Op 5 juli 2018 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in hoger beroep in de zaak tegen de verdachte, die eerder door het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire was veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden voor meineed. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting heeft de procureur-generaal, mr. M.L.A. Angela, gevorderd dat het Hof het vonnis zou bevestigen, maar met een zwaardere straf van twaalf maanden. De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.
Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg bevestigd, maar de straf aangepast. De verdachte had opzettelijk valselijk verklaard als getuige in een strafzaak, wat het Hof zwaar heeft aangerekend. Desondanks heeft het Hof besloten om de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte onbetaalde arbeid moet verrichten. Het Hof heeft daarbij rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit was veroordeeld.
De beslissing van het Hof houdt in dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich tijdens de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit of de bijzondere voorwaarden niet naleeft. Het vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier tijdens een openbare terechtzitting op Bonaire.