ECLI:NL:OGHACMB:2018:309

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 november 2018
Publicatiedatum
6 januari 2020
Zaaknummer
CUR2018H00191
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid van beroep tegen verwijderingsbevel en bewaring

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, die samen met haar minderjarige kinderen in beroep is gegaan tegen een beschikking van de minister van Justitie. De minister had op 9 februari 2018 bevolen dat appellante uiterlijk op 9 maart 2018 uit Curaçao zou worden verwijderd en haar voor een periode van drie jaar de toegang tot Curaçao zou worden ontzegd. Tevens werd appellante in bewaring gesteld. Appellante heeft op 19 maart 2018 een bezwaarschrift ingediend tegen deze beschikking, maar heeft op 24 maart 2018 ook beroep ingesteld bij het Gerecht. Het Gerecht verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, omdat appellante eerst op het bezwaarschrift moest wachten voordat zij beroep kon instellen. Appellante ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft de zaak op 3 oktober 2018 behandeld. De rechters hebben overwogen dat appellante, door te kiezen voor het indienen van een bezwaarschrift, pas bevoegd was om beroep in te stellen nadat het bestuursorgaan op het bezwaarschrift had beslist. De minister had het bezwaarschrift op 8 mei 2018 ongegrond verklaard, maar het Hof oordeelde dat het Gerecht het beroep op 24 maart 2018 terecht niet-ontvankelijk had verklaard, zij het op onjuiste gronden. Het Hof bevestigde de uitspraak van het Gerecht en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak werd gedaan door mr. E.A. Saleh als voorzitter, met mr. A.W.M. Bijloos en mr. J.Th. Drop als leden, en mr. M.J.C. Beerse als griffier. De uitspraak vond plaats in het openbaar op 23 november 2018.

Uitspraak

CUR2018H00191
Datum uitspraak: 23 november 2018
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[Appellante],
mede namens haar minderjarige kinderen
[Naam] en [Naam]
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 17 mei 2018 in zaak nr. CUR2018001226 en CUR2018001227, in het geding tussen:
appellante
en
de minister van Justitie.

Procesverloop

Bij bevelschrift van 9 februari 2018 (de bestreden beschikking) heeft de minister bevolen dat appellante uiterlijk op 9 maart 2018 uit Curaçao wordt verwijderd en voor een periode van 3 jaar na dagtekening van deze beschikking de binnenkomst in Curaçao wordt ontzegd. Voorts heeft de minister bevolen dat appellante in bewaring wordt gesteld.
Bij uitspraak van 17 mei 2018 heeft het Gerecht het daartegen door appellante ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellante hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 oktober 2018, waar appellante, vertegenwoordigd door mrs. B.W. Scheperboer en G.C.A. Scheperboer-Parris, advocaten, zijn verschenen.
Overwegingen
Ingevolge artikel 7, eerste lid, kunnen natuurlijke of rechtspersonen die door een beschikking rechtstreeks in hun belang zijn getroffen, daartegen beroep instellen bij het Gerecht.
Ingevolge artikel 55 zijn de personen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, bevoegd een bezwaarschrift in te dienen bij het bestuursorgaan dat de beschikking heeft genomen, en het beroep, bedoeld in artikel 7, eerste lid, pas in te stellen nadat het bestuursorgaan op het bezwaarschrift heeft beslist.
Blijkens de door de minister in eerste aanleg bij zijn pleitnota overgelegde stukken heeft appellante op 19 maart 2018 op de voet van artikel 55 van de Lar tegen de bestreden beschikking een bezwaarschrift ingediend. Op 24 maart 2018 heeft appellante tegen de bestreden beschikking beroep ingesteld bij het Gerecht. Bij beschikking van 8 mei 2018 heeft de minister het bezwaarschrift ongegrond verklaard.
Nu appellante er voor gekozen heeft om op de voet van artikel 55 van de Lar eerst een bezwaarschrift tegen de bestreden beschikking in te dienen, was appellante pas bevoegd om beroep in te stellen, nadat op het bezwaarschrift was beslist. Het Gerecht heeft het op 24 maart 2018 tegen de bestreden beschikking ingestelde beroep derhalve terecht, zij het op onjuiste gronden, niet‑ontvankelijk verklaard.
Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Saleh, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. J.Th. Drop, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, griffier.
w.g. Saleh
voorzitter
w.g. Beerse
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 november 2018