ECLI:NL:OGHACMB:2018:89
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap na echtscheiding
In deze zaak gaat het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen een vrouw en een man, die in algehele gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd zijn geweest en inmiddels gescheiden zijn. De vrouw is in hoger beroep gekomen van een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap is vastgesteld. De vrouw heeft grieven aangevoerd tegen het vonnis en verzocht om vernietiging van het vonnis en toewijzing van haar vorderingen. De man heeft de grieven bestreden en verzocht om bevestiging van het bestreden vonnis.
Het Hof heeft geoordeeld dat de vrouw kosteloos in hoger beroep kan procederen, gezien het bewijs van onvermogen. Het Hof heeft de peildatum voor de verdeling vastgesteld op de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, 8 januari 2013, en heeft de verdeling van activa en passiva, waaronder pensioenen en leningen, beoordeeld. Het Hof heeft vastgesteld dat het Gerecht in eerste aanleg de pensioenbrief correct heeft verwerkt in de verdeling en dat de vrouw niet voldoende onderbouwd heeft waarom de hoogte van de leningschuld niet juist zou zijn.
Daarnaast heeft het Hof geoordeeld over de kosten van de taxateur en de verdeling van de kosten van de auto. Het Hof heeft de vordering van de vrouw uit verrekening verhoogd met de kosten van de taxateur en de rente op de spaarrekening. Het Hof heeft de beslissing van het Gerecht in eerste aanleg bevestigd, met een wijziging van het te verrekenen bedrag. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.