ECLI:NL:OGHACMB:2018:76

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
3 april 2018
Publicatiedatum
7 juni 2018
Zaaknummer
AR 46/14 - ghis 80253 - H 281/16
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake geldlening en bewijsopdracht tussen appellant en geïntimeerden

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de appellant, die oorspronkelijk eiser was. De zaak betreft een geldlening en de bewijsopdracht die aan de geïntimeerde partijen is gegeven. De procedure is voortgekomen uit een eerder vonnis van 29 augustus 2017, waarin het Hof de zaak naar de rol verwees voor akten aan de zijden van de appellant en de eerste geïntimeerde. Beide partijen hebben hun akten ingediend, en de eerste geïntimeerde heeft ook een akte uitlating producties ingediend. Het Hof heeft op 3 april 2018 uitspraak gedaan.

In de beoordeling van de zaak heeft de appellant zijn vorderingen tegen de tweede geïntimeerde ingetrokken. Het Hof heeft daarop het vonnis van het GEA vernietigd voor zover het betrekking had op de appellant en de tweede geïntimeerde, en de appellant niet-ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen tegen de tweede geïntimeerde. De proceskosten in deze zaak zijn aan de zijde van de tweede geïntimeerde begroot op nihil.

Wat betreft de zaak tussen de appellant en de eerste geïntimeerde, heeft de appellant het Hof verzocht terug te komen van eerdere overwegingen. Het Hof heeft dit verzoek afgewezen en benadrukt dat de gelegenheid voor de appellant om een akte in te dienen niet bedoeld was voor uitlatingen in deze specifieke zaak. Het Hof heeft de eerste geïntimeerde de gelegenheid geboden om de in het dictum vermelde stellingen te bewijzen, waarbij getuigen in het gerechtsgebouw op Bonaire kunnen worden gehoord, hetzij door een aanwezige rechter, hetzij via videoconferentie met een rechter in Curaçao. De advocaten zijn verzocht om binnen twee weken verhinderdata op te geven voor de maanden april tot en met juli 2018. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2018 Vonnis no.:
Registratienummer: AR 46/14 - ghis 80253 - H 281/16
Uitspraak: 3 april 2018
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende op Bonaire,
oorspronkelijk eiser,
thans appellant,
gemachtigde: mr. C.A. Peterson,
tegen
1.
[GEÏNTIMEERDE 1],
wonende op Bonaire,
oorspronkelijk gedaagde,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. A.F. van Toll,
2.
[GEÏNTIMEERDE 2],
zonder bekende woonplaats,
oorspronkelijk gedaagde,
thans geïntimeerde,
niet verschenen.
De partijen worden hierna [appellant], [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

Bij vonnis van 29 augustus 2017 heeft het Hof de zaak naar de rol verwezen voor akten aan de zijden van [appellant] en [geïntimeerde 1]. Beiden hebben een akte ingediend. [geïntimeerde 1] heeft nog een akte uitlating producties ingediend. Vonnis is gevraagd en bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

In de zaak tussen [appellant] en [geïntimeerde 2]
2.1 [
appellant] heeft zijn vorderingen tegen [geïntimeerde 2] ingetrokken. Gelet hierop zal het Hof het vonnis van het GEA vernietigen, voor zover tussen [appellant] en [geïntimeerde 2] gewezen, [appellant] alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn vorderingen tegen [geïntimeerde 2] en [appellant] veroordelen in de proceskosten in de zaak tussen [appellant] en [geïntimeerde 2], aan de zijde van [geïntimeerde 2] begroot op nihil.
In de zaak tussen [appellant] en [geïntimeerde 1]
2.2 [
appellant] heeft het Hof verzocht terug te komen van enige in de zaak tussen [appellant] en [geïntimeerde 1] gegeven overwegingen. Het Hof ziet daar geen aanleiding voor. Overigens was de gelegenheid die het Hof [appellant] geboden heeft om een akte in te dienen, niet bedoeld voor uitlatingen in de zaak tussen [appellant] en [geïntimeerde 1].
2.3
Het Hof zal [geïntimeerde 1] gelegenheid bieden om de in het dictum te vermelden stellingen te bewijzen. Er zal eerst gelegenheid worden geboden om getuigen in het gerechtsgebouw op Bonaire voor te brengen. Die zullen hetzij rechtstreeks door een daar aanwezige rechter worden gehoord, hetzij via videoconferentie door een rechter in het gerechtsgebouw in Curaçao. Beide advocaten wordt verzocht binnen twee weken na heden per
e-mailbericht aan de Hofadministratie verhinderdata op te geven voor de maanden april tot en met juli 2018.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
in de zaak tussen [appellant] en [geïntimeerde 2]
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover tussen [appellant] en [geïntimeerde 2] gewezen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in zijn vorderingen tegen [geïntimeerde 2];
veroordeelt [appellant] in de kosten van beide instanties, aan de zijde van [geïntimeerde 2] gevallen en tot op heden begroot op nihil;
in de zaak tussen [appellant] en [geïntimeerde 1]
draagt [geïntimeerde 1] op te bewijzen dat:
a. [geïntimeerde 1] op 22 oktober 2012 en in november 2012 telkens
US$ 5.000,00 heeft betaald aan [betrokkene 1],
werkneemster van [appellant];
b. [geïntimeerde 2] omstreeks februari 2013 in Nederland in opdracht van
[geïntimeerde 1] € 60.000,00 in contanten aan [appellant] heeft betaald ter
aflossing van de lening aan [geïntimeerde 1] en dat [appellant]
redelijkerwijs moest begrijpen dat de betaling diende ter aflossing van
de lening aan [geïntimeerde 1];
bepaalt dat [geïntimeerde 1], indien hij daartoe getuigen wil doen horen, deze kan voorbrengen op een nader te bepalen datum voor een nader aan te wijzen lid van het Hof, te beginnen met getuigen die worden opgeroepen om te verschijnen in het gerechtsgebouw op Bonaire;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, G.C.C. Lewin en S.A. Carmelia, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao,
Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 3 april 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.