ECLI:NL:OGHACMB:2018:260

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 mei 2018
Publicatiedatum
6 maart 2019
Zaaknummer
H-8/18
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten inzake heling na orkaan Irma

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, gewezen op 30 november 2017. De verdachte was vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde, maar veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden voor het onder 1 ten laste gelegde. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarbij alleen de beslissingen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde aan de orde zijn. Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. J. Spaans, en de argumenten van de verdachte en haar raadsman, mr. G. Hatzmann. De procureur-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.

Het Hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd, met uitzondering van de straf en de motivering daarvan. De verdachte had een aanzienlijke hoeveelheid goederen in haar woning, waarvan zij niet wist waar deze vandaan kwamen, in de nasleep van de orkaan Irma. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte wist of begreep dat de goederen van misdrijf afkomstig waren. Bij de strafoplegging heeft het Hof rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De raadsman pleitte voor een taakstraf in plaats van een gevangenisstraf, gezien de detentiecapaciteit en omstandigheden op Sint Maarten.

Het Hof heeft uiteindelijk besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gecombineerd met een werkstraf van 90 uren, en een proeftijd. Het Hof benadrukt dat dergelijk gedrag niet toelaatbaar is en dat de straf moet dienen als waarschuwing voor anderen. De beslissing van het Hof is op 24 mei 2018 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Zaaknummer: H-8/18

Parketnummer: 110.00466/17
Uitspraak: 24 mei 2018 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten van 30 november 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] [geboortejaar] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Het Gerecht in eerste aanleg heeft de verdachte bij voornoemd vonnis ter zake van het onder 2 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Gerecht in eerste aanleg beslissingen genomen ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Nu alleen de verdachte hoger beroep heeft ingesteld, is het vonnis waarvan beroep slechts aan beoordeling in hoger beroep onderworpen voor zover het betrekking heeft op de beslissingen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. J. Spaans, en van hetgeen omtrent de strafoplegging door de verdachte en haar raadsman, mr. G. Hatzmann, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep, voor zover in hoger beroep aan de orde, zal worden bevestigd, omdat het Hof zich daarmee verenigt, behoudens ten aanzien van de straf en de motivering daarvan en onder aanvulling van gronden voor wat betreft de bewijsvoering.
Bewijsoverweging
De verdachte heeft een aanzienlijke hoeveelheid goederen met een grote waarde in haar woning voorhanden gehad, zonder onderzoek te doen wie ze daar had gebracht en waar ze vandaan waren gekomen. Dit gebeurde in de nasleep van de orkaan Irma, terwijl het algemeen bekend was dat er tijdens en na de orkaan op grote schaal werd geplunderd. Gelet op deze omstandigheden kan niet anders worden geconcludeerd dan dat de verdachte wist of begreep dat de goederen van misdrijf afkomstig waren.
Oplegging van straffen
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte is te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De raadsman heeft het Hof verzocht om een taakstraf op te leggen. De samenleving heeft er volgens hem geen baat bij om de verdachte, die niet eerder met justitie in aanraking gekomen is, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De raadsman heeft tevens aangevoerd dat Sint Maarten op dit moment kampt met verminderde detentiecapaciteit en slechte detentieomstandigheden.
Het Hof is met het Gerecht van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig feit, te weten heling. Het eiland Sint Maarten bevond zich na de orkaan Irma in een desolate toestand waar rechtshandhaving moeilijk was. Een aantal mensen heeft zich hierdoor laten verleiden over te gaan tot plunderingen of heling van de hierbij verkregen goederen. Deze situatie van wetteloosheid en het daaruit voortvloeiende criminele gedrag heeft veel inwoners van Sint Maarten angst aangejaagd. Tevens heeft dit gedrag geleid tot gevoelens van verontwaardiging bij de inwoners van Sint Maarten die zich wel
aan de wet hebben gehouden en zich concentreerden op het wederopbouwen van hun land. Aan de bevolking van Sint Maarten moet worden getoond dat dergelijk gedrag niet toelaatbaar is. Ook voor een onverhoopte volgende natuur- of andere ramp moet het duidelijk zijn dat dergelijk gedrag niet wordt getolereerd. De straf moet derhalve van dien aard zijn dat anderen van dergelijk gedrag worden weerhouden. Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is dus in beginsel, ook naar het oordeel van het Hof, geïndiceerd.
Het Hof heeft echter in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding gezien om, in dit specifieke geval, voornoemde vrijheidsbenemende straf in voorwaardelijke zin op te leggen en te combineren met een werkstraf. Ten gunste van de verdachte heeft het Hof met name rekening gehouden met het feit dat zij niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
Het Hof komt tot de slotsom dat een voorwaardelijke gevangenisstraf, in combinatie met een werkstraf en een lange proeftijd, passend en geboden is om de verdachte duidelijk te maken dat zij het zich in de toekomst niet kan veroorloven in hetzelfde foute gedrag te vervallen. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.

BESLISSING

Het Hof:
- vernietigt het vonnis van het gerecht in eerste aanleg, voor zover in hoger beroep aan de orde, ten aanzien van de opgelegde straffen en doet in zoverre opnieuw recht;
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de
6 (zes) maanden;
- beveelt dat deze gevangenisstraf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij het Hof later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
3 (drie) jaren, één of meer van de na te melden voorwaarden overtreedt;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een werkstrafvoor de duur van
90 (negentig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
45 (vijfenveertig) dagen hechtenis;
- bevestigt het vonnis van het gerecht in eerste aanleg voor het overige, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.T. Paulides, G.C.C. Lewin en D. Radder, leden van het Hof, bijgestaan door mr. B.G. Scheepbouwer, (zittings)griffier, en vervolgens op 24 mei 2018 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten.
uitspraakgriffier: