ECLI:NL:OGHACMB:2018:35

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 januari 2018
Publicatiedatum
21 februari 2018
Zaaknummer
KG 80828/16 - H 100/17
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van een parkeerwachter bij Curaçao Airport Partners N.V. en de rechtsgeldigheid van het ontslag

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een ontslag op staande voet van een parkeerwachter, [appellant], die in dienst was bij Curaçao Airport Partners N.V. (CAP). Het ontslag vond plaats op 21 oktober 2016, na een bespreking waarin CAP hem beschuldigde van het zich veelvuldig toe-eigenen van gelden uit parkeerautomaat nummer 2, het eigenhandig uitzetten van de camera en het niet naleven van de geldende procedures. [Appellant] heeft het ontslag betwist en vorderde loondoorbetaling in kort geding, maar het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (GEA) heeft zijn vordering afgewezen, o.a. omdat er sprake was van een dringende reden voor ontslag.

In hoger beroep heeft [appellant] geklaagd over de schending van het beginsel van hoor en wederhoor, omdat videobeelden waarop CAP zich beriep niet vooraf aan hem waren getoond. Het Hof oordeelt dat, hoewel dit een schending kan zijn, dit in hoger beroep is hersteld doordat [appellant] alsnog op de beelden heeft kunnen reageren. Het Hof beoordeelt vervolgens of de reden voor het ontslag onverwijld is medegedeeld en of CAP voldoende voortvarend heeft gehandeld in het onderzoek naar de gedragingen van [appellant].

Het Hof concludeert dat CAP voldoende voortvarend is geweest en dat de ontslagbrief in voldoende mate aansluit op de redenen die tijdens de bespreking zijn voorgehouden. Het Hof heeft de videobeelden bekeken en constateert dat er vragen zijn over de manipulatie van de beelden en de omstandigheden rondom het ontslag. Het Hof gelast een comparitie van partijen om de beelden samen te bekijken en verdere inlichtingen te verstrekken, en houdt iedere verdere beslissing aan.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2018 Vonnis no.:
Registratienummer: KG 80828/16 - H 100/17
Uitspraak: 30 januari 2018 (bij vervroeging)
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in kort geding in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende in Curaçao,
oorspronkelijk eiser,
thans appellant,
gemachtigde: mr. L.N. Asjes,
tegen
de naamloze vennootschap
CURAÇAO AIRPORT PARTNERS N.V.,
gevestigd in Curaçao,
oorspronkelijk gedaagde,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. K. de l'Isle.
De partijen worden hierna [appellant] en CAP genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij akte van appel van 3 januari 2017 is [appellant] in hoger beroep gekomen van het in kort geding tussen partijen gewezen en op 13 december 2016 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (verder: GEA), zoals verbeterd op 10 januari 2017.
1.2
Bij op 24 januari 2017 ingekomen memorie van grieven heeft [appellant] vijf grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en zijn vordering alsnog zal toewijzen, met veroordeling van CAP in de proceskosten in beide instanties.
1.3
Bij memorie van antwoord, met producties (waaronder een usb-stick), heeft CAP de grieven bestreden. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
1.4
Op 24 oktober 2017 hebben partijen pleitnotities overgelegd, met vooraf toegezonden producties. Vonnis is gevraagd en nader bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
Van het volgende kan worden uitgegaan.
2.1.1
Met ingang van 1 december 2006 is [appellant] bij CAP in dienst getreden in de functie van parking lot clerk.
2.1.2
Een geschrift, getiteld Procedure Parking System Operations and Cash Reporting, versie 2, uitgegeven in juni 2014, vermeldt onder meer:
"6.5 Removing coins or bill jams
(...)
a. Coin Jam
- Call the ADM (Airport Duty Manager, opm. Hof) on duty to assist you with removal of the coin jam
- Also call AVSEC for them to be present when opening the POF
(...)
b. Bill Jam
- Call the ADM on duty to assist you with removal of the bill jam
- Also call AVSEC for them to be present when opening the POF
(...)
Note: All jams must be registered even if it did not show on the system"
2.1.3
In de periode van 8 tot en met 21 oktober 2016 was [appellant] niet ingeroosterd.
2.1.4
Op 20 oktober 2016 heeft CAP [appellant] opgeroepen voor een bespreking op 21 oktober 2016. Tijdens die bespreking heeft CAP [appellant] op staande voet ontslagen.
2.1.5
Op 24 oktober 2016 heeft CAP een ontslagbrief aan [appellant] doen toekomen. Die vermeldt onder meer:
"Middels dit schrijven bevestigen wij u het gegeven ontslag op staande voet van 21 oktober 2016. (...). De reden voor het ontslag is gelegen in (i) het in strijd met de geldende procedures (Procedure Parking System Operations and Cash Reporting) handelingen met betrekking tot contact geld heeft verricht bij parkeerautomaat nummer 2 (...), zonder dat een tweede collega erbij was. Daarbij heeft (ii) u de camera uitgezet en (iii) zodoende heeft u zich meerdere keren gelden uit parkingstation 2 toegeëigend. Verder moet u op grond van voornoemde procedure alle bezoeken aan de parkingstation vastleggen middels een log. Ook (iv) dit heeft u nagelaten.
Het eerste incident dat wij hebben geconstateerd heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2016. (...) Naar aanleiding van dit incident hebben wij nader onderzoek verricht. Uit dat onderzoek bleek het volgende (...). [Als incidentdata worden genoemd: 9 oktober 2016, 16 september 2016, 4 september 2016, opmerking Hof]. Uit het voorgaande blijkt dat u een totaalbedrag van ANG 5.615 zich heeft toegeëigend zonder recht of titel. Daarbij komt dat u geldende procedures niet hebt nageleefd. (...)
Na alle belangen te hebben afgewogen, zijn wij dan ook van mening dat uw gedragingen die hieronder worden weergegeven een dringende reden voor ontslag op staande voet opleveren (...):
1. Het zich veelvuldig toe-eigenen van gelden uit parkingstation 2;
2. Het eigenhandig uitzetten van de camera;
3. in strijd handelen met de geldende procedure Procedure Parking System Operations and Cash Reporting.
De bovenstaande dringende redenen worden zowel ieder voor zich, als in elke willekeurige combinatie aan uw ontslag ten grondslag gelegd. Voor alle duidelijkheid: dat betekent dat wij u heden ook op staande voet zouden hebben ontslagen, wanneer zich slechts één van de bovenstaande redenen zou hebben voortgedaan, dan wel enige willekeurige combinatie van die redenen (...)."
2.1.6
Bij brief van 27 oktober 2016 heeft de gemachtigde van [appellant] de nietigheid van het ontslag ingeroepen.
2.2
In dit kort geding heeft [appellant] loondoorbetaling gevorderd, met nevenvorderingen, op grond van zijn stelling dat het ontslag nietig is. Het GEA heeft de vordering afgewezen. Het heeft daartoe geoordeeld dat sprake is van een dringende reden (rov. 16), dat het verweer dat CAP de ontslagreden ontoelaatbaar heeft aangevuld in de ontslagbrief niet slaagt (rov. 17) en dat het ontslag onverwijld is medegedeeld (rov. 18). Daartegen is het hoger beroep gericht.
2.3
In hoger beroep heeft [appellant] geklaagd dat het GEA het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden door bij de mondelinge behandeling kennis te nemen van videobeelden waarop CAP een beroep deed zonder ze van tevoren beschikbaar te hebben gesteld aan [appellant]. Of deze gang van zaken een schending van het beginsel van hoor en wederhoor oplevert, kan echter in het midden blijven. Indien [appellant] in eerste aanleg onvoldoende gelegenheid heeft gehad om op de beelden te reageren, is dat in hoger beroep hersteld. Bij memorie van antwoord heeft CAP een usb-stick met videobeelden overgelegd, waarop [appellant] bij pleitnota in hoger beroep heeft gereageerd. De klacht faalt dus bij gebrek aan belang. Het Hof zal die beelden in zijn beoordeling betrekken.
2.4
Het Hof zal thans beoordelen of voorshands voldoende aannemelijk is dat de reden voor het ontslag onverwijld is medegedeeld.
CAP heeft gesteld dat een leidinggevende van [appellant] op 11 oktober 2016 een onregelmatigheid heeft geconstateerd op videobeelden die op 9 oktober 2016 waren opgenomen. Nader onderzoek is verricht, waarbij ook videobeelden van 4 en 16 september 2014 bekeken zijn. Op 20 oktober 2016 was het onderzoek afgerond. Daarna is gebeurd wat hiervoor in rov. 2.1.4-2.1.5 is weergegeven.
Deze gang van zaken is niet voldoende gemotiveerd betwist en is voldoende aannemelijk.
2.5
Indien bij een werkgever het vermoeden is gerezen dat zich een dringende reden tot ontslag van een werknemer voordoet, en hij zich, alvorens tot ontslagverlening op staande voet over te gaan, van de juistheid van dat vermoeden wil vergewissen, is de daarbij van hem te vergen mate van voortvarendheid afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij onder meer valt te denken aan de aard en omvang van eventueel noodzakelijk onderzoek en de eventuele noodzaak tot het verzamelen van bewijsmateriaal (HR 15 februari 1980, ECLI:NL:HR:1980:AC4006, NJ 1980/328 (Gelderse Tramweg Maatschappij)). In het licht van die maatstaf is CAP voldoende voortvarend geweest. Het is redelijk dat CAP na de constatering op
11 oktober 2016 enige tijd heeft genomen om te onderzoeken of hetgeen zij op de videobeelden van 9 oktober 2016 meende te zien, ook te zien was op videobeelden van eerdere data. Het kost tijd om in het kader van een dergelijk onderzoek videobeelden van eerdere data terug te kijken en goed te beoordelen wat daarop te zien is.
2.6
Vervolgens dient beoordeeld te worden of CAP in haar ontslagbrief op ontoelaatbare wijze de reden voor het ontslag heeft aangevuld.
2.7
CAP heeft een schriftelijke weergave overgelegd van (delen van) de bespreking van 21 oktober 2016. In die weergave is sprake van ongeveer elf videobeelden die CAP kan tonen als [appellant] daar geïnteresseerd in is, van het "zomaar de machine ingaan", van het uitdoen van de camera, van een incident op 9 oktober 2016 en van een "verschil" in geld van minstens zesduizend gulden. [appellant] heeft weliswaar de juistheid van die weergave betwist, maar niet gesteld hoe de bespreking dan wel verliep. Voorshands is voldoende aannemelijk dat de door CAP overgelegde schriftelijke weergave juist is.
2.8
De ontslagbrief sluit in voldoende mate aan op hetgeen blijkens de schriftelijk weergave tijdens de bespreking van 21 oktober 2016 aan [appellant] voorgehouden is. Er is daarom geen sprake van een ontoelaatbare aanvulling van de reden van het ontslag. Het is daarbij niet van belang dat bij bespreking van 21 oktober 2016 slechts één fragment daadwerkelijk aan [appellant] is getoond. Verder merkt het Hof op dat uit de ontslagbrief voldoende duidelijk blijkt dat CAP met "veelvuldig" bedoelt: driemaal.
2.9
Ten slotte dient beoordeeld te worden of voorshands voldoende aannemelijk is dat [appellant] heeft gedaan wat hem verweten wordt. Hierbij stelt het Hof voorop dat in een kort geding minder strenge eisen aan het bewijs worden gesteld dan in een bodemprocedure.
2.1
Het Hof heeft de beelden op de usb-stick bekeken.
2.10.1
Op het eerste fragment (mogelijk van 4 september 2016) is geen tijdregistratie in beeld. Te zien is dat iemand komt aanlopen, geldautomaat 2 opent met een sleutel en iets aan de binnenkant ervan doet. Opeens verspringt het beeld van een positie waarin de geldautomaat open is en de persoon erin bezig is, naar een positie waarin de geldautomaat dicht is en de persoon niet aanwezig is. Dan komt een tekst in beeld, inhoudende dat er geen beeld is van de periode 11:25:34 AM-11:30:33 AM en dan is er nog een heel klein stukje beeld waarin het door de tekst onderbroken beeld weer doorloopt alsof er geen onderbreking is geweest. Gedurende de periode waarin de tekst in beeld is, loopt in die tekst een teller door die het startmoment zou moeten aangeven van de periode die volgens de tekst ontbreekt.
2.10.2
Het tweede fragment begint om 1:59:07 PM, 16 september 2016. Te zien is dat iemand komt aanlopen, geldautomaat 2 opent met een sleutel en iets aan de binnenkant ervan doet. Opeens, op tijdstip 1:59:29 PM, verspringt het beeld van een positie waarin de geldautomaat open is en de persoon erin bezig is, naar een positie waarin de geldautomaat dicht is en de persoon niet aanwezig is. Dan staat de teller enige seconden stil. Dan komt een tekst in beeld, inhoudende dat er geen beeld is van de periode 1:59:38 PM tot 2:04:54 PM en dan is er nog een heel klein stukje beeld waarin het beeld weer doorloopt met tijdregistratie vanaf 2:04:54 PM tot 2:04:57 PM. Gedurende de periode waarin de tekst in beeld is, loopt een teller door die het startmoment zou moeten aangeven van de periode die volgens de tekst ontbreekt. De beelden na het stukje tekst sluiten aan op de beelden ervoor alsof er geen onderbreking in tijd is.
2.10.3
Het derde fragment begint om 8:50:09 AM, 9 oktober 2016. De tijdregistratie is niet voortdurend in beeld. Te zien is dat iemand komt aanlopen, geldautomaat 2 opent met een sleutel en iets aan de binnenkant ervan doet. Om ongeveer 8:50:47 AM verspringt het beeld van een positie waarin de geldautomaat open is en de persoon erin bezig is, naar een positie waarin de geldautomaat dicht is en de persoon niet aanwezig is. Dan komt een tekst in beeld, inhoudende dat er geen beeld is van de periode 8:50:53 AM-8:53:23 AM en dan is er nog een heel klein stukje beeld. Ook bij dit derde fragment loopt gedurende de periode waarin de tekst in beeld is, een teller door die het startmoment zou moeten aangeen van de periode die volgens de tekst ontbreekt, en ook hier sluiten de beelden na het stukje tekst aan op de beelden ervoor alsof er geen onderbreking in tijd is.
2.10.4
Volgens [appellant] zijn de videobeelden gemanipuleerd. [appellant] heeft ontkend de persoon te zijn die op het eerste en het tweede fragment te zien is bij het openen van de geldautomaat. Van het derde fragment heeft hij gezegd dat hij de persoon is van wie te zien is dat hij de geldautomaat opent. Maar hij heeft ontkend op 9 oktober 2016 's-ochtends bij de geldautomaat geweest te zijn. Volgens hem was hij toen bij een training van het Vrijwilligers Korps Curaçao. Dit heeft hij onderbouwd met een kopie van een presentielijst.
2.10.5
CAP heeft gesteld en met haar in eerste aanleg overgelegde productie 3 onderbouwd dat juist op 4 september 2016, 16 september 2016 en 9 oktober 2016 er aan het eind van de dag (veel) minder geld in de automaat aanwezig bleek te zijn dan volgens de gerestreerde transacties het geval zou moeten zijn, en heeft gesteld dat er tijdens de vakantie van [appellant] en na zijn ontslag geen onverklaarbare kasverschillen zijn geweest. Dit laatste heeft CAP in hoger beroep onderbouwd met productie 5-HB.
2.10.6
Onbetwist staat vast dat niet is geregistreerd dat [appellant] op 4 september 2016, 16 september 2016 en 9 oktober 2016 parkeergeldautomaat 2 heeft opengemaakt. Ook blijkt telkens uit de beelden dat degene die de automaat openmaakt, dat doet zonder dat er een ander personeelslid bij aanwezig is. [appellant] heeft weliswaar gesteld het geschrift, getiteld Procedure Parking System Operations and Cash Reporting, nooit te hebben ontvangen en dat daar ook niet in staat dat de parking lot clerk er een tweede persoon bij moet halen als hij een parkeergeldautomaat opent, maar daarmee heeft hij niet betwist dat die regel toch voor hem gold, dat hij daarmee bekend was en dat uit het derde fragment blijkt dat hij de regel op enig moment heeft overtreden.
2.10.7
Het is het Hof voorshands niet duidelijk waarom de beelden bewegen, terwijl de plafondcamera statisch is, waarom op de fragmenten de tijdregistratie deels niet te zien is, en hoe de tekst met de doorlopende starttijd tot stand is gekomen.
De vraag rijst ook hoe [appellant] (of een ander) de videoregistratie heeft kunnen uitzetten. De camera bevindt zich hoog aan het plafond in een doorzichtige bol.
CAP heeft de mogelijkheid geopperd dat [appellant] dit heeft kunnen doen door manipulatie van bedrading die volgens CAP aanwezig is onderin aan de binnenkant van de geldautomaat. Hoe dat eruit ziet en hoe die manipulatie precies in zijn werk gaat, heeft CAP pas bij pleitnota in hoger beroep toegelicht.
Verder geldt dat [appellant] om het geld te hebben kunnen wegnemen, de geldcassettes heeft moeten kunnen openen en dus (waarschijnlijk) de beschikking moet hebben gehad over een sleutel daarvan. Hoe hij daaraan is kunnen komen, is niet duidelijk geworden. Volgens [appellant] geldt hetzelfde voor een sleutel van de binnenkast van de parkeergeldautomaat. Volgens hem beschikt hij op zijn vrije dag ook niet over een sleutel van de buitenkast.
Verder rijst de vraag waarom andere camera's die daar in de buurt hangen niet hebben geregistreerd wat er is gebeurd in elk van de drie korte periodes waarmee de op de usb-stick aanwezige beeldfragmenten volgens CAP onderbroken zijn en hoe het mogelijk is dat de persoon die de kast opende, niet zichtbaar is op het moment dat het beeld "terugkeert" (hoe wordt de camera dan weer aangezet?).
Ook is van belang dat [appellant] heeft aangevoerd dat parkeergeldautomaat 2 niet goed dichtging.
2.11
Al met al acht het Hof voldoende reden aanwezig voor een comparitie van partijen. Hierbij zal het Hof de beelden op de usb-stick samen met partijen en hun gemachtigden bekijken. Verder kan alles aan de orde komen wat hiervoor is besproken en aannemelijk maakt of juist onaannemelijk maakt dat [appellant] zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen in de ontslagbrief staat omschreven.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
gelast partijen, [appellant] in persoon en CAP deugdelijk vertegenwoordigd door een persoon die op de hoogte is van de zaak en bevoegd is tot het nemen van beslissingen daarover, beide partijen vergezeld van hun gemachtigde, te verschijnen voor het Hof tot het verstrekken van inlichtingen en het beproeven van een regeling, op dinsdag 6 maart 2018 om 10.00 uur in het Gerechtsgebouw in Curaçao;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, H.J. Fehmers en F.W.J. Meijer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 30 januari 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.