ECLI:NL:OGHACMB:2018:37
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis in kort geding betreffende de overgang van personeel en voorwaardelijke schorsing
In deze zaak gaat het om een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis in kort geding, uitgesproken door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (GEA) op 28 december 2017. De houdstermaatschappij, bestaande uit de naamloze vennootschappen Operating Company N.V., Sint Maarten Telecommunication Holding Company N.V. en Caribbean Teleview Services N.V., heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. De vordering tot schorsing is ingediend op 16 januari 2018, waarbij de houdstermaatschappij c.s. stelt dat de tenuitvoerlegging van het vonnis hen in ernstige financiële problemen zal brengen. De vakbond, Sint Maarten Communications Union, verzet zich tegen de schorsing en stelt dat de belangen van de werknemers van Cable TV, die onder de vakbond vallen, voorop moeten staan.
Het Hof heeft de belangen van beide partijen afgewogen. Het GEA had eerder geoordeeld dat de houdstermaatschappij c.s. de manpower assessment moest afronden en het personeel van Cable TV moest overdragen aan de TelEm-organisatie. De houdstermaatschappij c.s. heeft aangevoerd dat de personeelskosten niet te dragen zijn en dat de overgang van personeel gevolgen heeft die niet ongedaan gemaakt kunnen worden. De vakbond benadrukt het belang van de werknemers om niet ontslagen te worden en om gunstigere arbeidsvoorwaarden te verkrijgen.
Het Hof heeft besloten de veroordeling tot het afronden van de manpower assessment voor drie weken te schorsen, maar heeft de algehele schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van het GEA afgewezen. De schorsing is voorwaardelijk, waarbij de houdstermaatschappij c.s. moet zorgen dat de werknemers van Cable TV niet worden ontslagen en dat hun loon doorbetaald wordt. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 2 februari 2018.