ECLI:NL:OGHACMB:2018:321

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 juni 2018
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
H101/2017
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dood door schuld en gevaar op de weg met dodelijke afloop

Op 20 juni 2018 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in hoger beroep in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 6 september 2016 in Sint Maarten, waarbij de verdachte als bestuurder van een motorrijtuig een fietser heeft aangereden, wat resulteerde in de dood van deze fietser. Het Gerecht in eerste aanleg had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar, waarvan zes maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar. De procureur-generaal heeft in hoger beroep een zwaardere straf geëist, waarbij de verdachte opnieuw werd aangeklaagd voor dood door schuld en gevaar op de weg.

Tijdens de zitting heeft het Hof de verklaringen van de verdachte en zijn raadsvrouw gehoord, evenals de vordering van de procureur-generaal. Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld door een inhaalmanoeuvre uit te voeren op een gevaarlijke weg, wat leidde tot de fatale aanrijding. Het Hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen ontzegd voor een periode van twee jaar.

De vordering van de benadeelde partij, bestaande uit schadevergoeding voor de nabestaanden van het slachtoffer, is toegewezen. Het Hof heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding en de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt. De uitspraak benadrukt de ernst van verkeersdelicten en de verantwoordelijkheden van bestuurders in het verkeer.

Uitspraak

Zaaknummer: H-101/17

Parketnummer: 100.00409/16
Uitspraak: 20 juni 2018 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) van 24 mei 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één jaar, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, en een proeftijd van twee jaar. Tevens is aan de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen ontzegd voor een periode van twee jaar. Voorts is de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van NAf 12.079,53, waarbij de schadevergoedingsmaatregel is opgelegd en is de verdachte veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, begroot op NAf 647,19, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken. Tot slot is de in beslag genomen auto van de verdachte, met kenteken [kentekennummer], verbeurd verklaard.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. J. Spaans, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.R. Bommel, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, ter zake van feit 1 primair de mate van schuld van “zeer onvoorzichtig” bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Tevens is gevorderd dat aan de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal worden ontzegd voor een periode van twee jaar en dat de inbeslaggenomen auto verbeurd zal worden verklaard. Ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde overtreding is gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot tien dagen hechtenis. Tot slot vordert de procureur-generaal ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij dat het Hof de beslissingen van het Gerecht zal overnemen.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof (deels) tot andere beslissingen komt.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
:
Feit 1:
hij op of omstreeks 6 september 2016 in Sint Maarten, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk [merk]), daarmede rijdende over de weg, de Airport Road, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam,
  • met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatste toegestane maximumsnelheid, althans een snelheid die niet of onvoldoende was aangepast op de wegsituatie en de snelheid van de overige verkeersdeelnemers, over die weg te rijden en/of
  • dat motorrijtuig te besturen terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het motorrijtuig onvoldoende geschikt was voor verkeersdeelname onder meer doordat de beide voorbanden en/of de rechter achterband van dat motorrijtuig van onvoldoende profiel was/waren voorzien en/of;
  • tijdens een inhaalmanoeuvre van een of meerdere (achtereenvolgende) personenauto(‘s) op de weghelft, bestemd voor het tegemoetkomende verkeer, te rijden, terwijl hij onvoldoende aandacht had voor het overige verkeer, althans de overige weggebruikers/ (een) aldaar aanwezige fietser(s) en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of (vervolgens);
  • (op die weghelft) met onverminderde snelheid tegen een tegemoetkomende fietser ([slachtoffer]) aan te rijden,
tengevolge waarvan fietser [slachtoffer] is komen te overlijden;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 september 2016 in Sint Maarten, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk [merk]), over de Airport Road, ter hoogte van de [locatie 1], komende uit de richting Princess Juliana International Airport, althans over een weg:
  • met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatste toegestane maximumsnelheid, althans een snelheid die niet of onvoldoende was aangepast op de wegsituatie en de snelheid van de overige verkeersdeelnemers, over die weg te rijden en/of
  • dat motorrijtuig te besturen terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het motorrijtuig onvoldoende geschikt was voor verkeersdeelname onder meer doordat de beide voorbanden en/of de rechter achterband van dat motorrijtuig van onvoldoende profiel was/waren voorzien en/of;
  • tijdens een inhaalmanoeuvre van een of meerdere (achtereenvolgende) personenauto(‘s) op de weghelft, bestemd voor het tegemoetkomende verkeer, te rijden, terwijl hij onvoldoende aandacht had voor het overige verkeer, althans de overige weggebruikers/ (een) aldaar aanwezige fietser(s) en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of (vervolgens);
  • (op die weghelft) met onverminderde snelheid tegen een tegemoetkomende fietser ([slachtoffer]) aan te rijden,
waarbij fietser [slachtoffer] is komen te overlijden;
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
Feit 2:
hij op of omstreeks 6 september 2016 in Sint Maarten,
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk [merk]), over de Airport Road, ter hoogte van [locatie 2], komende uit de richting Princess Juliana International Airport, althans over een weg:
  • met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatste toegestane maximumsnelheid, althans een snelheid die niet of onvoldoende was aangepast op de wegsituatie en de snelheid van de overige verkeersdeelnemers, over die weg te rijden en/of
  • dat motorrijtuig te besturen terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het motorrijtuig onvoldoende geschikt was voor verkeersdeelname onder meer doordat de beide voorbanden en/of de rechter achterband van dat motorrijtuig van onvoldoende profiel was/waren voorzien en/of;
  • door een middengeleider (‘traffic island’) – bestemd voor afslaand verkeer – heen te rijden tijdens een inhaalmanoeuvre van een of meerdere personenauto(‘s) en/of
  • op de weghelft, bestemd voor het tegemoetkomende verkeer, te rijden, terwijl hij onvoldoende aandacht had voor het overige verkeer, althans de overige weggebruikers/ aldaar (een) aanwezige fietser(s) en/of de verkeerssituatie ter plaatse tengevolge waarvan (vervolgens) een tegemoetkomende fietser ([fietser]) moest uitwijken naar de berm om een botsing/aanrijding met verdachte te voorkomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Bewezenverklaring
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 2 is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
feit 1:
hij op
of omstreeks6 september 2016 in Sint Maarten, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk [merk]), daarmede rijdende over de weg, de Airport Road, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer
, althans aanmerkelijk,onvoorzichtig en
/ofonoplettend
en/of onachtzaam,
  • met een
  • dat motorrijtuig te besturen terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het motorrijtuig onvoldoende geschikt was voor verkeersdeelname onder meer doordat de beide voorbanden en/of de rechter achterband van dat motorrijtuig van onvoldoende profiel was/waren voorzien en/of;
  • tijdens een inhaalmanoeuvre van een of meerdere
  • (op die weghelft
    )met onverminderde snelheid tegen een tegemoetkomende fietser ([slachtoffer]) aan te rijden,
tengevolge waarvan fietser [slachtoffer] is komen te overlijden;
feit 2:
hij op
of omstreeks6 september 2016 in Sint Maarten,
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk [merk]), over de Airport Road, ter hoogte van [locatie 2], komende uit de richting Princess Juliana International Airport
, althans over een weg:
  • met een
  • dat motorrijtuig
  • door een middengeleider (‘traffic island’) – bestemd voor afslaand verkeer – heen
  • op de weghelft, bestemd voor het tegemoetkomende verkeer, heeft gereden,
door welke gedraging
(en
)van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt,en
/ofhet verkeer op die weg werd gehinderd
, althans kon worden gehinderd.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Hof verenigt zich met de door het Gerecht gemaakte selectie van de bewijsmiddelen. Het Hof neemt deze bewijsmiddelen dan ook over, verwijst daarnaar en legt deze ten grondslag aan zijn bewezenverklaring.
Bewijsoverwegingen
De kern van het verweer van de verdediging is dat het overlijden van het slachtoffer [slachtoffer] niet aan de schuld van de verdachte is te wijten, doch dat er sprake is van een ongelukkig ongeval. Het Hof deelt dit standpunt niet en verwerpt het verweer.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is het navolgende gebleken. Op 6 september 2016 heeft de verdachte rond 16.45 uur tegen het einde van de werkdag, op een weg - die als gevaarlijk en druk bekend staat - een voor hem rijdende auto ingehaald door om een “traffic island” heen te rijden. Daarbij heeft de fietser [fietser] naar de berm moeten uitwijken om niet door de auto van de verdachte te worden aangereden. Vervolgens heeft de verdachte getracht in één inhaalmanoeuvre twee auto’s in te halen, waarbij hij de fietser [slachtoffer] heeft aangereden. Aangezien het een tweebaansweg betreft, betekende dit dat de verdachte zich bij iedere inhaalmanoeuvre op de weghelft moest begeven die voor het tegemoetkomende verkeer is bestemd. Het zich op de andere weghelft begeven is een potentieel gevaarlijke handeling. Van iedere bestuurder mag worden gevergd dat hij zich er zorgvuldig van vergewist of dit veilig kan gebeuren. Daarvan is naar het oordeel van het Hof geen sprake als er zich een tegenligger op die weghelft bevindt, ook al is dat geen auto, maar een fietser, die aan de kant van de weg rijdt. Dit geldt in het bijzonder op plaatsen waar de weghelft niet zo breed is dat een personenauto en een fietser elkaar op veilige afstand kunnen passeren. Op de plaats van het ongeluk was de weghelft 2,95 meter breed. Inhalen op een weghelft van die breedte met deze auto (een SUV) terwijl er een fietser aankomt is op zich zelf al onverantwoord. Verder moet een oplettende bestuurder er rekening mee houden dat een fietser door voor de inhaler niet waarneembare omstandigheden, een onverwachte beweging moet maken waarvoor hij de gehele breedte, althans een groter gedeelte van zijn eigen weghelft nodig heeft.
In het geval van de eerste fietser leidde het verkeersgedrag van de verdachte er reeds toe dat die fietser zelf moest uitwijken om niet door de verdachte te worden aangereden. In het tweede geval zag de verdachte geen enkele mogelijkheid meer om de hem tegemoetkomende fietser te ontwijken, waardoor hij hem met volle snelheid heeft geraakt. Ten gevolge van dit handelen is het slachtoffer overleden.
De verdachte heeft wisselend verklaard over de vraag of hij de beide fietsers die hem die dag tegemoet kwamen over het hoofd heeft gezien, óf dat hij hen wel heeft gezien en toch besloot om in te halen. Het Hof is van oordeel dat het antwoord op deze vraag in het midden kan blijven. In beide gevallen heeft de verdachte immers naar het oordeel van het Hof zeer onvoorzichtig en zeer onoplettend gehandeld. Tevens heeft de verdachte geprobeerd om twee auto’s achter elkaar in te halen en heeft hij bij het inhalen zijn snelheid kennelijk dermate onvoldoende onder controle gehad en aangepast aan de verkeerssituatie, dat hij niet zelf in staat was om een aanrijding te vermijden.
Gelet op het bovenstaande acht het Hof het geheel van de gedragingen van de verdachte, onder de gegeven omstandigheden, voldoende om vast te stellen dat de dood van het slachtoffer [slachtoffer] aan de schuld van de verdachte te wijten is en het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
Naar het oordeel van het Hof is niet komen vast te staan dat er een causaal verband bestaat tussen de staat van de banden van het voertuig van de verdachte en het overlijden van het slachtoffer, zodat de verdachte in zoverre van het tenlaste-gelegde dient te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
De bewezen verklaarde feiten worden als volgt gekwalificeerd:
feit 1 primair:
aan het verkeer deelnemen en zich daarbij zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvindt waardoor een ander wordt gedood;
feit 2:
overtreding van een verbod gesteld bij artikel 5 van de Wegenverkeersverordening.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf en maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte is te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft als bestuurder van een auto zeer onvoorzichtig en zeer onoplettend over de weg gereden, en heeft een dodelijke botsing veroorzaakt met een hem tegemoet rijdende fietser, door in te halen op een moment en plaats waar dat niet veilig kon. Door toedoen van de verdachte is het slachtoffer [slachtoffer], een jonge man in de kracht van zijn leven, overleden. De verdachte heeft met zijn handelen groot verdriet teweeggebracht bij de familie en nabestaanden van het slachtoffer. Hoewel de verdachte ter zitting spijt heeft betuigd over de gevolgen van het gebeurde, heeft hij naar het oordeel van het Hof ook in hoger beroep onvoldoende verantwoordelijkheid genomen voor zijn rol daarin. De verdachte blijft blijkbaar van mening dat er sprake is van een ongelukkig ongeval en dat hij niets verkeerd heeft gedaan. Evenals het Gerecht, rekent het Hof de verdachte dit gebrek aan inzicht in het laakbare van zijn handelen zwaar aan.
