ECLI:NL:OGHACMB:2018:258

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 mei 2018
Publicatiedatum
6 maart 2019
Zaaknummer
H-55/18 110.00031/17
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten inzake jeugddetentie en plundering na natuurramp

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarin de verdachte werd veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk. De zaak betreft een verdachte die in de nasleep van de orkaan Irma gebruik heeft gemaakt van de chaotische situatie op Sint Maarten om goederen te stelen. De verdachte is herkend op videobeelden terwijl hij probeerde in te breken bij een bedrijf en tijdens een huiszoeking werd een aanzienlijke hoeveelheid gestolen goederen en een verborgen vuurwapen aangetroffen. Het Hof heeft de vordering van de procureur-generaal, mr. J. Spaans, in overweging genomen en heeft het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg bevestigd, met uitzondering van de straf en de motivering daarvan. Het Hof heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstige feiten die de samenleving ontwrichten, maar heeft ook rekening gehouden met zijn jeugdige leeftijd en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. Het Hof heeft besloten om een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, gecombineerd met een werkstraf van 160 uur, en heeft bijzondere voorwaarden gesteld aan de proeftijd, waaronder begeleiding door de Voogdijraad en het naleven van een avondklok. Het vonnis is uitgesproken op 24 mei 2018.

Uitspraak

Zaaknummer: H-55/18

Parketnummer: 110.00031/17
Uitspraak: 24 mei 2018 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten van 30 november 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] [geboortejaar] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Het Gerecht in eerste aanleg heeft de verdachte bij voornoemd vonnis ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van twee jaar. Tevens is als bijzondere voorwaarde opgelegd dat hij zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Voogdijraad, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig acht, ook als dat inhoudt dat hij zich gedurende die proeftijd zal houden aan een avondklok en zal meewerken aan drugs en alcohol testen. Voorts heeft het Gerecht in eerste aanleg beslissingen genomen ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. J. Spaans, en van hetgeen omtrent de strafoplegging door de verdachte en zijn raadsman, mr. G. Hatzmann, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, omdat het Hof zich daarmee verenigt, behoudens ten aanzien van de straf en de motivering daarvan.
Oplegging van straffen en maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De raadsman heeft het Hof verzocht om een taakstraf op te leggen. De samenleving heeft er volgens hem geen baat bij om de zeer jeugdige verdachte, die niet eerder met justitie in aanraking gekomen is, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De raadsman heeft tevens aangevoerd dat Sint Maarten op dit moment kampt met verminderde detentiecapaciteit en slechte detentieomstandigheden, met name voor jeugdigen, nu het speciale jeugddetentiecentrum niet operationeel is.
Het Hof is met het Gerecht van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstige feiten. De verdachte heeft in de nasleep van een natuurramp gebruik gemaakt van de chaotische situatie om goederen weg te nemen. De verdachte dacht daarbij alleen aan zijn eigen materiële hebzucht. De verdachte is door de politie herkend op videobeelden, waarbij te zien is dat hij de deuren van “[bedrijf]” probeert open te breken. Deze videobeelden gaven aanleiding om een huiszoeking te verrichten bij verdachte. Tijdens de huiszoeking is een aanzienlijke hoeveelheid goederen aangetroffen, met een hoge waarde. De meeste goederen die werden aangetroffen, waren nog voorzien van originele prijskaartjes.Voorts was de verdachte in het bezit van een verborgen vuurwapen en een aanzienlijke hoeveelheid munitie. Door aldus te handelen heeft hij bijgedragen aan de verdere ontwrichting van een toch al kwetsbare samenleving.
Het eiland Sint Maarten bevond zich na de orkaan Irma immers in een desolate toestand waar rechtshandhaving moeilijk was. Een aantal mensen heeft zich hierdoor laten verleiden over te gaan tot plunderingen of het aannemen van geplunderde goederen. Deze situatie van wetteloosheid en het daaruit voortvloeiende criminele gedrag heeft veel Sint Maartenaren angst aangejaagd. Tevens heeft dit gedrag geleid tot gevoelens van verontwaardiging bij de Sint Maartenaren die zich wel aan de wet hebben gehouden en zich concentreerden op het wederopbouwen van hun land. Aan de bevolking van Sint Maarten moet worden getoond dat dergelijk gedrag niet toelaatbaar is. Ook voor een onverhoopte volgende natuur- of andere ramp moet het duidelijk zijn dat dergelijk gedrag niet wordt getolereerd. De straf moet derhalve van dien aard zijn dat anderen van dergelijk gedrag worden weerhouden. Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is dus in beginsel, ook naar het oordeel van het Hof, geïndiceerd.
Het Hof heeft echter in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding gezien om, in dit specifieke geval, voornoemde vrijheidsbenemende straf in voorwaardelijke zin op te leggen en te combineren met een werkstraf. Ten gunste van de verdachte heeft het Hof met name rekening houden met zijn jeugdige leeftijd en het feit dat hij niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Tevens houdt het Hof rekening met het feit dat de verdachte heeft getoond het laakbare van zijn handelen - en de ernstige gevolgen daarvan voor hem zelf en anderen - te hebben ingezien en inmiddels zijn opleiding heeft hervat. Blijkens het onderzoek van de Voogdijraad schiet de begeleiding van ouders echter te kort en wordt de verdachte aan zijn lot overgelaten. Gelet op het vorengaande acht het Hof het van belang dat de verdachte gedurende de gehele proeftijd onder begeleiding wordt gesteld van de Voogdijraad.
Het Hof is, na één en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een forse werkstraf, in combinatie met een voorwaardelijke jeugddetentie, en een lange proeftijd, passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het gerecht in eerste aanleg ten aanzien van de opgelegde straffen, en doet in zoverre opnieuw recht;
- veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de
9 (negen) maanden;
- beveelt dat deze jeugddetentie
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij het Hof later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
3 (drie) jaren, één of meer van de na te melden voorwaarden overtreedt;
- stelt als algemene voorwaarde:
dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Voogdijraad, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig acht, ook als dat inhoudt dat hij zich gedurende die proeftijd zal houden aan een avondklok en zal meewerken aan drugs en alcohol testen.
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een werkstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
80 (tachtig) dagen hechtenis;
- beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van
2 (twee) urentaakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag;
- bevestigt het vonnis van het gerecht in eerste aanleg voor het overige, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.T. Paulides, G.C.C. Lewin en D. Radder, leden van het Hof, bijgestaan door mr. B.G. Scheepbouwer, (zittings)griffier, en vervolgens op 24 mei 2018 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten.
uitspraakgriffier: