In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarin de verdachte werd veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk. De zaak betreft een verdachte die in de nasleep van de orkaan Irma gebruik heeft gemaakt van de chaotische situatie op Sint Maarten om goederen te stelen. De verdachte is herkend op videobeelden terwijl hij probeerde in te breken bij een bedrijf en tijdens een huiszoeking werd een aanzienlijke hoeveelheid gestolen goederen en een verborgen vuurwapen aangetroffen. Het Hof heeft de vordering van de procureur-generaal, mr. J. Spaans, in overweging genomen en heeft het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg bevestigd, met uitzondering van de straf en de motivering daarvan. Het Hof heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstige feiten die de samenleving ontwrichten, maar heeft ook rekening gehouden met zijn jeugdige leeftijd en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. Het Hof heeft besloten om een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, gecombineerd met een werkstraf van 160 uur, en heeft bijzondere voorwaarden gesteld aan de proeftijd, waaronder begeleiding door de Voogdijraad en het naleven van een avondklok. Het vonnis is uitgesproken op 24 mei 2018.