Het zeer onvoorzichtige en zeer onoplettende rijgedrag van de verdachte maakt dat hij ernstige schuld heeft gehad aan het ongeval en aan de dood van het slachtoffer [slachtoffer]. Het Hof acht een vrijheidsbenemende straf in beginsel passend en geboden. In het feit dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, ziet het Hof aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Wel zal hieraan een ruime proeftijd worden verbonden, om de verdachte duidelijk te maken dat hij zich niet kan veroorloven weer in hetzelfde onvoorzichtige gedrag te vervallen. Ook is een ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur passend en geboden.
De verdachte heeft tevens gevaar en hinder op de weg veroorzaakt door het onder 2 bewezen verklaarde. Ten aanzien van deze overtreding, die onder feit 2 is ten laste gelegd, zal het Hof aan de verdachte een aparte geldboete opleggen.
Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen, te weten de nabestaanden [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] hebben een vordering tot schadevergoeding van NAf 12.744,72 ingediend tegen de verdachte, wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit materiele schade: de fiets van het slachtoffer (NAf 5.441,11), de kosten van de uitvaart (NAf 6.656,42) en notariskosten (NAf 647,19).
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij schade heeft geleden ten gevolge van het door de verdachte gepleegde feit 1 primair, zoals bewezen verklaard, welke schade derhalve aan verdachtes schuld te wijten is.
De hoogte van die schade is, gelet op het verhandelde ter terechtzitting en de schriftelijke onderbouwing van de vordering, genoegzaam komen vast te staan. Als erfopvolger onder algemene titel zijn de nabestaanden gerechtigd tot vergoeding van de schade aan de fiets. Als rechtstreeks benadeelde zijn de nabestaanden gerechtigd tot vergoeding van de begrafeniskosten. De notariskosten dienen te worden aangemerkt als proceskosten. Een en ander is niet betwist.
De vordering van de benadeelde partijenis dan ook toewijsbaar. De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht aansprakelijk. De verdediging heeft betoogd dat de benadeelde partij zich voor de vergoeding van voornoemde schade (deels) heeft kunnen wenden tot een verzekeraar. Nog afgezien van het feit dat deze stelling op geen enkele manier is onderbouwd, doet dit niet af aan de aansprakelijkheid van de verdachte voor de geleden schade.
Het Hof ziet in het onder 1 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte (kort gezegd: dood door schuld in het verkeer) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
In beslag genomen voorwerp
De in beslag genomen auto, te weten een SUV van het merk [merk], bouwjaar [bouwjaar], kleur [kleur], kenteken [kentekennummer], waarvan ter terechtzitting is
gebleken dat deze aan de verdachte toebehoort en dat met behulp daarvan de feiten zijn begaan, zal verbeurd worden verklaard.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:54, 1:62, 1:67, 1:68, 1:78, 1:136, 1:137, 1: 224 en 2:284 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 3 van de Landsverordening houdende enige regelingen van burgerrechtelijke aard bij botsing, aan- of overrijding met motorrijtuigen en houdende regeling van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen en de artikelen 5 en 119 van de Wegenverkeersverordening.

BESLISSING

Het Hof:
- vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg en doet opnieuw recht;
- verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
- veroordeelt de verdachte ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- beveelt dat van deze straf een gedeelte,
groot 6 (zes) maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op
2 (twee) jaren bepaalde proeftijdzich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
- wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partijen geleden schade tot een bedrag van
NAf 12.097,53, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag aan [naam persoon], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op
NAf 647,19, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
- wijst af het meer of anders gevorderde;
- legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [naam persoon] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
NAf 12.097,53, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
100 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan het Land en dat betalingen aan het Land in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
  • verklaart verbeurd de in beslag genomen auto, betreffende een SUV van het merk [merk], bouwjaar [bouwjaar], kleur [kleur], kenteken [kentekennummer];
  • ontzegt aan de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van
- veroordeelt de verdachte ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde tot een
geldboete ten bedrage van NAf 500-;bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mrs. S.A. Carmelia, E.A. Saleh en H.J. Fehmers, leden van het Hof, bijgestaan door mr. B.G. Scheepbouwer, (zittings)griffier, en vervolgens op 20 juni 2018 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten.
uitspraakgriffier: