ECLI:NL:OGHACMB:2018:65

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 mei 2018
Publicatiedatum
31 mei 2018
Zaaknummer
AUA201500639 - AUA2016H00097
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning in Aruba met betrekking tot aandelen in een vennootschap

In deze zaak heeft de naamloze vennootschap Nizaam Investment N.V. (hierna: Nizaam) hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin de vordering tot ontruiming van een woning door de geïntimeerde werd afgewezen. De zaak draait om de vraag wie de rechthebbende is op de aandelen van Nizaam, aangezien de geïntimeerde stelt dat zij de enige aandeelhouder is. Nizaam betwist dit en stelt dat [naam 1] de rechthebbende is. In een eerdere procedure heeft het Gerecht geoordeeld dat [naam 1] de rechthebbende is, en dit oordeel is door het Hof bevestigd in een vonnis van 19 september 2017. Het Hof oordeelt dat de geïntimeerde geen recht heeft om in de woning te verblijven, nu zij niet de rechthebbende is op de aandelen van Nizaam. Het Hof vernietigt het bestreden vonnis en beveelt de geïntimeerde om de woning binnen tien dagen te ontruimen, met veroordeling van de geïntimeerde in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 22 mei 2018.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2018 Vonnis no.:
Registratienummer: AUA201500639 - AUA2016H00097
AR 2432/15 - ghis 81917 - H 407/16
Uitspraak: 22 mei 2018
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
NIZAAM INVESTMENT N.V.,
gevestigd in Aruba,
oorspronkelijk eiseres,
thans appellante,
gemachtigde: mr. W.G.T.M. Kloes,
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
wonende in Aruba,
oorspronkelijk gedaagde,
thans geïntimeerde,
procederende in persoon.
De partijen worden hierna Nizaam en [geïntimeerde] genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Voor het verloop van de procedure tot 19 september 2017 wordt verwezen naar het tussenvonnis van die datum.
1.2
Op 17 oktober 2017 heeft Nizaam een memorie na tussenvonnis genomen. Op 19 december 2017 heeft [geïntimeerde] een antwoordmemorie na tussenvonnis, met producties, ingediend.
1.3
Op 16 januari 2018 heeft Nizaam een akte uitlating producties na antwoordmemorie ingediend.
1.4
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
In dit geding heeft Nizaam gevorderd dat [geïntimeerde] de woning [adres] in Aruba ontruimt. De woning maakt deel uit van een appartementencomplex waarvan Nizaam de eigenaar is. [geïntimeerde] heeft het standpunt ingenomen dat zij de enige aandeelhouder is van Nizaam en dat zij uit dien hoofde gerechtigd is tot het gebruik van de woning. Nizaam heeft gesteld dat [naam 1] [geïntimeerde] en niet [geïntimeerde] de rechthebbende is op de aandelen in Nizaam. Volgens Nizaam heeft [geïntimeerde] de woning bewoond in de periode dat zij het beheer voerde over het appartementencomplex en brengt het feit dat aan het beheer door [geïntimeerde] een einde is gekomen mee dat zij niet langer gerechtigd is om (zonder tegenprestatie) in de woning te verblijven.
2.2 [
naam 1] heeft in een separate bodemprocedure gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat hij de rechthebbende is op de aandelen in Nizaam. Deze vordering is door het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) toegewezen bij vonnis van 14 januari 2015. [geïntimeerde] heeft daartegen hoger beroep ingesteld. Bij vonnis van het Hof van 19 september 2017 heeft het Hof eveneens geoordeeld dat [naam 1] de rechthebbende op de aandelen in Nizaam is. Tegen dit vonnis is geen cassatieberoep ingesteld.
2.3
In de onderhavige zaak heeft de discussie in eerste aanleg zich ook toegespitst op de vraag wie de rechthebbende is op de aandelen in Nizaam. In het bestreden vonnis heeft het Gerecht de vordering tot ontruiming afgewezen op de grond dat op dat moment nog niet duidelijk was wie de rechthebbende is op de aandelen in Nizaam, dat het Hof daarover moest oordelen en dat in afwachting van dat oordeel een afweging van belangen meebracht dat de vordering tot ontruiming moest worden afgewezen.
2.4
De grieven van Nizaam zijn tegen dit oordeel gericht en bepleiten – kort gezegd – dat het Gerecht de vordering tot ontruiming ten onrechte heeft afgewezen in afwachting van het oordeel van het Hof in de parallelle zaak.
2.5
Nu het Hof bij onherroepelijk geworden vonnis heeft vastgesteld dat in hun onderlinge verhouding niet [geïntimeerde] maar [naam 1] de rechthebbende is op de aandelen in Nizaam en [geïntimeerde], na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet heeft aangevoerd waarom dat in de verhouding tussen haar en Nizaam anders zou kunnen liggen, wordt ook in deze zaak als uitgangspunt genomen dat niet de rechthebbende is op de aandelen.
2.6 [
geïntimeerde] heeft geen ander verweer gevoerd. Dit brengt mee dat niet is gebleken van enige titel op grond waarvan zij zonder daarvoor een vergoeding te betalen in de woning zou mogen verblijven. De vordering tot ontruiming is dus toewijsbaar.
2.7 [
geïntimeerde] heeft in haar memorie van 19 december 2017 nog aangevoerd dat [naam 1] haar meermalen heeft geprovoceerd toen zij nog in de woning verbleef waarbij hij haar auto heeft beschadigd, dat hij vervolgens de woning in strijd met het bestreden vonnis heeft ontruimd, dat hij daarbij huisvredebreuk heeft gepleegd, dat hij zich persoonlijke eigendommen van [geïntimeerde] heeft toegeëigend en dat door zijn toedoen andere spullen uit de woning verloren zijn gegaan. [geïntimeerde] bepleit dat [naam 1] ter zake van die schade wordt veroordeeld tot betaling van Afl. 700.000,-.
2.8
Het Hof gaat op dit betoog niet in. Indien [geïntimeerde] meent een vordering op [naam 1] te hebben, zal zij dit in een aparte procedure tegen hem aan de orde moeten stellen. Voor zover [geïntimeerde] heeft bedoeld dat het gestelde onrechtmatig handelen aan Nizaam moet worden toegerekend, zodat haar betoog aldus moet worden begrepen dat Nizaam haar een schadevergoeding verschuldigd is, geldt dat een vordering in reconventie niet voor het eerst in hoger beroep kan worden ingesteld. Ook in dat geval zal [geïntimeerde] dus een nieuwe procedure moeten inleiden.
2.9
De slotsom is dat de vordering van Nizaam toewijsbaar is. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd.
2.10 [
geïntimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in eerste aanleg en hoger beroep aan de zijde van Nizaam. Deze worden begroot op Afl. 1.350,- aan griffierecht (Afl. 450,- plus Afl. 1.350,-),
Afl. 647,91 aan betekeningskosten (Afl. 221,49 plus Afl. 426,42) en Afl. 7.500,- aan salaris gemachtigde (Afl. 2.500,- plus Afl. 5.000,-).
B E S L I S S I N G
Het Hof:
- vernietigt het bestreden vonnis;
- beveelt [geïntimeerde] de woning [adres] te Aruba binnen tien dagen na heden te ontruimen met alle personen en goederen zich daarin bevindende en ontruimd te houden, met overgave van de sleutels aan Nizaam;
- veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten van Nizaam, begroot op
Afl. 9.497,91;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, H.J. Fehmers en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 22 mei 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.