In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag voor studiefinanciering door de minister van Onderwijs, Cultuur, Jeugd en Sport. De aanvraag werd op 19 mei 2017 afgewezen, omdat appellante niet voldeed aan de vereisten van het Implementatie Plan Studeren in de Regio, dat stipuleert dat aanvragers ten minste vijf jaar legale ingezetenen van Sint Maarten moeten zijn. De appellante had eerder een aanvraag voor een permanente verblijfsvergunning gedaan, maar deze was afgewezen. Het Gerecht in eerste aanleg verklaarde het beroep van appellante ongegrond op 31 oktober 2017, waarna zij hoger beroep instelde.
Tijdens de zitting op 1 oktober 2018 werd de zaak behandeld. De appellante voerde aan dat zij recht had op studiefinanciering op basis van verwachtingen die waren gewekt door mededelingen van het hoofd van de afdeling studiefinanciering. Het Hof oordeelde echter dat een beroep op het vertrouwensbeginsel niet kon slagen, omdat er geen concrete toezeggingen waren gedaan door een bevoegde persoon. De appellante had verklaard de voorwaarden voor studiefinanciering volledig te hebben gelezen, en het Hof concludeerde dat zij op de hoogte moest zijn van de vereisten.
Het Hof bevestigde de uitspraak van het Gerecht en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door een collegiaal Hof, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en werd openbaar uitgesproken op 22 november 2018.