ECLI:NL:OGHACMB:2018:212

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 november 2018
Publicatiedatum
24 december 2018
Zaaknummer
AR62/2016 ghis 84422 - H -30/18 BON201600061 BON2017H00033
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over onrechtmatige heffing motorrijtuigenbelasting door het Openbaar Lichaam Bonaire

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de besloten vennootschap Scooters Bonaire tegen het Openbaar Lichaam Bonaire (OLB) over de onrechtmatige heffing van motorrijtuigenbelasting. Scooters Bonaire, oorspronkelijk eiseres en thans appellante, heeft gevorderd dat het OLB onrechtmatig heeft gehandeld door vanaf 2012 motorrijtuigenbelasting te heffen voor scooters zonder juridische grondslag. De procedure is gestart met een verzoekschrift waarin Scooters Bonaire stelt dat het OLB geen schriftelijke kennisgeving heeft gedaan over de belastingheffing, wat volgens haar in strijd is met de geldende regelgeving. Het Gerecht in eerste aanleg heeft Scooters Bonaire echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij niet gebruik heeft gemaakt van de bestuursrechtelijke rechtsgang om tegen de aanslagen op te komen.

In hoger beroep heeft het Hof de argumenten van Scooters Bonaire beoordeeld. Het Hof oordeelt dat de kennisgevingen van de belastingaanslagen aan Scooters Bonaire zijn afgegeven en dat zij de mogelijkheid had om bezwaar te maken. Het beginsel van formele rechtskracht staat in de weg aan de civiele vordering van Scooters Bonaire, omdat zij de rechtsgang niet heeft gevolgd. Het Hof wijst ook het argument van Scooters Bonaire af dat het OLB onvoldoende informatie heeft verstrekt over de mogelijkheden om tegen de heffing op te komen. Het Hof bevestigt het vonnis van het Gerecht en veroordeelt Scooters Bonaire in de proceskosten van het OLB.

De uitspraak is gedaan op 6 november 2018 door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en is openbaar uitgesproken in Curaçao.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2018 Vonnis no.:
Registratienummers: AR62/2016 ghis 84422 - H -30/18
BON201600061 BON2017H00033
Uitspraak: 6 november 2018
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
de besloten vennootschap
KRAGT BOER MANAGEMENT B.V. h.o.d.n. SCOOTERS BONAIRE,
gevestigd te Bonaire,
oorspronkelijk eiseres,
thans appellante,
gemachtigde: mr. L.M.G. Dundas,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
HET OPENBAAR LICHAAM BONAIRE,
gevestigd te Bonaire,
oorspronkelijk gedaagde,
thans geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. C. de Bres en W.J. de Nijs.
De partijen worden hierna Scooters Bonaire en het OLB genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Voor het verloop van de procedure tot 14 augustus 2018 wordt verwezen naar het tussenvonnis van die datum.
1.2
Bij akte van 11 september 2018 heeft Scooters Bonaire een bewijs van betaling van het nageheven griffierecht overgelegd.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
Scooters Bonaire heeft gevorderd dat:
- voor recht wordt verklaard dat het OLB jegens Scooters Bonaire onrechtmatig heeft gehandeld door in strijd met Motorrijtuigenbelastingverordening Bonaire 2011(hierna: MRB Bon) vanaf 2012 motorijtuigenbelasting te heffen voor de in het inleidend verzoekschrift omschreven scooters van Scooters Bonaire, alsmede dat het OLB geen juridische grondslagen heeft om voor die scooters motorrijtuigenbelasting te heffen;
- het OLB wordt veroordeeld tot vergoeding van de schade die Scooters Bonaire ten gevolge van de onrechtmatige heffing heeft geleden, nader op te maken bij staat;
- het OLB wordt veroordeeld in de proceskosten, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep heeft Scooters Bonaire haar vordering toegespitst op de belastingheffing over de jaren 2012 tot en met 2016.
2.2
In het bestreden vonnis heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: het Gerecht) Scooters Bonaire in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd dat tegen de bestreden aanslagen motorrijtuigenbelasting kon worden opgekomen in een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang, dat Scooters Bonaire dat heeft nagelaten en dat dit meebrengt dat de civiele rechter dient uit te gaan van de rechtmatigheid van de beschikkingen waarbij de aanslagen zijn opgelegd. Voor het maken van een uitzondering op deze regel heeft het Gerecht geen reden gezien.
2.3
In de eerste grief heeft Scooters Bonaire aangevoerd dat, anders dan de toepasselijke regelgeving (destijds) voorschreef, aan haar over de jaren tot 2016 geen schriftelijke kennisgeving inzake de motorrijtuigenbelasting voor het betreffende jaar is toegezonden. Wel werd in de media jaarlijks aangekondigd dat de belasting moest worden betaald, maar dat is geen beschikking. In een bestuursrechtelijke procedure zou zijn aangenomen dat van een voor bezwaar en beroep vatbare beschikking in de zin van artikel 3 WAR BES geen sprake is omdat de aankondiging geen rechtsgevolg heeft en dit ook niet beoogt. De aankondiging is een feitelijke handeling en geen publiekrechtelijke rechtshandeling, aldus de grief.
2.4
Ingevolge artikel 67 van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: FinBES) geschieden de heffing en invordering van (onder meer) de motorrijtuigenbelasting met toepassing van de hoofdstukken I en VIII Belastingwet BES. Op grond van artikel 8.92 lid 1 Belastingwet BES staat bezwaar open tegen een belastingaanslag of tegen een ingevolge de belastingwet door de inspecteur genomen voor bezwaar vatbare beschikking. In art. 8.92 lid 2 is bepaald als de belasting op aangifte is voldaan bezwaar open staat tegen het bedrag dat is betaald. De termijn is in beide gevallen twee maanden.
2.5
Artikel 7 van de MRB Bon, met als titel “wijze van heffing”, houdt in dat de belasting wordt geheven door middel van gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een ontvangstbewijs, nota of andere schriftuur. Het verschuldigde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekend gemaakt. Op grond van artikel 9 MRB Bon moet de belasting worden betaald op het moment van uitreiking van de kennisgeving dan wel, in geval van toezending daarvan binnen vijftien dagen.
2.6
Uit de memorie van toelichting bij de MRB Bon op artikel 7 blijkt dat gebruik is gemaakt van de ‘zogenaamde heffing op andere wijze’. Hiermee wordt gedoeld op een andere wijze van heffing dan die bij wege van aanslag of voldoening op aangifte. De mogelijkheid daartoe wordt geschapen door artikel 69 FinBES. Ingevolge artikel 70 lid 1 FinBES worden de andere wijze van heffing en die van bekendmaking van de belastingschuld in de belastingverordening bepaald. Uit artikel 70 lid 2 FinBES volgt dat de op andere wijze geheven belastingen voor de toepassing van de Belastingwet BES worden aangemerkt als bij wege van aanslag geheven belastingen, met dien verstande dat wordt verstaan onder de aanslag: het gevorderde, en onder het aanslagbiljet: de kennisgeving van het gevorderde bedrag.
2.7
Het OLB heeft erop gewezen dat Scooters Bonaire de in artikel 7 MRB Bon bedoelde kennisgevingen steeds heeft ontvangen en dat die zijn overgelegd als productie 3 bij het inleidend verzoekschrift. Dit is door Scooters Bonaire vervolgens niet betwist. Het Hof neemt dan ook als vaststaand aan dat die kennisgevingen of de daarmee gelijkgestelde nota’s of ontvangstbevestigingen aan haar zijn afgegeven bij het betalen van de motorrijtuigenbelasting. Op de kennisgevingen zijn de gevorderde bedragen aan motorrijtuigenbelasting vermeld. Uit het voorgaande volgt dat Scooters Bonaire daartegen bezwaar en vervolgens beroep had kunnen instellen bij de belastingrechter. Nu vast staat dat Scooters Bonaire van die rechtsgang geen gebruik heeft gemaakt, heeft het Gerecht terecht geoordeeld dat het beginsel van formele rechtskracht ertoe leidt dat een tegen die belastingheffing gerichte vordering ingediend bij de civiele rechter - uitzonderingen daargelaten - niet-ontvankelijk is.
2.8
In haar pleitnota heeft Scooters Bonaire nog aangevoerd dat sprake is van omvangrijke en complexe regelgeving waarvan zij niet op de hoogte hoefde te zijn. Het had, zo wordt betoogd, op de weg van het OLB gelegen om betere informatie te verstrekken over de mogelijkheden om tegen de heffing van motorrijtuigenbelasting op te komen. Nu het OLB dat heeft nagelaten, dreigt een tekort in de rechtsbescherming dat zodanig klemmend is dat een uitzondering moet worden aanvaard op het beginsel van formele rechtskracht.
2.9
Daargelaten dat Scooters Bonaire dit punt in hoger beroep pas bij pleidooi - en dus te laat - naar voren heeft gebracht, wordt dit betoog verworpen. De wijze van heffing en de mogelijkheden om daartegen op te komen vloeien voort uit de wet, zoals hiervoor uiteengezet. Het feit dat deze materie voor niet-deskundigen wellicht ondoorzichtig is kan, in combinatie met het ontbreken van een rechtsmiddelverwijzing, voor de belastingrechter mogelijk aanleiding zijn om een termijnoverschrijding verschoonbaar te achten, maar een uitzondering op het beginsel van formele rechtskracht rechtvaardigt dit niet.
2.1
Voor zover de grieven 1 en 2 de inhoudelijke beoordeling betreffen komt het Hof aan bespreking daarvan niet toe.
2.11
Nu Scooters Bonaire terecht niet-ontvankelijk is verklaard, is zij eveneens terecht in de proceskosten veroordeeld. Ook grief 3 wordt verworpen.
2.12
Scooters Bonaire zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het OLB in hoger beroep. Deze worden begroot op
US$ 4.191,- aan gemachtigdensalaris (3 punten maal tarief US$ 1.397,-) en
US$ 136,58 aan betekeningskosten.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
- bevestigt het vonnis waarvan beroep,
- veroordeelt Scooters Bonaire in de proceskosten van het OLB, tot vandaag begroot op US$ 4.327,58.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.W. Scholte, H.J. Fehmers en F.W.J. Meijer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 6 november 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.