ECLI:NL:OGHACMB:2018:37

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
2 februari 2018
Publicatiedatum
21 februari 2018
Zaaknummer
KG 150/17 - HAR 6/18
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis in kort geding betreffende de overgang van personeel en voorwaardelijke schorsing

In deze zaak gaat het om een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis in kort geding, uitgesproken door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (GEA) op 28 december 2017. De houdstermaatschappij, bestaande uit de naamloze vennootschappen Operating Company N.V., Sint Maarten Telecommunication Holding Company N.V. en Caribbean Teleview Services N.V., heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. De vordering tot schorsing is ingediend op 16 januari 2018, waarbij de houdstermaatschappij c.s. stelt dat de tenuitvoerlegging van het vonnis hen in ernstige financiële problemen zal brengen. De vakbond, Sint Maarten Communications Union, verzet zich tegen de schorsing en stelt dat de belangen van de werknemers van Cable TV, die onder de vakbond vallen, voorop moeten staan.

Het Hof heeft de belangen van beide partijen afgewogen. Het GEA had eerder geoordeeld dat de houdstermaatschappij c.s. de manpower assessment moest afronden en het personeel van Cable TV moest overdragen aan de TelEm-organisatie. De houdstermaatschappij c.s. heeft aangevoerd dat de personeelskosten niet te dragen zijn en dat de overgang van personeel gevolgen heeft die niet ongedaan gemaakt kunnen worden. De vakbond benadrukt het belang van de werknemers om niet ontslagen te worden en om gunstigere arbeidsvoorwaarden te verkrijgen.

Het Hof heeft besloten de veroordeling tot het afronden van de manpower assessment voor drie weken te schorsen, maar heeft de algehele schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van het GEA afgewezen. De schorsing is voorwaardelijk, waarbij de houdstermaatschappij c.s. moet zorgen dat de werknemers van Cable TV niet worden ontslagen en dat hun loon doorbetaald wordt. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 2 februari 2018.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2018 Vonnis no.:
Registratienummer: KG 150/17 - HAR 6/18
Uitspraak: 2 februari 2018
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
op de vordering tot schorsing in de zaak in kort geding van:
de naamloze vennootschappen

