In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de naamloze vennootschap EXPEDITIEBEDRIJF MEIJER N.V., h.o.d.n. Meyer Transport (hierna: Meyer), tegen de naamloze vennootschap N.V. DE RUYTER CENTRUM (hierna: De Ruyter). Meyer is in hoger beroep gekomen van een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin De Ruyter werd toegewezen in haar vordering tot schadevergoeding voor gederfde huurinkomsten. De procedure begon met een akte van appel op 1 september 2017, gevolgd door een memorie van grieven van Meyer en een memorie van antwoord van De Ruyter. De kern van het geschil betreft de opzegging van een huurovereenkomst door Meyer, die volgens De Ruyter niet rechtsgeldig was omdat de opzegtermijn van zes maanden niet in acht was genomen. Het Hof heeft vastgesteld dat Meyer de huurovereenkomst per 30 september 2015 heeft opgezegd, terwijl de opzegtermijn pas op 1 januari 2016 zou ingaan. Dit leidde tot een schadevergoeding van NAf 48.000,00 voor De Ruyter, die door het niet tijdig opzeggen van Meyer in de gelegenheid was benadeeld om een nieuwe huurder te vinden. Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht vernietigd en Meyer veroordeeld tot betaling van het schadebedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. De kosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.