ECLI:NL:OGHACMB:2018:268

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
19 juni 2018
Publicatiedatum
12 maart 2019
Zaaknummer
P-2015/06892 H-110/17
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba inzake strafzaak met betrekking tot bezit van kantoorbenodigdheden en afbeeldingen van seksuele gedragingen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin de verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van honderd uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij zich enkel verzet tegen de bewezenverklaring van feit 2, dat betrekking heeft op het bezit van afbeeldingen van seksuele gedragingen van een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt. Tijdens de behandeling in hoger beroep heeft het Hof kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. F.A.P.M. van Deutekom, en van de argumenten van de verdachte en zijn raadsman, mr. P.A.J. van der Biezen. Het Hof heeft geconcludeerd dat het bewijs voor feit 2 tekortschiet, omdat de afbeeldingen niet onmiskenbaar strekken tot seksuele prikkeling en de leeftijd van de afgebeelde persoon niet kan worden vastgesteld. Het Hof heeft de verdachte vrijgesproken van dit feit, maar heeft het onder 1 ten laste gelegde feit wel bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van vijftig uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg is vernietigd en het Hof heeft opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

Zaaknummer: H-110/17
Parketnummer: P-2015/06892
Uitspraak: 19 juni 2018 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 20 april 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] [geboortejaar] in [geboorteplaats],
wonende te [adres], [wwonplaats].
Hoger beroep
Het Gerecht in eerste aanleg heeft de verdachte bij zijn vonnis ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van honderd uur, te vervangen door vijftig uur hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht, met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Blijkens hetgeen tijdens de behandeling in hoger beroep naar voren is gekomen, is het beroep van de verdachte uitsluitend gericht tegen de bewezenverklaring van hetgeen onder 2 is ten laste gelegd. De verdachte verzet zich niet tegen de bewezenverklaring van feit 1 en refereert zich te dien aanzien aan het oordeel van het Hof.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. F.A.P.M. van Deutekom, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. P.A.J. van der Biezen, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Vonnis waarvan beroep
Het Hof komt tot een andere bewezenverklaring dan het Gerecht in eerste aanleg. Het vonnis kan daarom niet in stand blijven.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd
:
1. dat hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 maart 2015 tot en met 20 april 2015 in Aruba,) opzettelijk een (of meer) goed(eren), te weten kantoorbenodigdheden en/of een printer (merk HP) en/of een kasregister (merk Sharp), geheel of ten dele toebehorende aan het Bureau Orthopedagogisch Centrum Aruba, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking (als lid van het Management Team van het Orthopedagogisch Centrum), in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;

(artikel 2:299 van het Wetboek van Strafrecht)

2. dat hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 augustus 2014 tot en met 31 maart 2015 in Aruba, een (of meer) afbeelding(en), te weten 3 afbeeldingen en/of een gegevensdrager, te weten een telefoon en/of een computer, bevattende een (of meer) afbeelding(en), van (een) seksuele gedraging(en), waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen -zakelijk weergegeven- bestonden uit (onder meer):
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een (jong) meisje wier ontblote borsten te zien zijn en die poseert in (een) (erotisch getinte) houding(en) en/of (op een wijze) die niet bij haar leeftijd past en/of
- het (laten) poseren van een (jong) meisje wier twee (ont)blote bovenbenen te zien zijn, waarbij dat (jong) meisje tussen die/haar benen twee (natte) vingers houdt en/of
- ( waarbij) de(ze) afbeelding(en) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft/hebben en/of strekt/strekken tot seksuele prikkeling,
(telkens) opzettelijk in bezit heeft gehad en/of zich door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe heeft verschaft;
(artikel 2:196 van het Wetboek van Strafrecht)
Vrijspraak van feit 2
Het Hof is van oordeel dat het bewijs tekortschiet om te kunnen vaststellen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde. Het Hof overweegt daartoe als volgt.
Op de computer van de verdachte zijn de twee afbeeldingen aangetroffen die de verdachte verweten worden (in het proces-verbaal van bevindingen van onderzoek computers en gegevensdragers van de verdachte [verdachte], nr 201504220000.OIG (p. 2782 e.v.) aangeduid als respectievelijk IMG-20140829-WA0006.jpg en IMG-20140831-WA0006.jpg). Het Hof heeft tijdens de behandeling ter terechtzitting kennis genomen van de kleurenafdrukken van deze afbeeldingen, zoals deze zich in het dossier van de procureur-generaal bevinden. Op geen van beide afbeeldingen is een gezicht, dan wel enig ander kenmerk afgebeeld waaruit de leeftijd van de betrokken persoon kan worden afgeleid. Op één van de afbeeldingen is een ontblote vrouwenborst waar te nemen. Op de andere worden twee - kennelijk vochtige - vingers getoond. De achtergrond van deze laatste afbeelding is vaag. Niet kan worden vastgesteld dat sprake is van twee ontblote bovenbenen en dat de vingers zich tussen twee benen bevinden.
Het Hof overweegt dat voor strafbaar bezit van kinderporno is vereist, dat de verdachte afbeeldingen in zijn bezit heeft van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, welke afbeeldingen onmiskenbaar strekken tot het opwekken van seksuele prikkeling. Naar het oordeel van het Hof dient zowel de leeftijd van de afgebeelde persoon, als de seksuele lading, per afbeelding te worden beoordeeld. Op grond van eigen waarneming komt het Hof tot het oordeel dat in het onderhavige geval onmogelijk kan worden vastgesteld dat de betreffende afbeeldingen toebehoren aan een minderjarige. Het enkele feit dat in dezelfde fotoserie een foto met het gezicht van een minderjarige is aangetroffen, is daartoe onvoldoende. Bovendien bevat de tweede afbeelding, ongeacht het feit dat de wet en de jurisprudentie ruimte bieden voor een verstrekkende uitleg, gelet op de vage achtergrond van de foto (zowel in het dossier van het Hof als in het dossier van de PG), onvoldoende aanknopingspunten om vast te stellen dat deze afbeelding in het concrete geval onmiskenbaar is bedoeld om seksuele prikkeling op te wekken.
De verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 is ten laste gelegd, met dien verstande:
dat hij op
een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van31 maart 2015
tot en met 20 april 2015 in Aruba,)opzettelijk
een (of meer)goed
(eren
), te weten kantoorbenodigdheden en
/ofeen printer (merk HP) en
/ofeen kasregister (merk Sharp),
geheel of ten deletoebehorende aan het Bureau Orthopedagogisch Centrum Aruba
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk
(e
)
goed
(eren
)verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking
(als lid van het Management Team van het Orthopedagogisch Centrum), in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had,wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit vonnis beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het Hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:299 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
- verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte is te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het Hof stemt in met de strafmaatoverwegingen van het Gerecht ten aanzien van feit 1, verwijst daarnaar en maakt deze overwegingen tot de zijne.
Het Hof komt, in aanmerking nemende dat de verdachte - anders dan in eerste aanleg - van het onder 2 ten laste gelegde is vrijgesproken, tot de slotsom dat de navolgende straf passend en geboden is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:45, 1:46 en 1:62 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Hof:
- vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg en doet opnieuw recht;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een werkstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis;
- beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van
2 (twee) urentaakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag.
Dit vonnis is gewezen door mrs. D. Radder, M.W. Scholte en J. de Boer, leden van het Hof, bijgestaan door mr. B.G. Scheepbouwer, (zittings)griffier, en vervolgens op 19 juni 2018 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba.
uitspraakgriffier: