ECLI:NL:OGHACMB:2018:77
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vonnis in kort geding tussen twee naamloze vennootschappen in Sint Maarten met betrekking tot de procedurele gang van zaken
In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee naamloze vennootschappen, beide gevestigd in Sint Maarten. De appellant, een naamloze vennootschap, was oorspronkelijk eiser in conventie en verweerster in reconventie, terwijl de geïntimeerde, eveneens een naamloze vennootschap, oorspronkelijk gedaagde in conventie en eiser in reconventie was. De zaak is ontstaan uit een eerdere procedure waarbij het Hof op 1 september 2017 een tussenvonnis heeft uitgesproken en de zaak naar de rol heeft verwezen voor gelijktijdige akten van beide partijen. Echter, er zijn geen akten ingediend, wat heeft geleid tot de huidige uitspraak.
Het Hof heeft vastgesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat de tussenvonnis van 1 september 2017 aan de partijen is betekend. Daarom heeft het Hof besloten om de partijen een nieuwe gelegenheid te bieden om de gevraagde akte in te dienen, hetzij met tussenkomst van een advocaat, hetzij zonder. Het Hof heeft daarbij verwezen naar verschillende artikelen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) die de procedurele gang van zaken regelen.
In de beslissing heeft het Hof de zaak verwezen naar de openbare rolzitting van het Hof op Sint Maarten op 4 mei 2018 voor gelijktijdige akten aan beide zijden. Tevens is de griffier opgedragen om een kopie van het tussenvonnis van 1 september 2017 en dat van heden per post en per e-mail aan de appellant toe te zenden. Het Hof heeft verder iedere verdere beslissing aangehouden, wat betekent dat de zaak nog niet definitief is afgedaan en verdere stappen in de procedure nog moeten volgen.