BIJLAGE
Landsverordening secundair beroepsonderwijs en educatie
1. De minister kan op aanvraag van het bevoegd gezag van een instelling een opleiding erkennen, verzorgd door die instelling. Erkenning houdt in dat aan de met goed gevolg afgelegde examens of onderdelen van examens van die opleiding een diploma of certificaat als bedoeld in artikel 30 is verbonden. Voorwaarde voor erkenning is dat de desbetreffende instelling voor die opleiding in acht neemt hetgeen bij of krachtens deze landsverordening is bepaald ten aanzien van:
f. de bekwaamheidseisen, bedoeld in de artikelen 34 en 35, en
4. De minister beslist binnen vijf maanden nadat de aanvraag om erkenning voor advies is gezonden aan de ROA. Indien de beschikking niet binnen vijf maanden kan worden gegeven, stelt de minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt hij daarbij een termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
1. Bevoegd tot het geven van onderwijs is degene die:
c. in het bezit is van een bewijs van bekwaamheid als bedoeld in artikel 35, eerste lid, of
d. in het bezit is van een bewijs van bekwaamheid als bedoeld in artikel 35, tweede lid, alsmede van een bij ministeriële beschikking met algemene werking aangewezen bewijs van voldoende didactische bekwaamheid tot het geven van secundair beroepsonderwijs.
2. Met inachtneming van het gestelde in het eerste lid, onderdelen a en b, is tevens bevoegd tot het geven van onderwijs degene die
a. ten minste drie jaren ervaring heeft in de praktijk van het beroep waarop het desbetreffende onderwijs is gericht, en
b. door een combinatie van opleiding en ervaring geacht moet worden te beschikken over een kwalificatieniveau dat vergelijkbaar is met een kwalificatieniveau op basis van een bewijs van bekwaamheid als bedoeld in artikel 35, en
c. in het bezit is van een in het eerste lid, onderdeel d, bedoeld bewijs van voldoende didactische bekwaamheid.
1. De bewijzen van bekwaamheid, bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel c, zijn de bewijzen van bekwaamheid genoemd in de bijlage behorende bij artikel 36 van de Landsverordening voortgezet onderwijs (P.B. 1979, no. 29) die ten minste onderwijsbevoegdheid geven voor de eerste drie klassen van de scholen voor het hoger algemeen voortgezet onderwijs en het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs.
2. De bewijzen van bekwaamheid, bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel d, zijn:
a. een getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van een aan een instelling voor hoger beroepsonderwijs verbonden opleiding, anders dan bedoeld in het eerste lid;
b. een getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd afsluitend examen van een aan de Universiteit van de Nederlandse Antillen verbonden opleiding;
c. een buiten de Nederlandse Antillen aan een erkende universiteit of hogeschool behaald getuigschrift of diploma.