1. SINT MAARTEN TELECOMMUNICATION

HOLDING COMPANY N.V.,

2. CARIBBEAN TELEVIEW SERVICES N.V.,

handelende onder de naam St. Maarten Cable TV,

3. SINT MAARTEN TELECOMMUNICATION

OPERATING COMPANY N.V.,
alle gevestigd in Sint Maarten,
oorspronkelijk gedaagden,
thans appellanten,
eiseressen tot schorsing,
gemachtigden: mrs. K. de l'Isle en J. Deelstra,
tegen
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
SINT MAARTEN COMMUNICATIONS UNION,
gevestigd in Sint Maarten,
oorspronkelijk eiseres,
thans geïntimeerde,
verweerster tegen de vordering tot schorsing,
gemachtigden: mrs. M.M. Hofman-Ruigrok en P. Bruns.
De partijen worden hierna in volgorde de houdstermaatschappij, Cable TV, de werkmaatschappij en de vakbond genoemd. De houdstermaatschappij, Cable TV en de werkmaatschappij (eiseressen tot schorsing) worden gezamenlijk de houdstermaatschappij c.s. genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij akte van appel van 15 januari 2018 zijn de houdstermaatschappij c.s. in hoger beroep gekomen van het in kort geding tussen partijen gewezen en op 28 december 2017 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (verder: GEA).
1.2
Bij op 16 januari 2018 ingekomen afzonderlijk verzoekschrift, met producties, hebben de houdstermaatschappij c.s., samengevat weergegeven, de schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis gevorderd, kosten rechtens.
1.3
Bij op 27 januari 2018 ingekomen verweerschrift, met producties, heeft de vakbond geconcludeerd tot afwijzing van de vordering tot schorsing, kosten rechtens.
1.4
Vonnis is gevraagd en bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
Bij de beoordeling van een vordering op de voet van art. 272 Rv moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden het belang van degene die de veroordeling verkreeg, zwaarder weegt dan dat van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist. Hierbij is een belangrijk gezichtspunt dat het GEA de vordering toewijsbaar heeft geoordeeld, en dat moet worden voorkomen dat het aanwenden van rechtsmiddelen wordt gebezigd als middel om uitstel van executie te verkrijgen. Bij de afweging moet worden uitgegaan van de bestreden beslissing en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende rechtsmiddel in beginsel buiten beschouwing.
Indien het GEA zijn beslissing tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad heeft gemotiveerd, zal de veroordeelde die schorsing van de tenuitvoerlegging wenst, aan zijn vordering feiten en omstandigheden ten grondslag moeten leggen die bij de door het GEA gegeven beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de uitspraak van het GEA hebben voorgedaan, en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken. Indien een dergelijke motivering ontbreekt, zoals in dit geval, geldt die eis niet.
2.2
In voorgaand toetsingskader ligt besloten dat de vordering toegewezen wordt, indien degene die de veroordeling verkreeg, mede gelet op de belangen aan de zijde van de veroordeelde die door de tenuitvoerlegging zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om in afwachting van de uitslag van het hoger beroep tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het ten uitvoer te leggen vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de veroordeelde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
2.3.1
In dit geding heeft het GEA, samengevat weergegeven, de volgende feiten vastgesteld. De houdstermaatschappij staat aan de top van de
TelEm-groep, die zich richt op telecommunicatie en digitale dienstverlening
in Sint Maarten. Cable TV richt zich op het aanbieden van kabeltelevisie in Sint Maarten. Cable TV heeft 28 werknemers in dienst en heeft een collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten met de vakbond. Op 3 januari 2017 heeft de houdstermaatschappij de aandelen in Cable TV verkregen. In de eerste helft van 2017 heeft de houdstermaatschappij met de vakbond gesproken over de integratie van de werknemers van Cable TV in de organisatie van de
TelEm-groep, op basis van een uit te voeren "manpower assessement".
Op 1 november 2017 is het voornemen bekend gemaakt de onderneming van Cable TV te staken en het personeel van Cable TV te ontslaan op basis van
een Lay Off plan (afvloeiïngsregeling).
2.3.2
Het GEA heeft geoordeeld dat voornoemd voornemen in strijd is met eerder gedane toezeggingen. Op die grond heeft het GEA de houdstermaatschappij c.s. veroordeeld, verkort weergegeven, om de manpower assessement af te ronden en het personeel van Cable TV overeenkomstig de uitkomsten van de manpower assessement te doen overgaan naar de
TelEm-organisatie, een en ander op straffe van verbeurte van dwangsommen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.4
De houdstermaatschappij c.s. hebben, verkort weergegeven, gesteld de volgende belangen te hebben bij toewijzing van de schorsingsvordering.
Geen van de entiteiten in de TelEm-groep kan zich de personeelskosten van Cable TV veroorloven. Een overgang van de werknemers kan vanwege de dwingendrechtelijke arbeidswetgeving gevolgen hebben die niet ongedaan kunnen worden gemaakt, ook niet indien de houdstermaatschappij c.s. het hoger beroep winnen.
2.5
De vakbond komt op voor de belangen van de werknemers van Cable TV. Hun belang is dat zij niet ontslagen worden, ook niet met een afvloeiïngsregeling, en dat de arbeidsvoorwaarden die voor de overige werknemers in de TelEm-groep gelden, zo spoedig mogelijk ook op hen van toepassing worden. Die arbeidsvoorwaarden zijn voor hen gunstiger dan hun huidige arbeidsvoorwaarden.
2.6
Er zijn geen belangen van de houdstermaatschappij c.s. aangevoerd of gebleken die zich ertegen verzetten dat de manpower assessement wordt afgerond. Wel zal het Hof de veroordeling daartoe voor drie weken schorsen, zodat er meer tijd voor is. De belangen van de werknemers worden daardoor niet of nauwelijks geschaad.
2.7
Het Hof onderkent dat uitvoering van het vonnis van het GEA een zware financiële last betekent voor de houdstermaatschappij c.s., maar het kent ook veel gewicht toe aan de belangen van de werknemers. Dat de houdstermaatschappij c.s. op korte termijn in grote financiële problemen zullen komen, waardoor zou kunnen worden gesproken van een noodtoestand in de zin als hiervoor in rov. 2.2 bedoeld, is niet gebleken. Een en ander afwegend ziet het Hof geen aanleiding voor een algehele schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van het GEA. Het Hof zal wel een voorziening treffen die enerzijds beoogt te voorkomen dat, indien het hoger beroep slaagt, de houdstermaatschappij c.s. door de beslissing van het GEA niettemin gedwongen zijn personeel in dienst te houden, terwijl achteraf blijkt dat zij daartoe niet verplicht waren. Anderzijds beoogt de voorziening te voorkomen dat indien het hoger beroep faalt, niettemin personen zijn ontslagen van wie achteraf blijkt dat zij niet ontslagen hadden mogen worden. Het Hof beoogt dit doel te bereiken door een voorwaardelijke schorsing uit te spreken. Indien de houdstermaatschappij c.s. zich niet trouw aan de voorwaarde houden, geldt het vonnis van het GEA (wat die veroordeling betreft) als niet geschorst.
2.8
Gelet op deze uitkomst zullen de kosten van deze schorsingsprocedure worden gecompenseerd.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bepaalt dat de veroordeling om de manpower assessement af te ronden aldus wordt geschorst dat niet uiterlijk op 20 januari 2018 aan deze veroordeling moet zijn voldaan, maar uiterlijk op 10 februari 2018;
schorst de veroordeling om "de overgang, zoals die volgt uit de manpower assessment, toe te passen", voor de duur van de procedure in hoger beroep, doch slechts voorwaardelijk, namelijk onder de voorwaarde dat de houdstermaatschappij c.s. er zorg voor dragen dat de werknemers van Cable TV niet worden ontslagen en dat hun loon en verdere emolumenten worden doorbetaald, behalve voor zover de Dienst Arbeidszaken toestemming geeft voor de voorgenomen ontslagen en voor zover er sprake is van pensionering van werknemers overeenkomstig de arbeidsrechtelijke rechtspositie van de betrokken werknemer;
wijst af het meer of anders gevorderde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, G.C.C. Lewin en H.J. Fehmers, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao,
Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 2 februari 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.