ECLI:NL:OGHACMB:2018:251

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
8 november 2018
Publicatiedatum
19 februari 2019
Zaaknummer
H-172/2017
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van vuurwapenbezit in Curaçao met vorderingen tot schadevergoeding

Op 8 november 2018 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in hoger beroep in de strafzaak tegen de verdachte, die eerder door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 14 juni 2017 was vrijgesproken van het voorhanden hebben van een vuurwapen. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij heeft gevorderd dat het Hof het vonnis van het Gerecht zal vernietigen en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf van vierentwintig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, en de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen vuurwapen en munitie. De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak bepleit.

Het Hof heeft de zaak onderzocht op de terechtzitting en kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal en de argumenten van de verdachte en haar raadsvrouw. Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 3 september 2016 in Curaçao samen met anderen een vuurwapen voorhanden heeft gehad. De verdachte heeft de tas, waarin het vuurwapen was verborgen, zelf vastgehouden, wat het Hof als bewijs voor haar medeplichtigheid beschouwde. Het Hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan het primair ten laste gelegde feit van vuurwapenbezit en heeft haar veroordeeld tot een gevangenisstraf van 540 dagen, waarvan 270 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren.

Daarnaast heeft het Hof de benadeelde partijen, die zich in eerste aanleg hadden gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering, omdat de wijziging van de tenlastelegging het causaal verband tussen de vorderingen en het bewezen verklaarde feit had doen vervallen. Het Hof heeft de op te leggen straffen gemotiveerd door te wijzen op de ernst van het bewezen verklaarde en de impact van vuurwapenbezit op de samenleving.

Uitspraak

Zaaknummer: H-172/2017

Parketnummer: 500.00407/16
Uitspraak: 8 november 2018 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) van 14 juni 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] [geboortejaar] te [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij voornoemd vonnis van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken. Voorts heeft het Gerecht beslissingen genomen ten aanzien van vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen.
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. M.L.A. Angela, en van hetgeen door de verdachte en haar raadsvrouw,
mr. G.E. Sophia-Allendy, naar voren is gebracht. Voorts heeft het Hof kennisgenomen van hetgeen de benadeelde partijen [benadeeldepartij 1] en [benadeeldepartij 2] in het kader van hun vordering tot schadevergoeding naar voren hebben gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder feit 1 primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van voorarrest. Zijn vordering behelst voorts de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen vuurwapen en de munitie.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof tot andere beslissingen komt.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – ten laste gelegd:
FEIT 1: VUURWAPENBEZIT
dat zij op of omstreeks 3 september 2016 in Curacao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, voorhanden heeft gehad een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 en/of één of meerdere (scherpe) patronen, in elk geval munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930;
(artikel 3 jo 11 van de Vuurwapenverordening 1930);
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht leiden,
dat [medeverdachte 1] op of omstreeks 3 september 2016 in Curacao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, voorhanden heeft gehad een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 en/of één of meerdere (scherpe) patronen, in elk geval munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930,
bij en/of tot het plegen van genoemd misdrijf, hij, verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft,
hebbende hij, verdachte, toen en daar het vuurwapen (in een tas van die [medeverdachte 1]) opgehaald/overgenomen van een medeverdachte ( [medeverdachte 2]) en/of (vervolgens) aan die [medeverdachte 1] overhandigd/overgedragen, althans op een tafel gezet waaraan die [medeverdachte 1] stond (zodat hij de tas kon pakken) en aldus de mogelijkheid gecreëerd voor die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) om dat/een wapen voorhanden te hebben;
(artikel 3 jo 11 van de Vuurwapenverordening 1930 jo artikel 1:124 Wetboek van Strafrecht);
Bewezenverklaring
Het Hof acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:
Feit 1 primair
dat zij op
of omstreeks3 september 2016 in Cura
çao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,voorhanden heeft gehad een vuurwapen
in de zin van de Vuurwapenverordening 1930en
/of één of meerdere (scherpe
)patronen
, in elk geval munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930;.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
De inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen is telkens zakelijk weergegeven.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.
1. Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2], p. 346 t/m 352, opgemaakt en op 6 september 2016 gesloten en ondertekend door [agent 1] en [agent 2], voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2]:
Ik ben beveiliger bij discotheek [naam discotheek]. Op 3 september 2016 ging ik even naar buiten. Daar kwam ik [persoon] (het Hof begrijpt: [persoon]), een bekende van me, tegen. Hij was vergezeld van een man met een rastakapsel. Aan mij werd gevraagd of ik een vuurwapen mee [naam discotheek] in kon nemen. De man met het rastakapsel haalde vervolgens een vuurwapen uit een kleine tas en overhandigde dit aan mij. Het betrof een zwartkleurige kleine revolver. Ik nam de revolver aan en stopte deze onder mijn hemd tussen mijn broeksband. Wij zijn [naam discotheek] binnengegaan.
2. Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2], p. 365 t/m 369, opgemaakt en op 20 september 2016 gesloten en ondertekend door [agent 1] en [agent 3], voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2]:
In [naam discotheek] vroeg [medeverdachte 1], dat is de man voor wie ik het vuurwapen [naam discotheek] had binnengesmokkeld, aan mij om het vuurwapen weer af te geven. Ik moest het vuurwapen aan een meisje geven. Ik zei dat het meisje naar boven moest gaan omdat daar geen camera’s zijn. Het meisje ging met de tas van [medeverdachte 1] weg en liep ermee naar boven. Ik ben ook naar boven gegaan. Daar heb ik de revolver onder mijn hemd vandaan gehaald en in de tas gestoken. Het meisje hield al die tijd de tas in haar handen.
3. Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2], p. 371 t/m 374, opgemaakt en op 28 oktober 2016 gesloten en ondertekend door [agent 4] en [agent 2], voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2]:
Boven op de eerste verdieping heb ik het vuurwapen in de tas gestoken. De vrouw hield de tas zodanig vast dat ik het vuurwapen erin kon doen.
4. Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], p. 389 t/m 393, opgemaakt en op 12 september 2016 gesloten en ondertekend door [agent 1] en [agent 4], voor zover inhoudende als verklaring van [verdachte]:
[medeverdachte 2] (het Hof begrijpt: [medeverdachte 2]) zei tegen mij om de zwarte tas die op de tafel lag voor hem te pakken en met deze naar boven te komen. Ik heb de zwarte tas van de tafel gepakt en ik ben naar boven gelopen. Vervolgens is [medeverdachte 2] naar boven gelopen. Ik zag [medeverdachte 2] heel snel iets van onder zijn hemd halen en dit in de zwarte tas steken. Ik ben teruggegaan naar beneden en daar heb ik de tas op de tafel gezet.
5. Proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict, met bijlage, los stuk, opgemaakt en op 27 oktober 2016 gesloten en ondertekend door [hoofdagent 1], [hoofdagent 2] en [hoofdagent 3], voor zover inhoudende als verklaring van de verbalisanten:
Bij een door ons ingesteld forensisch onderzoek in [naam discotheek] troffen wij op de vloer naast een houten podium dat gelegen is aan de oostelijke muur binnen de discotheek een vijf schots revolver aan van het [wapennummer]. De revolver is veiliggesteld. In de revolver bevonden zich vijf hulzen van het [wapennummer].
6. Proces-verbaal van inbeslaggenomen vuurwapen en munitie, los stuk, opgemaakt en op 6 februari 2017 gesloten en ondertekend door [hoofdagent 2], voor zover inhoudende als verklaring van de verbalisanten:
Op 3 september 2016 heeft hoofdagent [hoofdagent 1] van het Bureau Team Forensische Opsporing verzocht onderzoek te doen naar een inbeslaggenomen revolver. Het betreft een onderzoek naar een schietpartij in discotheek [naam discotheek] op 3 september 2016. Tevens werden vijf hulzen van het [wapennummer] voor onderzoek aangeboden. De revolver betreft een revolver van het merk [wapenmerk], [wapennummer].
7. Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2], met bijlage, p. 354 t/m 357, opgemaakt en op 7 september 2016 gesloten en ondertekend door [agent 1] en [agent 2], voor zover inhoudende:
- als verklaring van [medeverdachte 2]:
De revolver die staat afgebeeld op de aan mij getoonde foto lijkt op de revolver die ik uit handen van de man met het rasta kapsel heb overgenomen. Ik herken de revolver aan de grootte, de kleur en het cirkelvormige gedeelte.
- als verklaring van voornoemde verbalisanten:
Bijgevoegd is een foto van het op 3 september 2016 in [naam discotheek] inbeslaggenomen vuurwapen.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat de verdachte wist noch had moeten weten dat [medeverdachte 2] haar een vuurwapen zou geven en dat zij ook geen wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van een vuurwapen in de zwarte tas die ze bij zich had.
Het Hof overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat de verdachte een (zwarte) tas van de tafel heeft gepakt, daarmee naar boven is gelopen, alwaar [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]) heel snel iets vanonder zijn hemd heeft gehaald en in die tas heeft gedaan, zij vervolgens met de tas naar beneden is gelopen en de tas weer op de tafel heeft gezet[medeverdachte 2] heeft verklaard dat de verdachte de tas zodanig vasthield dat hij het vuurwapen erin kon steken. Bij de rechter-commissaris [2] heeft [medeverdachte 2] dit herhaald, in die zin dat hij heeft verklaard dat de verdachte zelf de tas open heeft gemaakt en open heeft gehouden toen hij het vuurwapen erin legde. De verklaringen van [medeverdachte 2] acht het Hof betrouwbaar nu hij hiermee niet alleen de verdachte, maar ook zichzelf belast en deze op een aantal belangrijke punten hun bevestiging vinden in de verklaring van de verdachte en de videobeelden.
Op deze beelden [3] is te zien hoe de verdachte met de zwarte tas de trap op loopt en even later weer terug komt. Op de videobeelden valt eveneens te zien dat de desbetreffende tas er een van geringe afmetingen is, van het type toilettas. Gelet op deze omstandigheden kan het niet anders dan dat de verdachte heeft gezien dat er door [medeverdachte 2] een vuurwapen in de door haar vastgehouden tas werd gedaan. De verdachte heeft vervolgens de tas, met daarin het vuurwapen, naar beneden gebracht en weer op tafel geplaatst, waarmee zij willens en wetens de overdracht van het wapen van [medeverdachte 2] naar een mogelijke derde tot stand heeft gebracht. Dat de verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met een ander of anderen is daarmee gegeven. De verklaring van de verdachte dat zij niet heeft geweten wat zij in de tas voorhanden had, acht het Hof dan ook ongeloofwaardig.
Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde is zowel ten aanzien van het voorhanden hebben van het vuurwapen, als ten aanzien van het voorhanden hebben van de munitie voorzien bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening en strafbaar gesteld in artikel 11 van die verordening. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening 1930, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte is te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen in een openbare gelegenheid, waar op dat moment veel jongeren aanwezig waren.
Verboden vuurwapenbezit heeft een ontwrichtende uitwerking op de Curaçaose samenleving. Er is sprake van veelvuldig gebruik van vuurwapens als gevolg waarvan veel slachtoffers vallen. Tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens dient dan ook streng te worden opgetreden.
Het Hof rekent de verdachte haar handelen zwaar aan, zeker omdat voormeld risico zich ook heeft verwezenlijkt. Met het vuurwapen dat de verdachte voorhanden heeft gehad zijn even later immers twee jongeren in een druk bezochte uitgaansgelegenheid doodgeschoten. Naar het oordeel van het Hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Daarnaast acht het Hof een taakstraf op zijn plaats.
Bij het vaststellen van de duur van de op te leggen straffen neemt het Hof in aanmerking dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Op grond van het voorgaande acht het Hof na te melden straffen passend en geboden.
In beslag genomen voorwerpen
De procureur-generaal heeft de onttrekking aan het verkeer gevorderd van een in beslag genomen vuurwapen. Aangezien niet is gebleken dat onder deze verdachte een vuurwapen in beslag is genomen kan het Hof hier over geen beslissing nemen.
Schadevergoeding
De benadeelde partijen [benadeeldepartij 1] en [benadeeldepartij 2] hebben zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding.
De benadeelde partijen zijn bij vonnis waarvan beroep in de vordering niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Evenals het Gerecht zal het Hof zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Na indiening van de vorderingen in eerste aanleg heeft de officier van justitie de tenlastelegging gewijzigd in die zin dat aan de verdachte alleen het voorhanden hebben van een vuurwapen ten laste is gelegd. Een vordering van een benadeelde partij is alleen toewijsbaar voor die schade die in rechtstreeks (causaal) verband staat met het bewezenverklaarde strafbare feit. Met de wijziging van de tenlastelegging is het mogelijke causaal verband tussen de vorderingen en het eerder gemaakte verwijt ter zake betrokkenheid bij de dood van de slachtoffers komen te vervallen. De benadeelde partijen kunnen daarom niet in hun vordering worden ontvangen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:45, 1:46, 1:123 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg en doet opnieuw recht;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
540 (vijfhonderdveertig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf een gedeelte, groot
270 (tweehonderdzeventig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, van
drie (3) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een werkstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis;
verklaart de benadeelde partij
[benadeeldepartij 1]niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
verklaart de benadeelde partij
[benadeeldepartij 2]niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. D. Radder, S.A. Carmelia en A.J. Martijn, leden van het Hof, bijgestaan door mr. L.M. Tjong-A-Tjoe, zittingsgriffier, en op 8 november 2018 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in de wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal, die onderdeel uitmaken van het einddossier van het Korps Politie Curaçao in het onderzoek “[onderzoeksnaam]”, gesloten en ondertekend op 31 januari 2017 door [wachtmeester], Wachtmeester der Eerste klasse der Koninklijke Marechaussee. Voor zover wordt verwezen naar paginanummers, betreffen het paginanummers van het einddossier “[onderzoeksnaam]”.
2.Verklaring van de verdachte bij de rechter-commissaris op 9 mei 2017 in het kader van getuigenverhoor in de zaak van de verdachte.
3.Titel videobeelden: onderzoek [onderzoeksnaam] videobeelden [naam discotheek].