ECLI:NL:OGHACMB:2018:208

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
28 augustus 2018
Publicatiedatum
24 december 2018
Zaaknummer
BON201600176 en BON2018H0023 K 3/16
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake uithuisplaatsing van een kind door de Voogdijraad

In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door de grootvader van een kind, dat onder toezicht is gesteld en tijdelijk uit huis geplaatst. De grootvader, die voogd is over het kind, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, waarin de uithuisplaatsing van het kind werd verlengd. De grootvader verzoekt het Hof om de uithuisplaatsing te beëindigen en het kind weer bij hem te laten wonen. De moeder van het kind is geestelijk gehandicapt en de vader verblijft in de Dominicaanse Republiek. De grootvader heeft in het verleden geestelijke klachten gehad, maar is inmiddels voldoende hersteld. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende belanghebbenden verschenen, waaronder de grootvader, de grootmoeder en de moeder, terwijl de Voogdijraad en de pleegmoeder niet aanwezig waren. Het Hof heeft de gronden van het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de uithuisplaatsing van het kind gerechtvaardigd blijft. Het Hof heeft de eerdere beschikking bevestigd, waarbij het belang van het kind voorop staat. De grootvader is toegelaten om kosteloos te procederen, gezien zijn bewijs van onvermogen.

Uitspraak

BURGERLIJKE ZAKEN 2018 BESCHIKKING NR.
Registratienrs.: BON201600176 en BON2018H0023
K 3/16
Uitspraak: 28 augustus 2018
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN
ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN
BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Beschikking in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende op Bonaire,
grootvader van het kind van moederszijde, voogd over het kind,
hierna te noemen: de grootvader,
oorspronkelijk belanghebbende, thans appellant,
gemachtigde: mr. A.T.C. Nicolaas,
-tegen-
JEUDZORG EN GEZINSVOOGDIJ CARIBISCH NEDERLAND,
gevestigd op Bonaire,
hierna te noemen: JGCN,
e-mail: jeanalda.pourier@jeugdzorgcn.com,
oorspronkelijk verzoekster, thans geïntimeerde.
Betreffende de uithuisplaatsing van:
[het kind],
geboren 7 juli 2011 in Bonaire,
hierna te noemen: het kind.
Andere belanghebbenden:
- [
[de moeder],
wonende in Bonaire,
hierna te noemen: de moeder,
- [
[de vader],
wonende in de Dominicaanse Republiek,
hierna te noemen: de vader,
- [
[de grootmoeder],
wonende in Bonaire,
grootmoeder van het kind van moederszijde, hierna te noemen: de grootmoeder,
- [
[de pleegmoeder],
wonende in Bonaire,
hierna te noemen: de pleegmoeder,
-
DE VOOGDIJRAAD VAN BONAIRE,
hierna te noemen: de Voogdijraad.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire, (hierna: GEA) wordt verwezen naar de in de zaak met K nummer 3 van 2016 gegeven en op 26 maart 2018 uitgesproken beschikking.
1.2.
De grootvader heeft in een beroepschrift, met producties, ter griffie ingekomen op 4 mei 2018 hoger beroep ingesteld tegen voornoemde beschikking. Hierin heeft hij zijn beroep toegelicht en geconcludeerd dat het Hof de bestreden beschikking gedeeltelijk zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zal bepalen dat er geen gronden zijn om het kind uit huis te plaatsen, een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
1.3.
De grootvader heeft een bewijs van onvermogen d.d. 4 mei 2018 overgelegd.
1.4.
Op 11 juni 2018 heeft de grootvader nieuwe producties ingezonden.
1.5.
JGCN heeft in een verweerschrift, met producties, het hoger beroep bestreden en geconcludeerd tot bevestiging van de bestreden beschikking.
1.6.
Op 21 augustus 2018 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden door middel van een videoverbinding tussen de gerechtsgebouwen in Curaçao en Bonaire. Verschenen op Bonaire zijn de grootvader, de grootmoeder en de moeder, vergezeld van de gemachtigde van de grootvader en van een tolk. Namens JGCN zijn verschenen mevrouw J. Pourier, coördinator gezinsvoogdij, en mevrouw [naam 1], gezinsvoogd. De vader en de Voogdijraad zijn niet verschenen. De pleegmoeder is niet verschenen, maar was wel bereikbaar per telefoon.
1.7.
Na afloop van de behandeling heeft de voorzitter medegedeeld dat heden een beschikking zal worden uitgesproken.

2.De ontvankelijkheid

Het hoger beroep is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat de grootvader daarin kan worden ontvangen.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de inhoud van de gronden van het hoger beroep wordt verwezen naar het beroepschrift.

4.Beoordeling

4.1.
Het kind is bij beschikking van 4 april 2016 onder toezicht gesteld, waarbij de plaatsing bij de grootvader is gehandhaafd. Bij beschikking van 29 juni 2016 is de plaatsing bij de grootvader opgeheven en is het kind geplaatst bij een crisis pleeggezin. De ondertoezichtstelling is verlengd bij beschikking van 3 april 2017. Daarbij is een machtiging tot uithuisplaatsing gegeven voor zes maanden. Bij de bestreden beschikking is de ondertoezichtstelling verlengd en is een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van één jaar verleend.
4.2.
De moeder is geestelijk gehandicapt. De grootvader oefent het gezag (de voogdij) uit over het kind. De grootvader had geestelijke klachten, waaronder die van depressie, is behandeld in het PAAZ in Curaçao en is inmiddels voldoende genezen. De vader van het kind is uit zicht; hij verblijft in de Dominicaanse Republiek.
4.3.
Het hoger beroep betreft niet de verlenging van de ondertoezichtstelling. Het beperkt zich tot de uithuisplaatsing. Weliswaar is er sedert het instellen van hoger beroep een betrekkelijk ruime omgangsregeling getroffen, waarin het kind van donderdag tot maandag bij het gezin van grootvader, grootmoeder en moeder verblijft, maar de grootvader wil dat het kind de hele week (of elke dag) in dit gezin is.
4.4.
Het hoger beroep faalt. Het Hof sluit zich aan bij het oordeel van het GEA en maakt dit tot de zijne. Dat de vorige machtiging tot uithuisplaatsing verlopen was, staat aan een nieuwe niet in de weg. De gronden voor een uithuisplaatsing zijn thans aanwezig. Het Hof voegt het volgende toe.
4.5.
JGCN heeft in het verweerschrift in hoger beroep onder meer het volgende aangevoerd:
‘Om meer zicht te krijgen op de thuissituatie en op de opvoedingsvaardigheden van opa en oma, is ambulante hulpverlening nu met dat doel ingezet. Daarbij zijn de bezoeken van [het kind] thuis uitgebreid. Afgesproken is dat moeder geen opvoedingsverantwoordelijkheid zal dragen voor [het kind].
Opa en oma hebben steeds meer verantwoordelijkheden gekregen voor wat de verzorging en gedeeltelijke opvoeding van [het kind]. Gezien is dat zij beiden ontzettend hun best deden maar dat [het kind] een kind is dat veel duidelijkheid en structuur nodig heeft.
De aanleiding voor de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing was dat gedurende de periode dat [het kind] thuis aan het wennen was, er sprake was van (dreigend) onveiligheid in de thuissituatie. In een overleg d.d. 23 oktober 2017 heeft JGCN getracht opheldering te krijgen m.b.t. een incident bij opa thuis waarbij [het kind] zijn moeder zou hebben geslagen. Volgens opa ging het om een ongeluk waarbij [het kind] met de hand tegen het lijf van moeder zou zijn gekomen. [het kind] vertelt zelf dat hij zijn moeder met regelmaat sloeg als hij zijn zin niet kreeg. Uit genoemd overleg met opa en oma is gebleken dat opa het slaan als enige disciplinaire middel beschouwt. Dit onderbouwde hij met uitspraken uit de Bijbel. Uit voorzorg voor een dreigende escalatie en een duidelijk terugval door een gebrek aan pedagogisch inzicht bij opa heeft JGCN toen besloten de terugplaatsing aan te houden. Opa heeft zich weliswaar in eerste instantie verzet en zijn ongenoegen hierover geuit maar heeft in een vervolg gesprek ingestemd met een uitstel van een maand gezien hij nog werkzoekende was. JGCN heeft opa op de hoogte gesteld dat haar besluit beruste op het feit dat er zorgen waren m.b.t. de veiligheid en dat het wederom inzetten van ambulante hulp noodzakelijk was om de pedagogische vaardigheden te toetsen en waar nodig te versterken. Zoals blijkt uit de door opa zelf aangehaalde evaluatie rapport d.d. 31 juli 2017 waren toen een meerderheid van de doelen behaald. Er was echter toen geen momenten van het dragen van opvoedingsverantwoordelijkheid. JGCN heeft geconcludeerd dat de vergaarde kennis en oefeningen slechts tijdelijk door opa werden toegepast; zonder ondersteuning vervalt het gezin weer terug in een oude situatie met veel stress en instabiliteit.
Er is ook een patroon te zien waarbij opa op een zeer geëmotioneerde wijze pleit voor terugplaatsing van [het kind], doch bij gesprekken over uitbreiding van bv. de bezoektijden, het opa is die aangeeft dit niet te kunnen verdragen. JGCN heeft het Centrum voor Jeugd en Gezin benaderd om het gezin via spel te ondersteunen in de contactlegging met [het kind]. [het kind] is kort hierop vier dagen bij zijn familie thuis gaan verblijven en 3 dagen in het pleeggezin.
Het doel hiervan was om zowel [het kind] als zijn biologisch gezin langzamerhand te laten wennen aan zijn aanwezigheid thuis. De uitbreiding is ruim van te voren aangekondigd zodat de nodige voorbereidingen gemaakt konden worden en de ambulante medewerker het gezin hierin kon ondersteunen. Na de geplande datum voor uitbreiding, verzocht opa wederom een uitstel van een week zodat hij een aantal praktische zaken kon regelen.
Tijdens het hulpverleningstraject was er grote disharmonie te zien in de geboden structuur bij pleegmoeder en biologische familie. Bij pleegmoeder lukte het haar wel om [het kind] de nodige structuur aan te bieden en dit zorgde ervoor dat [het kind] zich leeftijdsadequaat kon ontwikkelen, De stelling van opa dat pleegmoeder geen pedagogische vaardigheden zou hebben is dus ongegrond.
Het is JGCN niet ontgaan dat het gezin van opa in de afgelopen zeven maanden baat heeft gehad bij het hulpverleningstraject. Er zijn grote stappen gemaakt op het gebied van structuur neerzetten en duidelijkheid scheppen over wat [het kind] van zijn opvoeders kan verwachten. Deze vooruitgang is mede te danken aan oma die nu de ruimte pakt en versterkt is in haar opvoedersrol. Daarnaast zijn er concrete afspraken gemaakt over wie het vaste aanspreekpunt is voor [het kind]. Echter rest nog een zorg en dat is het stellen van grenzen en consequent naleven hiervan door opa die [het kind] snel zijn zin geeft wanneer hij een keel opzet. Ondanks dat er duidelijk regels worden gesteld en afgesproken, hangt het halen of falen van dit doel af van de stemming en medewerking van [het kind] af alsook de wijze waarop zijn opvoeders op hem reageren. Bij ongewenst gedrag van [het kind] wordt opa zichtbaar onrustig en soms verbaal agressief. De situatie is op meerdere momenten dusdanig uit de hand gelopen dat een buurman in moest springen om de situatie te sussen. Het lukt [het kind] om thuis zijn zin af te dwingen door opstandig gedrag te tonen. Opa geeft snel toe en er ontstaat strijd in huis tussen opa en oma, die wel het belang van consequent handelen en grenzen stellen is gaan inzien.’
4.6.
Het Hof acht deze motivering overtuigend. Het Hof heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de feitelijke constateringen. Dat de grootvader het kind verwend is door hem ter zitting toegegeven. De grootvader ziet in de verwennerij geen nadelen. JGCN neemt terecht een ander standpunt in. Kennelijk verschillen ook grootvader en grootmoeder in deze van mening. Het is van belang, zoals JGCN opmerkt, dat grootvader en grootmoeder op één lijn komen.
4.7.
Al met al acht het Hof het in het belang van het kind geboden dat het verblijf van het kind bij de pleegmoeder wordt gecontinueerd. Ten aanzien van het verblijf bij de pleegmoeder bevindt zich verslaglegging in het dossier. Volgens JGCN biedt zij structuur aan het kind en het Hof heeft geen reden hier anders over te denken.
4.8.
Uit het voorgaande volgt dat de bestreden beschikking moet worden bevestigd. Voor een kostenveroordeling is onvoldoende reden. Gezien het overgelegde bewijs van onvermogen zal het Hof de grootvader toelaten kosteloos te procederen.

5.Beslissing

Het Hof:
- laat de grootvader toe kosteloos te procederen;
- bevestigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J. de Boer, M.W. Scholte en F.W.J. Meijer, leden van het Hof, en bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 augustus 2018 in Curaçao, in tegenwoordigheid van de griffier.