimeerde. Daarom zal aan APC geen gelegenheid worden geboden om een antwoordakte in te dienen.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verwijst de zaak naar de rol van 6 maart 2018 voor akte uitlating griffierecht aan de zijde van [appellanten];
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, G.C.C. Lewin en H.J. Fehmers, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 23 januari 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.