ECLI:NL:OGHACMB:2018:78

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 mei 2018
Publicatiedatum
7 juni 2018
Zaaknummer
AR 874/14 - H 378/16
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenbenoeming in civiele procedure inzake betonlevering en chloridegehalte

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van de naamloze vennootschappen Caribbean Homebuilders N.V. en Kelky Geel Realty N.V. tegen ATCO Concrete Products N.V. De zaak betreft een geschil over de levering van beton en het chloridegehalte daarvan, dat mogelijk heeft geleid tot betonrot. De appellanten, oorspronkelijk eiseressen, hebben een deskundigenbericht aangevraagd om inzicht te krijgen in de leveringsvoorwaarden en de verwachtingen omtrent het chloridegehalte van het geleverde beton. Het Hof heeft op 22 mei 2018 een vonnis gewezen waarin het de benoeming van deskundigen heeft bevolen. De deskundigen dienen vragen te beantwoorden over de leveringshandelingen van de betonleverancier, de verwachtingen van de partijen over het chloridegehalte, en de relatie tussen het chloridegehalte en de geconstateerde betonrot. Het Hof heeft de deskundigen verzocht om binnen acht weken met een rapport te komen, en heeft de verdere procedure bepaald.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2018 Vonnis no.:
Registratienummer: AR 874/14 - H 378/16
AUA201400430 - AUA2016H00080
Uitspraak: 22 mei 2018
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
de naamloze vennootschappen
1.
21 CARIBBEAN HOMEBUILDERS N.V.,
2.
KELKY GEEL REALTY N.V.,
beide gevestigd in Aruba,
oorspronkelijk eiseressen,
thans appellanten,
gemachtigde: mr. R.T.J.M. Oomen,
tegen
de naamloze vennootschap
ATCO CONCRETE PRODUCTS N.V.,
gevestigd in Aruba,
oorspronkelijk gedaagde,
thans geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. P.R.C. Brown en R.E. Blaauw.
De partijen worden hierna CHB, Kelky en Atco genoemd. CHB en Kelky worden gezamenlijk CHB c.s. genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

