In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante], die in eerste aanleg een verzoek had ingediend bij het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire (GEA) om te verklaren dat haar ontslag door Soronat N.V. onregelmatig was. Het GEA had dit verzoek afgewezen, omdat [appellante] niet had aangetoond waar de onregelmatigheid van de beëindiging in lag. [appellante] stelde dat zij haar arbeidsovereenkomst per 1 juli 2017 had opgezegd, terwijl Soronat beweerde dat de opzegging per 10 mei 2017 had plaatsgevonden. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 juni 2018 werd duidelijk dat er onduidelijkheid bestond over de datum van de opzegging en de voorwaarden waaronder de arbeidsovereenkomst was beëindigd. Het Hof oordeelde dat Soronat niet had aangetoond dat er sprake was van een beëindiging met wederzijds goedvinden en dat de opzegging door [appellante] per 1 juli 2017 moest worden aangenomen. Het Hof veroordeelde Soronat tot betaling van het salaris van [appellante] van 10 mei 2017 tot 1 juli 2017, alsmede tot betaling van een vergoeding voor niet opgenomen vakantiedagen. Daarnaast werd Soronat veroordeeld in de proceskosten van [appellante].