Uitspraak
[GEÏNTIMEERDE 1],
[GEÏNTIMEERDE 2],
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de appellant, die oorspronkelijk eiser was. De zaak betreft een geldlening en de bewijsopdracht die aan de geïntimeerde partijen is gegeven. De procedure is voortgekomen uit een eerder vonnis van 29 augustus 2017, waarin het Hof de zaak naar de rol verwees voor akten aan de zijden van de appellant en de eerste geïntimeerde. Beide partijen hebben hun akten ingediend, en de eerste geïntimeerde heeft ook een akte uitlating producties ingediend. Het Hof heeft op 3 april 2018 uitspraak gedaan.
In de beoordeling van de zaak heeft de appellant zijn vorderingen tegen de tweede geïntimeerde ingetrokken. Het Hof heeft daarop het vonnis van het GEA vernietigd voor zover het betrekking had op de appellant en de tweede geïntimeerde, en de appellant niet-ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen tegen de tweede geïntimeerde. De proceskosten in deze zaak zijn aan de zijde van de tweede geïntimeerde begroot op nihil.
Wat betreft de zaak tussen de appellant en de eerste geïntimeerde, heeft de appellant het Hof verzocht terug te komen van eerdere overwegingen. Het Hof heeft dit verzoek afgewezen en benadrukt dat de gelegenheid voor de appellant om een akte in te dienen niet bedoeld was voor uitlatingen in deze specifieke zaak. Het Hof heeft de eerste geïntimeerde de gelegenheid geboden om de in het dictum vermelde stellingen te bewijzen, waarbij getuigen in het gerechtsgebouw op Bonaire kunnen worden gehoord, hetzij door een aanwezige rechter, hetzij via videoconferentie met een rechter in Curaçao. De advocaten zijn verzocht om binnen twee weken verhinderdata op te geven voor de maanden april tot en met juli 2018. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.