Bij vonnis van 19 december 2017 (hierna: het tussenvonnis) is de zaak naar de rol verwezen.
Op 20 februari 2018 is aan beide zijden een akte ingediend, met productie(s).
Op 13 maart 2018 is aan beide zijden een antwoordakte ingediend.
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1
Het Hof zal (thans reeds) de twee in het dictum te vermelden personen als deskundigen benoemen. Aan hen wordt verzocht gezamenlijk een persoon aan te wijzen die als derde deskundige kan worden benoemd. Zij dienen te streven naar eenstemmigheid hierover.
2.2
Het Hof zal de volgende vragen aan de drie deskundigen ter beantwoording voorleggen:
1. Welke (feitelijke afleverings)handelingen mogen van een betonleverancier worden verwacht bij de aflevering van beton of betonmengsel op de bouwplaats in een geval als het onderhavige? Wilt u daarbij ingaan op de betekenis van de aanduiding "pump" in de offerte van 20 februari 2007?
(zie rov. 2.5 van het tussenvonnis)
2. Wat mocht Kelky verwachten over het chloridegehalte van het te leveren beton, gelet op alle omstandigheden van het geval? Wilt u daarbij ingaan op de betekenis van:
( i) de uitlatingen van Atco op haar website,
(ii) de omstandigheid dat Atco wist dat Kelky het beton zou gebruiken voor de bouw van een condominiumcomplex aan zee in het Arubaanse klimaat, en
(iii) de gebruiken in de bouw en de daaraan te ontlenen verwachtingspatronen van aannemers en betonleveranciers?
(zie rov. 2.6 van het tussenvonnis)
3. Welk chloridegehalte had het door Atco geleverde beton?
(zie rov. 2.7 van het tussenvonnis)
4. Hoe verhoudt zich het chloridegehalte van het door Atco geleverde beton met (toepasselijke of gebruikelijke) internationale en lokale normen?
(zie rov. 2.7 van het tussenvonnis)
5. Indien het chloridegehalte te hoog was, heeft dit dan (geheel of gedeeltelijk) de geconstateerde betonrot veroorzaakt? Indien de betonrot verschillende oorzaken heeft, waaronder het te hoge chloridegehalte, kunt u dan vermelden wat de andere oorzaken (kunnen) zijn, en een indicatie geven van de mate waarin het te hoge chloridegehalte tot de betonrot heeft bijgedragen, indien mogelijk uitgedrukt in een percentage?
(zie rov. 2.7 van het tussenvonnis)
6. Mocht van Kelky worden verwacht dat zij bij de aflevering van het beton of het betonmengsel (of op enig ander moment) een controle zou uitvoeren op het chloridegehalte daarvan?
(zie rov. 2.8 van het tussenvonnis)
7. Heeft u verdere opmerkingen die van belang zijn voor de door het Hof te nemen beslissingen?
2.3
Het voorschot zal door elk van beide partijen voor de helft dienen te worden betaald. Het Hof is thans niet in staat de hoogte daarvan te bepalen bij gebrek aan voldoende informatie daarover. In het belang van een goede voortgang van de procedure zal het Hof niettemin thans het deskundigenbericht bevelen. Over het bepalen van de hoogte van het voorschot, de aanwijzing van de derde te benoemen deskundige en de datum van inlevering van het deskundigenbericht zal het Hof de in het dictum te vermelden regeling geven.
2.4
De deskundigen dienen bij het onderzoek partijen in de gelegenheid te stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen. Uit het rapport dient te blijken dat aan dit voorschrift is voldaan.
2.5
Over het in rov. 2.10 van het tussenvonnis besproken geschilpunt (de vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden van Atco) houdt het Hof ieder oordeel aan.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
beveelt een deskundigenbericht;
benoemt als deskundigen:
a. [naam 1],
[adres 1], Nederland, [e-mailadres],
telefoon [telefoon], mobiel [mobiel],
b. [naam 2],
[adres 2], Aruba,
[e-mailadres],
telefoon [telefoon],
c. een nader aan te wijzen persoon;
legt aan de drie deskundigen de hiervoor in rov. 2.2 geformuleerde vragen ter beantwoording voor;
verzoekt de twee thans benoemde deskundigen om binnen acht weken na heden
bij gezamenlijke brief aan het Hof, met vermelding van de nummers van deze zaak, met afschrift aan de gemachtigden, opgave te doen van:
a. de naam en contactgegevens van een als derde deskundige aan te wijzen persoon, en
b. een gespecificeerde begroting van de totale kosten van het uit te brengen deskundigenbericht;
bepaalt dat de gemachtigden binnen vier weken na ontvangst van de hiervoor bedoelde brief daarop kunnen reageren bij brief aan het Hof, met vermelding van de nummers van deze zaak, met afschrift aan de wederpartij en aan de deskundigen;
verzoekt de deskundigen niet met het onderzoek aan te vangen voordat het Hof heeft beslist over de hoogte van het voorschot, de derde aan te wijzen persoon en de datum van uiterlijke indiening van het deskundigenrapport;
bepaalt dat de deskundigen bij het onderzoek partijen in de gelegenheid zullen stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat de deskundigen in het schriftelijk bericht zullen doen blijken of aan dit voorschrift is voldaan;
bepaalt dat de deskundigen een schriftelijk, gemotiveerd en ondertekend bericht zullen inleveren ter griffie van het Hof, met vermelding van de nummers van deze zaak, onder indiening van een declaratie, uiterlijk op een nader te bepalen datum;
bepaalt dat na ontvangst van het deskundigenbericht de zaak naar de rol zal worden verwezen voor conclusie na deskundigenbericht;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, H.J. Fehmers en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao,
Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 22 mei 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.