ECLI:NL:OGHACMB:2018:5

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
16 januari 2018
Publicatiedatum
9 februari 2018
Zaaknummer
EJ 2012/15 - ghis 79840 - H 248/16
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgangsregeling en kinderalimentatie na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarbij de moeder en de vader in geschil zijn over de omgangsregeling en de kinderalimentatie voor hun twee kinderen. De moeder is in hoger beroep gekomen van de beschikking van 31 mei 2016, waarin de omgangsregeling en de kinderalimentatie waren vastgesteld. De vader heeft eveneens hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. Tijdens de procedure zijn beide partijen gehoord, evenals de kinderen, en zijn er verschillende producties overgelegd.

De vader heeft verzocht om de kinderalimentatie te verlagen en de omgangsregeling uit te breiden, terwijl de moeder heeft verzocht om het eenhoofdige gezag over de kinderen. Het Hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het gezamenlijk gezag in het belang van de kinderen moet worden voortgezet. De ouders moeten in staat worden geacht om op een constructieve manier met elkaar te communiceren, zodat de kinderen hier niet onder lijden.

Het Hof heeft de verzoeken van de vader en de moeder beoordeeld en heeft besloten dat de kinderalimentatie moet worden voortgezet, met een aanpassing van de bedragen. De omgangsregeling is ook aangepast, waarbij is bepaald dat de kinderen om de twee weken bij de vader verblijven. De beschikking van het Gerecht in eerste aanleg is gedeeltelijk vernietigd en opnieuw vastgesteld, waarbij de proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2018 Beschikking no.:
Registratienummer: EJ 2012/15 - ghis 79840 - H 248/16
Uitspraak: 16 januari 2018
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
B E S C H I K K I N G
in de zaak van:
[de moeder],
wonende in Aruba,
oorspronkelijk verweerster,
thans appellante in het appel van 11 juli 2017,
geïntimeerde in het appel van 12 juli 2017,
gemachtigde: mr. E.M.J. Cafarzuza,
tegen
[de vader],
wonende Aruba,
oorspronkelijk verzoeker,
thans geïntimeerde in het appel van 11 juli 2017,
appellant in het appel van 12 juli 2017,
gemachtigde: mr. M.H.J. Kock.
De partijen worden hierna de moeder en de vader genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij beroepschrift van 11 juli 2016, met producties, is de moeder in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gewezen en op 31 mei 2016 uitgesproken beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (verder: GEA). Hierbij heeft zij één grief tegen de beschikking aangevoerd en toegelicht en een conclusie geformuleerd.
1.2
Bij beroepschrift van 12 juli 2016, met producties, is ook de vader in hoger beroep gekomen van de beschikking van 31 mei 2016. Hierbij heeft hij het hoger beroep toegelicht en een conclusie geformuleerd.
1.3
Beide partijen hebben een verweerschrift ingediend, met producties.
1.4
De zaak is in hoger beroep mondeling behandeld op 23 mei 2017. Hiervan is een proces-verbaal opgemaakt. Het Hof heeft voorzieningen getroffen als in het proces-verbaal vermeld. Aan het eind van de behandeling zijn dag en uur bepaald voor een verdere mondelinge behandeling.
1.5
De zaak is verder mondeling behandeld op 19 december 2017. De beide (hierna te noemen) kinderen zijn toen (opnieuw) door het Hof gehoord in afwezigheid van partijen en hun gemachtigden. Aansluitend daarop zijn partijen en hun gemachtigden gehoord. Zijdens de moeder was vooraf een pleitnota toegezonden, met producties. Zijdens de vader zijn aantekeningen overgelegd, ook met (vooraf toegezonden) producties. Beschikking is aangezegd tegen heden.

2.De beoordeling

2.1
Tussen partijen staat het volgende vast.
2.1.1
Uit het huwelijk tussen de vader en de moeder zijn in Aruba geboren:
[kind 1] op [datum] 2002 (hierna: [kind 1]) en
[kind 2] op [datum] 2004 (hierna: [kind 2]).
2.1.2
Bij beschikking van 1 oktober 2012 heeft het GEA de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en bepaald dat partijen gezamenlijk belast blijven met de uitoefening van het ouderlijk gezag over de kinderen.
2.1.3
Bij beschikking van 29 april 2013 is bepaald dat de vader Afl. 1.575,- per kind per maand dient bij te dragen in de kosten van hun verzorging en opvoeding en is een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen vastgesteld.
2.1.4
De vader is in hoger beroep gegaan tegen de beschikking van 29 april 2013. Bij vaststellingsovereenkomst van 21 februari 2014, gehecht aan een proces-verbaal, zijn partijen een nadere omgangsregeling overeengekomen en is overeengekomen dat de vader Afl. 1.200,- per kind per maand aan kinderalimentatie zal betalen.
2.2
In dit geding heeft de vader verzocht de kinderalimentatie te bepalen op Afl. 600,- per maand voor [kind 2] en Afl. 450,- per maand voor [kind 1], en de omgangsregeling uit te breiden. Ook heeft hij verzocht dat hij wordt belast met het eenhoofdige gezag over de kinderen.
De moeder heeft verzocht dat zij wordt belast met het eenhoofdige gezag over de kinderen en dat de omgangsregeling wordt beperkt.
Het GEA heeft een nieuwe omgangsregeling vastgesteld en de verzoeken over de kinderalimentatie en het gezag afgewezen.
In hoger beroep heeft Hof op 23 mei 2017 voorzieningen getroffen met betrekking tot de omgangsregeling en met betrekking tot de kinderalimentatie.
2.3
Het Hof acht het in het belang van de kinderen wenselijk dat het gezamenlijk gezag wordt voortgezet. Beide ouders moeten in staat worden geacht zodanig met elkaar te communiceren dat de kinderen er niet onder lijden dat het gezag gezamenlijk blijft. Het kan ook van hen worden verlangd dat zij in het belang van hun beider kinderen daarvoor hun best blijven doen.
De bestreden beschikking zal in zoverre worden bevestigd.
2.4
Partijen hebben zich akkoord verklaard met de in het dictum van deze beschikking te omschrijven omgangsregeling. De beide kinderen hebben zich er ook mee akkoord verklaard. Indien het goed gaat, zal de omgang tussen [kind 1] en de vader in de toekomst kunnen worden uitgebreid.
2.5
De kinderalimentatie dient te worden voortgezet overeenkomstig de
op 23 mei 2017 getroffen voorziening ter zake daarvan. De aldus vastgestelde hoogte van de kinderalimentatie is in overeenstemming met de wettelijke maatstaven. Enerzijds is aannemelijk dat de moeder geconfronteerd is geweest met buitengewone kosten voor de kinderen die aanleiding zouden kunnen geven de kinderalimentatie te verhogen, maar anderzijds wordt de omgangsregeling nu zodanig aangepast dat in de praktijk een groter deel van de dagelijkse uitgaven voor rekening van de vader zal komen. Die effecten kunnen tegenover elkaar weggestreept worden. Als ingangsdatum van de thans te bepalen kinderalimentatie zal 1 februari 2017 gehanteerd worden. Er zal een voorziening worden getroffen voor de periode tot die datum.
2.6
Gelet op de aard van de procedure zullen de proceskosten worden gecompenseerd. De proceshouding van partijen geeft geen aanleiding voor een andere beslissing.

B E S L I S S I N G

Het Hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover daarbij het verzoek van de man over de kinderalimentatie is afgewezen en voor zover de daar bepaalde omgangsregeling doorloopt tot na heden;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
stelt de bijdrage van de vader aan de moeder in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1] op Afl. 1.000,00 per maand en de bijdrage van de vader aan de moeder in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 2] op Afl. 750,00 per maand, in beide gevallen bij vooruitbetaling te voldoen met ingang van 1 februari 2018;
stelt de bijdrage van de vader aan de moeder in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1] en [kind 2] voor de periode tot 1 februari 2018 op hetgeen hij daarvoor heeft betaald of daarvoor op hem is verhaald;
stelt de omgangsregeling met ingang van heden als volgt vast:
a. [kind 1] zal eens in de twee weken een periode van woensdag na school tot maandag voor school bij de vader doorbrengen en de overige tijd bij de moeder;
b. [kind 2] zal eens in de twee weken een periode van maandag na school tot maandag voor school bij de vader doorbrengen en de overige tijd bij de moeder;
c. de periode die [kind 1] bij de vader doorbrengt, zal vallen in de periode waarin ook [kind 2] bij de vader verblijft;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bevestigt de bestreden beschikking voor het overige;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.C.C. Lewin, M.C.B. Hubben en H.J. Fehmers, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 16 januari 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.